Nationale Bank van Belgie
Regionale rekeningen, 1995-2005/2006
rekeningen voor de periode 1995-2005/2006. Midden januari 2008 werd reeds een deel van de aggregaten per bedrijfstak - telkens in lopende prijzen - voor de periode 1995-2005 ter beschikking gesteld via de 1. Nu worden de ontbrekende variabelen over 2005 toegevoegd, evenals de economische groei en de werkgelegenheid voor het jaar 2006. De ramingen voor 2006 gebeurden aan de hand van een voorlopige methode waardoor die resultaten met de nodige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. Enkel de toegevoegde resultaten komen in dit persbericht aan bod.
In 2005 bedroeg de economische groei 2,8 pct. in Brussel, 1,6 pct. in Vlaanderen en 1,4 pct in Wallonië. Op het niveau van het Rijk bedroeg de groei 1,8 pct. T.o.v. 2004 tekende enkel Brussel een groeiversnelling op. Voor beide andere gewesten lag de groei, net zoals voor het Rijk, lager dan in 2004. De bedrijfstakken met de hoogste bijdrage tot de groei waren:
- in Brussel: "exploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening" (+1,3 procentpunt), "financiële instellingen" (+0,7 procentpunt) en "industrie" (+0,6 procentpunt);
- in Vlaanderen: "exploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening" (+1,7 procentpunt);
- in Wallonië: "exploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening" (+1,0 procentpunt), "vervoer, opslag en communicatie" (+0,5 procentpunt).
De t.o.v. beide andere gewesten hogere groei in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest was in 2005 vooral te wijten aan de hogere groeibijdrage van de bedrijfstakken "industrie" (+0,6 procentpunt) en "financiële instellingen" (+0,7 procentpunt). Voor beide andere gewesten leverden deze bedrijfstakken quasi geen bijdrage tot de groei (samen 0,0 procentpunt in Vlaanderen en 0,1 procentpunt in Wallonië). De lagere groei in Wallonië kwam verder vooral door de bedrijfstak "exploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening", die daar slechts een groeibijdrage ten belope van 1 procentpunt realiseerde, terwijl die bedrijfstak voor respectievelijk 1,3 procentpunt en 1,7 procentpunt bijdroeg tot de Brusselse en Vlaamse groei.
In 2006 nam de bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen, in volume - op basis van de voorlopige methode - het sterkst toe in Vlaanderen (+3,3 pct.), gevolgd door Brussel (+2,2 pct.) en Wallonië (+2,0 pct.). Op het niveau van het Rijk bedroeg de groei 2,8 pct. Voor Vlaanderen en Wallonië betekende dit, net zoals voor het Rijk, een groeiversnelling t.o.v. 2005. Brussel daarentegen vertoonde een groeivertraging. Vooral de bedrijfstak "industrie" verklaarde het verschil tussen Vlaanderen en de beide andere gewesten: die bedrijfstak droeg 0,8 procentpunt bij tot de Vlaamse groei in 2006, tegen een groeibijdrage van slechts 0,3 procentpunt in Wallonië en -0,2 procentpunt in Brussel. De bedrijfstakken met de hoogste bijdrage tot de groei waren:
- in Brussel: "exploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening" (+1,2 procentpunt), "financiële instellingen" (+0,5 procentpunt) en "productie en distributie van electriciteit, gas en water" (+0,4 procentpunt);
- in Vlaanderen: "exploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening" (+1,2 procentpunt), "industrie" (+0,8 procentpunt), "bouwnijverheid" (+0,4 procentpunt);
- in Wallonië: "exploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening" (+0,7 procentpunt), "bouwnijverheid" (+0,5 procentpunt).
De loontrekkende werkgelegenheid nam in 2005 in alle drie de gewesten toe: in Vlaanderen met 25 000 personen, zijnde +1,3 pct.; in Wallonië met 15 500 personen, zijnde +1,7 pct. en in Brussel met bijna 3 300 personen, zijnde +0,6 pct. In Vlaanderen en Wallonië werden de bijkomende arbeidsplaatsen vooral gecreëerd binnen de privé-sector, goed voor respectievelijk 83,7 pct. en 77,6 pct. van de nieuwe banen. In Brussel daarentegen nam vooral het aantal loontrekkenden in de publieke sector (meer specifiek de administratie) toe: in 2005 nam die 87,7 pct. van het bijkomend aantal werknemers voor zijn rekening. Verder viel op dat het aantal loontrekkenden in de industrie in alle drie de gewesten daalde in 2005. In Vlaanderen konden daar netto 5 500 personen minder aan de slag (waarvan 2 100 personen in de textielnijverheid en 1 000 in de vervaardiging van elektrische en optische apparaten en instrumenten) en in Brussel ruim 900 personen (waarvan 350 personen in de vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale produkten en bijna 300 in de papiernijverheid). In Wallonië was de daling van het aantal werknemers in de industrie beperkt tot iets meer dan 350 personen.
Volgens de eerste voorlopige ramingen zwengelde de arbeidsmarkt ook in 2006 verder aan in alle drie de gewesten. In Vlaanderen nam de loontrekkende werkgelegenheid toe met 30 300 personen (zijnde +1,5 pct.), in Wallonië met 8 700 personen (zijnde 0,9 pct.) en in Brussel met 6 000 personen (zijnde 1,0 pct.). Enkel in Wallonië lag de toename van het aantal werknemers in 2006 lager dan in 2005. In de industrie waren in alle drie de gewesten opnieuw minder personen actief dan in 2005.
In 2005, en dit voor het eerst sedert geruime tijd, nam het aantal zelfstandigen zowel op het niveau van het Rijk als voor de drie gewesten opnieuw toe. In Brussel was de toename procentueel het grootst: +2,1 pct. (of 1 200 personen). In Vlaanderen en Wallonië nam het aantal zelfstandigen procentueel gezien heel wat minder toe, met respectievelijk 1,1 pct. (of ruim 4 600 personen) en 0,9 pct. (of bijna 1 900 personen). Het hogere groeipercentage in Brussel t.o.v. beide andere gewesten wordt vooral verklaard door de verdere daling van het aantal landbouwers in Vlaanderen en Wallonië en de procentueel sterkere toename in Brussel van het aantal zelfstandigen in de bedrijfstak "adviesbureaus m.b.t. bedrijfsvoering en beheer".
In 2006 groeide het aantal zelfstandigen in alle drie de gewesten in quasi dezelfde mate als in 2005. Het is opnieuw vooral in de bedrijfstak " adviesbureaus m.b.t. bedrijfsvoering en beheer " dat het aantal zelfstandigen sterk toenam. In 2005 bedroeg het beschikbaar inkomen in Vlaanderen 101,5 mld euro, in Wallonië 49 mld euro en in Brussel 15,2 mld euro. T.o.v. 2004 groeide het in Vlaanderen en Wallonië met respectievelijk 2,9 pct. en 2,8 pct. De groei van het beschikbaar inkomen in Brussel lag merkelijk lager door vooral de lagere groei van alle bestanddelen van het primair inkomen aan de middelenzijde (met als voornaamste component de beloning, naast het gemengd inkomen en het inkomen uit vermogen) en een hogere groei van de betaalde intresten op leningen aan de bestedingszijde.