Onderzoek over palliatieve sedatie in British Medical Journal
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
PG/E-2841210
28 maart 2008
Naar aanleiding van berichten in de media over een in het British
Medical Journal gepubliceerd onderzoek van het Erasmus Medisch Centrum
over palliatieve sedatie heeft u verzocht om een brief met een reactie
op deze publicatie. Deze brief bevat mijn reactie.
Het artikel van mevrouw dr Rietjens en anderen dat onlangs in het
British Medical Journal werd gepubliceerd had tot doel de praktijk van
palliatieve sedatie in Nederland te bestuderen en de cijfers hierover
van het jaar 2005 te vergelijken met die van 2001. Voor de publicatie
is gebruik gemaakt van de onderzoeksgegevens die uit het onderzoek
voor de evaluatie van de Wet levensbeëindiging op verzoek en hulp bij
zelfdoding zijn verkregen. De onderzoekers van de publicatie in het
British Medical Journal zijn de onderzoekers die de evaluatie van de
Wet levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding hebben
uitgevoerd. Hoewel mogelijk uit de media een andere boodschap is
vernomen, komen de conclusies van de publicatie overeen met die van
het evaluatierapport van de wet. Het artikel betreft namelijk een
vertaling van een deel van het rapport voor een internationaal
wetenschappelijk tijdschrift.
Uit het evaluatierapport van 2007 bleek al dat levensbeëindiging op
verzoek en hulp bij zelfdoding in 2005 ten opzichte van 2001 is
afgenomen. Ook bleek uit dit rapport dat er een toename was van andere
methoden om de symptomen en klachten van patiënten in de laatste
levensfase te bestrijden, zoals diepe continue sedatie als vorm van
palliatieve sedatie. De publicatie in het British Medical Journal doet
verslag van deze zelfde bevindingen.
De onderzoekers wezen in het evaluatierapport al op een aantal
mogelijke verklaringen voor de afname van levensbeëindiging op verzoek
en hulp bij zelfdoding en voor de toename van palliatieve sedatie. In
de publicatie in het British Medical Journal gaan zij hier ook op in.
Eén van de verklaringen die zij hierin noemen voor de toename van
palliatieve sedatie is dat de kennis van diepe continue sedatie is
gestegen door de grotere aandacht die dit onderwerp de laatste jaren
heeft gekregen. De onderzoekers wijzen in dit verband op de richtlijn
van de beroepsgroep over palliatieve sedatie en over de
geïntensiveerde media-aandacht. Deze ontwikkelingen zouden volgens de
onderzoekers geleid kunnen hebben tot een verhoogde belangstelling
voor palliatieve sedatie, zowel bij artsen als bij patiënten en hun
familieleden. Ook wezen de onderzoekers er op dat een meerderheid van
de artsen een relatie ziet tussen de verbetering van de palliatieve
zorg en de vermindering van levensbeëindigend handelen door artsen.
In het evaluatierapport gingen zij nog wat uitvoeriger in een andere
mogelijke verklaring. In de periode 2001-2005 was er een daling van
het absolute aantal sterfgevallen. Van dit aantal was het aandeel
mensen boven de tachtig groter. In deze leeftijdscategorie komt
levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding minder voor.
Ik stel vast dat de publicatie in het British Medical Journal
overeenkomt met het evaluatierapport van de wet. Uit navraag bij de
onderzoekers blijkt dat deze vaststelling klopt. Zij geven aan dat de
analyse op sommige punten nog iets diepgravender is en dat inderdaad
de gegevens, de interpretatie en de conclusies hetzelfde zijn als die
van het evaluatierapport.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker