Kamervragen amovatie benzinestations
Brief | 28-03-2008 | nr AFEP08-196
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE
Uw brief (Kenmerk): 2070812390
Ons kenmerk: AFEP 2008-PM
Geachte voorzitter,
Bijgaand zend ik u, mede namens de Minister van Economische Zaken, als bijlage van deze brief de beantwoording van de vragen van het lid Aptroot (VVD) over amovatie van benzinestations (ingezonden op 21 februari 2008).
Hoogachtend,
de minister van Financiën,
Wouter Bos
Meer informatie
*
* Bijlage | PDF bestand , 17.0 kb
*
* Bijlage | 28-03-2008 | PDF bestand, 15.0 kb
Beantwoording van de vragen van het lid Aptroot (VVD) over amovatie van benzinestations (ingezonden op 21 februari 2008):
2070812390
Vragen van het lid Aptroot (VVD) over amovatie van benzinestations (ingezonden op 21 februari 2008).
Vraag 1.
Is het u bekend dat oliemaatschappijen als concessiehouder de door het Rijk gewenste amovatie van een benzineverkooppunt aangrijpen om hun overeenkomsten met exploitanten te beëindigen, terwijl de concessiehouders niet worden benadeeld in hun positie en recht hebben op een nieuwe locatie?
Antwoord Mij is één geval bekend van een geschil tussen een oliemaatschappij en een exploitant, waarbij hun onderlinge overeenkomst werd beëindigd in verband met de amovering van het benzinestation. Op 13 december 2007 heeft de kantonrechter te 's Hertogenbosch vonnis gewezen in een geding tussen deze partijen (zaaknummer 495303, rolnummer 07-1840). Bij dat vonnis werd de overeenkomst tussen de oliemaatschappij en de exploitant ontbonden wegens onvoorziene omstandigheden. De onvoorziene omstandigheden werden volgens het vonnis gevormd door een wegverlegging en de amovering van een benzinestation die daarmee gepaard ging. Aan de exploitant werd door de kantonrechter een vergoeding naar billijkheid toegekend van ¤2.500.000,-. Inmiddels is er in deze zaak door de exploitant hoger beroep ingesteld.
De Staat was overigens geen partij in dit geschil. De Staat is wel partij in een ander geding over de uitleg van een erfpachtovereenkomst voor een nabijgelegen perceel. Dit geding is aangespannen door de erfpachter van dat perceel.
Beide geschillen zijn momenteel nog onder de rechter.
Vraag 2.
Is het u bekend dat concessiehouders in strijd met het Convenant Onderliggende Rechtsrelaties en de Benzinewet proberen hun overeenkomsten met exploitanten te beëindigen vanwege dringend eigen gebruik, terwijl dit expliciet is uitgesloten?
Antwoord Zie beantwoording vraag 1
Vraag 3.
Deelt u de mening dat deze ontwikkelingen strijdig zijn met het Convenant en de Benzinewet en ook marktwerking tegengaat, terwijl er al sprake is van beperkte concurrentie op de benzinemarkt?
Antwoord Zie beantwoording vraag 1
Vraag 4.
Bent u bereid in overleg te treden met de brancheverenigingen met als doel de Benzinewet aan te passen, zodat de positie van exploitanten beter wordt geregeld en concessiehouders de doelstellingen van het MDW-project
(Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit) en de Benzinewet niet kunnen ontduiken?
Antwoord
De Benzinewet is gebaseerd op onderliggende convenanten en is daarmee geen vrije schepping (zie memorie van toelichting, Kamerstukken II, 2004/05, 29 951 , nr. 3, p. 5). Voor eventuele aanpassing van de Benzinewet is het derhalve noodzakelijk dat alle bij de convenanten betrokken partijen instemmen met de daarvoor noodzakelijke convenantswijzigingen. Ik zie vooralsnog geen aanleiding om op dit punt de aan de Benzinewet ten grondslag liggende convenanten open te breken.
Voorts is de handhaving van de Benzinewet en de convenanten civielrechtelijk van aard. Indien een partij zou menen dat verplichtingen daaruit ontdoken zouden worden, kan hij zich wenden tot de burgerlijke rechter om zijn rechten te handhaven.
Vraag 5.
Kunt u deze problematiek ook aan de Nederlandse Mededingingsautoriteit voorleggen, omdat het optreden van de oliemaatschappijen onderzocht moet worden vanwege mogelijk misbruik van marktmacht?
Antwoord
De NMa heeft in haar laatste benzinescan aangegeven dat ze de benzinemarkt blijft volgen en alert is op signalen over onvoldoende concurrentie. Indien blijkt dat er op deze markt sprake is van misbruik van een economische machtspositie of mededingingsbeperkende afspraken dan kan de NMa hier tegen optreden.
Vraag 6.
Wat is in dit kader de stand van zaken met betrekking tot de evaluatie van de Benzinewet? Wanneer kan de Kamer hieromtrent voorstellen tegemoet zien?
Antwoord
De thans lopende evaluatie staat buiten het kader van het voorgaande en ziet hoofdzakelijk op de veilingmethode. Dit volgt uit de afspraak die alle betrokken convenantpartijen hebben gemaakt in het Convenant Veiling en Gebruiksvergoeding, waarin terzake is opgenomen dat de Staat de toegepaste veilingmethode zal evalueren. Ik streef ernaar de resultaten van de evaluatie, vergezeld van de kabinetsreactie daarop, dit voorjaar aan uw Kamer te sturen.
Ministerie van Financiën