28 maart 2008
De AWBZ moet de komende vier jaar fors worden verbeterd. Dat is nodig
om de kwaliteit van de zorg te verbeteren, de kosten beheersbaar te
maken en het financiële draagvlak te garanderen. Er moet een heldere
afbakening komen van de AWBZ-aanspraken. Uitgangspunt is dat de cliënt
centraal staat en niet de zorgaanbieder. Er moet een `kern-AWBZ'
blijven voor vroeg-gehandicapten en vergelijkbare groepen. Dat staat
in een ontwerpadvies dat SER vandaag presenteert aan de pers.
De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is een sociale
verzekering voor de langdurige zorg voor ouderen en chronisch zieken,
gehandicapten en chronisch psychiatrische patiënten in Nederland.
Staatssecretaris Bussemaker van VWS vroeg de SER een
toekomstperspectief voor de AWBZ op lange termijn te schetsen en dit
te vertalen naar maatregelen op de korte en middellange termijn. Zij
stelde ook de vraag of op lange termijn de AWBZ-aanspraken kunnen
worden overgeheveld naar andere domeinen, zoals de Zorgverzekeringswet
(Zvw) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), zoals andere
adviesorganen eerder adviseerden.
Toespitsen op langdurige zorg
De SER-werkgroep die het advies heeft voorbereid, wil dat het
AWBZ-pakket beter wordt afgebakend. De AWBZ moet zich daadwerkelijk
richten op de langdurige zorg. Daartoe moet de op herstel gerichte
zorg worden overgeheveld naar de Zvw. Het gaat hierbij om tijdelijke
zorg die bijvoorbeeld samenhangt met herstel na een ziekenhuisopname.
Zo kunnen curatieve zorg en nazorg beter op elkaar worden afgestemd.
Daarnaast moet de `sociale hulp- en dienstverlening' uit de AWBZ
worden gehaald en overgeheveld naar de Wmo. Het gaat hierbij om die
onderdelen van de ondersteunende en activerende begeleiding die
gericht zijn op deelname aan het maatschappelijke verkeer, maar niet
om dagbesteding en begeleid wonen. Verder moeten de AWBZ-voorzieningen
beter worden afgebakend ten opzichte van de jeugdzorg en van de
onderwijs- en arbeidsmarktvoorzieningen voor mensen met een beperking.
Ook pleit de werkgroep ervoor om verdere stappen te nemen in het
scheiden van wonen en zorg, waardoor de voorzieningen en kosten die
samenhangen met `wonen' niet meer ten laste van de AWBZ komen. De
indicatiestelling moet verder verbeterd worden en als `poortwachter'
voor de AWBZ objectief, onafhankelijk en eenduidig het recht op zorg
vaststellen. Van groot belang is dat er een glasheldere AWBZ-polis
komt, waarin de aanspraken van de verzekerde duidelijk zijn
beschreven.
De cliënt centraal
De vraag van de cliënt moet veel meer centraal staan bij de uitvoering
van de AWBZ. Daarvoor is een omslag nodig in de manier van bekostiging
van zorgaanbieders. In plaats van instellingsbudgettering moet er een
persoonsvolgend budget komen. Zorgaanbieders krijgen zo niet langer
een budget vooraf, maar worden bekostigd op basis van de daadwerkelijk
geleverde zorg.
Ook moet worden gewerkt aan de ontwikkeling en invoering van
zorgpakketten naar zorgzwaarte. Binnen het geïndiceerde zorgpakket
kunnen zorgaanbieders en cliënten afspraken maken over zorg op maat.
Aan de zorgpakketten moeten realistische normbedragen worden verbonden
zodra daarvoor voldoende gegevens beschikbaar zijn. Volgens de
werkgroep komt de cliënt in de uitvoering zo meer centraal te staan.
Ook draagt vraagsturing bij aan meer innovatie, diversiteit en
maatwerk in het zorgaanbod.
De veranderingen moeten ertoe leiden dat zorgverzekeraars uiterlijk in
2012 de uitvoering voor hun eigen verzekerden op zich kunnen nemen. De
werkgroep verwacht dat er meer zorginhoudelijke samenhang en
doelmatigheidswinst kunnen worden bereikt als de uitvoering van de
AWBZ en Zvw in één hand wordt gelegd. Dit geldt naar verwachting
vooral voor de ouderenzorg en de zorg voor chronisch zieken. Bovendien
kunnen deze cliënten dan terecht bij één loket.
Zorg in natura moet volgens de werkgroep de standaardoptie blijven,
maar cliënten die dat willen, moeten zelf zorg kunnen inkopen door
middel van een persoonsgebonden budget (pgb). De werkgroep gaat in op
de verbreding en versterking van de positie en de toepassing van het
pgb. Zo stelt ze voor dat het recht op pgb's wettelijk verankerd wordt
in plaats van de huidige subsidieregeling.
Verder benadrukt de werkgroep opnieuw de cruciale betekenis van de
aanpak van dreigende personeelstekorten in de zorgsector. Daarover
heeft de SER ook in 2006 al advies uitgebracht.
Opties voor de lange termijn
Op basis van praktijkervaring met de `AWBZ-nieuwe stijl', de Zvw en de
Wmo kan onder ogen worden gezien welke veranderingen op langere
termijn wenselijk zijn. Daarbij gaat de werkgroep ervan uit dat de
AWBZ als volksverzekering voor de langdurige zorg gehandhaafd blijft
voor vroeggehandicapten en cliënten die in een vergelijkbare positie
verkeren. Dat zijn voor een groot deel verstandelijk gehandicapten. De
werkgroep noemt een aantal opties voor de zorg voor ouderen en
chronisch zieken, zoals voortzetting van de uitvoering van de AWBZ
door zorgverzekeraars voor hun eigen verzekerden, een afzonderlijke
careverzekering of overheveling van (onderdelen van) de zorg voor deze
cliëntgroepen naar de Zvw. De werkgroep vindt het nog te vroeg voor
een finale beoordeling daarvan. De werkgroep dringt erop aan dat de
SER hierover op een later moment kan adviseren.
Procedure
Het ontwerpadvies is voorbereid door een werkgroep onder
voorzitterschap van Margo Vliegenthart, kroonlid van de SER. Het wordt
op dit moment besproken in de achterbannen van de organisaties die in
de SER zitten. Het advies zal worden vastgesteld op de openbare
raadsvergadering van vrijdag 18 april.
---
Sociaal-Economische Raad