Fiscale nieuwsflits 25 maart 2008
nieuwsbericht | 25-03-2008 | nr 20080325 | Directie Voorlichting
* Samenwerkingsverband was geen ondernemer voor de omzetbelasting
* Landbouwstructuurvrijstelling bleek toch van toepassing
Samenwerkingsverband was geen ondernemer voor de omzetbelasting
o De staatssecretaris stelt geen cassatieberoep in tegen het
hofoordeel dat het samenwerkingsverband tussen twee personen geen
ondernemer was voor de omzetbelasting.
A en B hebben samen twee percelen grond gekocht, daarop twee woningen
gerealiseerd en die woningen weer verkocht. Een en ander is met een
kortlopende lening gefinancierd. Het eenmalige project loopt van maart
1999 tot november 2000. A exploiteert een bouwkundig tekenbureau en B
is hoofd administratie bij een autobedrijf.
Voor de inkomstenbelasting is het aandeel van A gerekend tot de winst
uit het tekenbureau (Hof Den Bosch van 9 juni 2004, nr. 2002/03441. In
geschil is of het samenwerkingsverband in de heffing van de
omzetbelasting kan worden betrokken. Is het samenwerkingsverband
ondernemer in de zin van art. 7, lid 1OB? Zowel rechtbank als hof
oordeelden dat geen sprake was van ondernemerschap.
De staatssecretaris gaat niet in cassatie en geeft een toelichting,
zie onderstaande doorklik
Toelichting staatssecretaris van 10 maart 2008, nr. DGB 2008-856,
n.a.v. uitspraak Hof Den Bosch van 24 januari 2008, 2006/00225, 2000,
OB 1968 7
Landbouwstructuurvrijstelling bleek toch van toepassing
o De staatssecretaris licht toe waarom hij afziet van cassatieberoep
tegen de uitspraak waarin het hof de landbouwstructuurvrijstelling van
toepassing achtte.
A kocht in 2001 landbouwgrond van de twee landbouwers. De verkopers
exploiteerden gezamenlijk een landbouwbedrijf (deels op eigen grond en
deels op van de kopers gepachte grond) en wilden ieder voor zichzelf
beginnen. Door de verkooptransactie kon de aankoop van een ander
agrarisch bedrijf voor één van de verkopers worden gefinancierd. Er
wordt overeengekomen dat de verkochte grond ` terug` gepacht wordt
door de verkoper die het oorspronkelijke bedrijf voortzet (sale and
lease back). A oefent zelf geen landbouwbedrijf uit. In geschil is of
op de verkrijging van de landerijen de landbouwstructuurvrijstelling
van toepassing is.
Nadat de Hoge Raad de zaak had verwezen oordeelde het verwijzingshof
aannemelijk dat sprake was van een verkrijging met de bedoeling
verbetering van de landbouwstructuur. De kopers hadden namelijk het
oogmerk hun reeds in bezit zijnde grond en het nieuw verkregene, als
geheel als landbouwgrond in stand te houden. Tevens ondersteunden zij
de schaalvergroting van de bedrijven van de verkopers. Verder oordeelt
het hof dat geen rechtsregel noch de ratio van de vrijstelling er aan
in de weg staat dat die van toepassing is bij een verkrijging in de
situatie waarin een langstlevende het vruchtgebruik verkrijgt van de
nalatenschap van erflater en de kinderen de blote eigendom ervan,
alsmede wanneer het verkregene is verworven in het kader van
herbelegging van vruchtgebruikvermogen.
De staatssecretaris gaat niet in cassatie en geeft een toelichting,
zie onderstaande doorklik
Toelichting staatssecretaris van 12 maart 2008, nr. DGB 2008-923,
n.a.v. uitspraak Hof Den Haag van 29 januari 2008, 2007/00436, Wbr 15
en Uitv besl WBR 6a
Meer informatie
* Toelichting staatssecretaris 10 maart 2008 nr. DGB08-856
Bijlage | 31-03-2008 | PDF bestand, 11.0 kb
* Toelichting staatssecretaris 12 maart 2008 nr. DGB08-923
Bijlage | 31-03-2008 | PDF bestand, 15.0 kb
* Uitspraak Hof Den Bosch 9 juni 2004 nr. 2002/03441
* Uitspraak Hof Den Bosch 24 januari 2008, 2006/00225 is tot op
heden niet gepubliceerd
* Uitspraak Hof Den Haag 29 januari 2008 nr. 2007/00436 is tot op
heden niet gepubliceerd
* Hoge Raad 14 mei 2004 nr. 39324
* Laatst aangepast: 31-03-2008
Ministerie van Financiën