Regeling tot wijziging van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992
Regeling tot wijziging van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992regeling | 27-03-2008 | nr DV08-253
Regeling tot wijziging van de Uitvoeringsrgeling belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992
Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken,
Directie Douane en Verbruiksbelastingen
Besluit van 27 maart 2008, nr. DV2008/253, Stcrt. nr. 61
De staatssecretaris van Financiën, Gelet op artikel 9b, tweede, derde en vijfde lid, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992,
Besluit:
Artikel IArtikel 7 van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 komt te luiden:
1. Artikel 9b, derde lid, van de wet is van toepassing tenzij de omvang van de emissie van deeltjes per kilometer bedoeld in artikel 9b, tweede lid, van de wet blijkt uit:
a. de voor de auto verleende typegoedkeuring als bedoeld in artikel 22 van de Wegenverkeerswet 1994;
b. indien voor de auto geen typegoedkeuring is verleend, een voor de auto verleende individuele goedkeuring als bedoeld in artikel 26 van de Wegenverkeerswet 1994;
c. indien voor de auto geen typegoedkeuring en ook geen individuele goedkeuring als bedoeld in artikel 26 van de Wegenverkeerswet 1994 is verleend, een testrapport van een individuele keuring opgesteld overeenkomstig bijlage I van richtlijn 70/220/EEG van de Raad van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de luchtverontreiniging door gassen afkomstig van motoren met elektrische ontsteking in motorvoertuigen (Pb L 76);
d. in andere gevallen dan bedoeld in de onderdelen a, b en c: een voor de auto overgelegd document bedoeld in artikel 6 van richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (PB L 42), opgesteld overeenkomstig bijlage I van richtlijn 70/220/EEG danwel de overgelegde goedkeuring overeenkomstig een gelijkwaardig internationaal reglement bedoeld in artikel 9 van richtlijn 70/156/EEG waarin de gemeten emissie van deeltjes per kilometer is vermeld en is vastgelegd overeenkomstig bijlage I van richtlijn 70/220/EEG of daarmee gelijkwaardig.
2. Bij de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde individuele keuring van de auto wordt door belanghebbende het goedkeuringsformulier, als bedoeld in bijlage X behorende bij richtlijn 70/220/EEG, overgelegd. Uit dit goedkeuringsformulier dient te blijken wat de gemeten emissie van deeltjes is. Indien uit het goedkeuringsformulier zelf niet blijkt wat de gemeten emissie van deeltjes is, kan het aantonen daarvan geschieden door overlegging van het bij het goedkeuringsformulier behorende testrapport. Het testrapportnummer dient volledig overeen te komen met het nummer dat is vermeld op het goedkeuringsformulier.
Artikel IIDeze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2008.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De staatssecretaris van Financiën,
J.C. de Jager
Toelichting
AlgemeenMet deze regeling wordt de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 gewijzigd in verband met de invoering van de fijnstofdifferentiatie voor dieselpersonenauto's per 1 april 2008.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I (artikel 7 Uitvoeringsregeling belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992)Artikel 9b van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (BPM) voorziet per 1 april 2008 in een differentiatie van de BPM gebaseerd op de uitstoot van fijnstofdeeltjes per kilometer door een personenauto die wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking (dieselauto). De wijze waarop de omvang van de emissie van deeltjes per kilometer wordt vastgesteld, wordt op basis van artikel 9b, derde en vijfde lid, van de wet voorgeschreven in het gewijzigde artikel 7 van deze regeling.
Artikel 7 bepaalt dat voor de fijnstofdifferentiatie wordt uitgegaan van de in artikel 9b, derde lid, vermelde omvang van de fijnstofuitstoot tenzij de omvang van de emissie van deeltjes is aangetoond op één van de hierna beschreven wijzen.
De meest voorkomende wijze zal zijn dat de omvang van de emissie van deeltjes per kilometer blijkt uit een voor de auto verleende typegoedkeuring als bedoeld in artikel 22 van de Wegenverkeerswet 1994 (in het kentekenregister wordt in de regel de omvang van de fijnstofemissie van personenauto's met een Europese typegoedkeuring (ETG) vermeld).
Indien voor de auto geen typegoedkeuring maar een individuele goedkeuring als bedoeld in artikel 26 van de Wegenverkeerswet 1994 is verleend, blijkt de omvang van de emissie uit deze goedkeuring. De auto zal voor zo'n individuele goedkeuring ter keuring moeten worden aangeboden bij een keuringstation van de RDW. Bij die keuring dient belanghebbende het in artikel 7, tweede lid, bedoelde EG-goedkeuringsformulier (het zogenoemde emissiecertificaat) te overleggen, alsmede in voorkomend geval het daar bedoelde testrapport.
De derde wijze waarop de omvang van de fijnstofemissie kan worden aangetoond, is een testrapport van een individuele keuring inzake de omvang van de emissie van deeltjes, vastgesteld overeenkomstig bijlage I van richtlijn 70/220/EEG. Hiermee heeft belanghebbende de mogelijkheid om voor de toepassing van artikel 9b van de wet de emissie van deeltjes te laten bepalen door bijvoorbeeld TNO. Dit is opgenomen in onderdeel c van het onderhavige artikel.
De vierde wijze waarop de omvang van fijnstofemissie kan worden aangetoond, is opgenomen in onderdeel d van dit artikel. Deze ziet op het overleggen van het certificaat van overeenstemming (document bedoeld in artikel 6 van richtlijn 70/156/EEG) dat behoort bij de personenauto. Het certificaat van overeenstemming is het "geboortebewijs" van het voertuig. Een certificaat van overeenstemming wordt door de fabrikant afgegeven voor een voertuig dat is gebouwd volgens een Europese typegoedkeuring. Een certificaat van overeenstemming vermeldt de specificaties conform de criteria van de ETG zoals o nder meer de CO2-uitstoot en de fijnstofuitstoot van de personenauto. In principe moet het certificaat van overeenstemming met ieder voertuig worden meegeleverd. Daarnaast is het mogelijk een duplicaat certificaat van overeenstemming achteraf opnieuw aan te vragen bij de fabrikant van de auto. De omvang van de emissie van deeltjes moet ook in dit geval worden vastgesteld conform de terminologie en meetmethode van richtlijn 70/220/EEG.
Artikel 9b, tweede lid, laatste volzin, van de wet geeft de bevoegdheid bij ministeriële regeling toe te staan dat de omvang van de emissie van deeltjes op een andere wijze wordt vastgesteld, bijvoorbeeld als er zich in de praktijk groepen personenauto's zonder ETG aandienen waarbij de omvang van de fijnstofemissie weliswaar niet conform de genoemde richtlijn maar wel met een vergelijkbare methodiek is vastgesteld. Aan deze bevoegdheid wordt invulling gegeven in onderdeel d van het onderhavige artikel door toe te staan dat - bij gebreke van een certificaat van overeenstemming - een goedkeuring overeenkomstig een gelijkwaardig internationaal reglement bedoeld in artikel 9 van richtlijn 70/156/EEG voor de desbetreffende personenauto wordt overgelegd waarin de emissie van deeltjes per kilometer is vermeld en is vastgelegd op een gelijkwaardige wijze als overeenkomstig bijlage I van richtlijn 70/220/EEG.
Indien de omvang van de fijnstofuitstoot niet op één van de hiervoor genoemde wijzen is aangetoond, wordt voor de BPM-differentiatie op grond van artikel 9b, derde lid, van de wet uitgegaan van de maximaal toegestane uitstoot van fijn stof (zogenoemde Euro-4-norm). Deze is afhankelijk van het ledig gewicht van een auto en komt neer op:
- 25 mg/km voor personenauto's met een ledig gewicht van maximaal 1500 kg;
- 40 mg/km voor een personenauto met een ledig gewicht hoger dan 1500 kg maar ten hoogste 2000 kg;
- 60 mg/km voor een personenauto met een ledig gewicht een ledig gewicht, hoger dan 2000 kg.
Artikel II (Inwerkingtreding)Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze regeling, te weten 1 april 2008.
De staatssecretaris van Financiën,
J.C. de Jager.
Meer informatie
Besluit 27 maart 2008 nr. DV08-253
Bijlage | 31-03-2008 | PDF bestand, 20.0 kb
Ministerie van Financiën