ChristenUnie
Overleg over duurzaam inkopen
Overleg over duurzaam inkopen
donderdag 27 maart 2008 11:53
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) vraagt
zich af of echte duurzaamheid voorop staat of dat het toch vooral gaat
om
overzichtelijkheid en uitvoerbaarheid van de inkooppraktijk en om een
zo
laag mogelijke administratieve last.
Leidt het gekozen proces werkelijk tot een betekenisvolle verschuiving
in
de markt? Hoe wordt het bedrijfsleven meegenomen in dit proces? Er
moet voor gewaakt worden dat de snelheid niet verloren gaat door een
gebrekkige afstemming. Worden koplopers bij duurzame productie, zoals
bouwbedrijven die bewust voor FSC-hout kiezen, voldoende beloond of
moeten zij eigenlijk inleveren ten gunste van bedrijven waar de
duurzame
lat minder hoog ligt? Zullen zwakke criteria niet een remmend effect
hebben? Is het niet beter om aan te haken bij de duurzaamheidscriteria
die verschillende branches al hebben ontwikkeld? Wat vindt de minister
van de suggestie van milieuorganisaties om criteria zo ambitieus op te
stellen dat bij implementatie de minst duurzame 25% van de markt wordt
gestoten? Kan meer inzicht verschaft worden in de behaalde
milieuwinst?
Het kabinet moet inzetten op de voortdurende ontwikkeling van criteria
voor de verdere toekomst.
Zolang duurzame producten niet goedkoper worden, zijn financiële
prikkels
nodig. Biedt een verdere vergroening van het belastingstelsel
mogelijkheden?
Duurzaam inkopen is onlosmakelijk verbonden met maatschappelijk
verantwoord ondernemen. Kunnen sociale criteria alsmede
milieucriteria zo snel mogelijk worden opgenomen in het inkoopbeleid
van de overheid en bij overheidsaanbestedingen? Het voorbeeld van het
gebruik van natuursteen uit India en China kan en mag niet worden
afgedaan
worden met «verwaarloosbaar».
Het is vanzelfsprekend dat de overheid het goede voorbeeld geeft, ook
met hele simpele dingen als dienstauto's en vliegreizen.
Nadere gedachtewisseling
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) vraagt
de minister te bevestigen dat de koplopers in de markt de norm
stellen.
Bestaat er een risico dat wanneer er met eisen en wensen gewerkt
wordt,
de criteria toch weer te laag komen te liggen?
Er is al een groot aanbod van duurzame schoonmaakmiddelen. Is daarom
het vastgestelde percentage van 25 niet te laag?
Is de minister bereid om voor dienstauto's de absolute norm op te
nemen
in de labeling?