Nieuw-Vlaamse Alliantie


Regeling hoofdelijke aansprakelijkheid rammelt (26/03/08)

Kamerlid Peter Luykx (N-VA) neemt de nieuwe regeling hoofdelijke aansprakelijkheid op de korrel.

De regering kondigt aan dat zij kleine ondernemingen wil ondersteunen en de administratieve last voor KMOs wil verminderen. In de programmawet van april 2007 staat een nieuwe regeling (regeling Inhoudingsplicht Artikel 30bis), destijds uitgewerkt door voormalig minister Vanvelthoven. Indien een zelfstandige of onderneming werken laat uitvoeren dan moet hij of zij zelf checken of de leverancier schulden heeft. Doet hij dit niet dan wordt de klant zelf verantwoordelijk gesteld voor de schulden van zijn leverancier.

De nieuwe wetgeving betekent meer kopzorgen voor meer ondernemingen met hogere financiële boetes tot gevolg. De overheid schuift de sociale en fiscale controle door naar de opdrachtgevers. Niet alleen de aannemer maar ook de bakker of de slager die zijn winkel renoveert, moeten mee opdraaien.

De nieuwe regeling rammelt ook aan alle kanten. De databank van de FOD financiën is nog niet beschikbaar en er blijft heel wat onduidelijkheid over de toepassing van de wet. De opdrachtgever moet de controle zelf voor zijn rekening nemen en kan hiervoor tot tweemaal hoger beboet worden dan voorheen. De impact van sociale controle op buitenlandse bedrijven mist zijn doel en de Europese discrepantie blijft aanwezig. Peter Luykx vraagt dat de nieuwe regering opnieuw onderhandelt met de sociale partners en federaties om de wet bij te sturen. Een gedetailleerde kritische nota vindt u hieronder in de toelichting.

Bijlage

TOELICHTING

Het Europees Hof van Justitie (EHJ) veroordeelde België op 9-11-06 voor de regeling betreffende aannemersregistratie omdat dit een belemmering zou zijn voor het vrije verkeer van diensten. De programmawet van april 2007 stelt dat een opdrachtgever of aannemer moet nagaan of de onderaannemer (belastingplichtige die onroerende werken uitvoert) sociale of fiscale schulden heeft. Verzuimt de opdrachtgever om dit te doen, dan kan hij hoofdelijk aansprakelijk gesteld worden voor deze achterstal. Opdat de opdrachtgever deze controle zou kunnen uitvoeren, kan hij een sociale databank en een belastingsluik raadplegen. Tot op heden is enkel het RSZ-systeem inwerking getreden, het fiscale luik werd voorlopig uitgesteld tot 1 januari 2009.

In de aanloop van deze nieuwe wet was er heel wat kritiek vanuit de diverse bouwfederaties. De algemene stelling was dat de federaties de strijd tegen zwartwerk steunen. Het kan niet dat werknemers in sociaal onaanvaardbare omstandigheden moeten werken en het kan niet dat bonafide bedrijven weggeconcurreerd worden door bedrijven die de regels aan hun laars lappen.

De nieuwe regeling betreffende de hoofdelijke aansprakelijkheid rammelt echter langs alle kanten.

De lancering is zoals gezegd al voor de helft in het water gevallen omdat de databank van de FOD financiën niet beschikbaar was en dus de wet niet kan toegepast worden. De opdrachtgever kan en moet voorlopig dus geen inhoudingen doen m.b.t. belastingsschulden. Hoe die fiscale controle überhaupt zal georganiseerd worden is nog een vraagteken. Een mogelijke piste is dat die beperkt wordt tot de wel of niet betaalde bedrijfsvoorheffing op de lonen. Dit is nu al maandelijks vast te stellen door de FOD.

Bovendien moeten tot 1 juni 2008 de sociale-bijdragenschulden enkel gemeld worden voor zover deze werken onder de bevoegdheid voor het paritair comité voor het bouwbedrijf vallen. Pas na 1 juni telt dit ook voor alle werken die niet tot de bevoegdheid van het comité behoren zoals elektrische installaties, de aanleg van parken en tuinen en metaalconstructies. Dit betekent ook een uitbreiding van de wet naar meer ondernemingen.

Een belangrijke kritiek blijft toch wel dat de controle hoofdzakelijk afgewenteld wordt op de opdrachtgevers en aannemers. Zij dienen immers voor elke leverancier van onroerende werken twee databanken te raadplegen. Deze bijkomende administratieve last is niet ongering. Enkele steekproeven bij bouwbedrijven leren dat een bediende al snel twee dagen per maand besteed aan dit opzoekingswerk. Bouwwerven worden ook steeds complexer en bij de uitvoering zijn al snel tientallen bedrijven betrokken die elk op diverse tijdstippen werken uitvoeren. Het is in de eerste plaats de overheid die haar vorderingen op derden moet controleren en niet de ondernemers die indien zij verstek laten hier bovendien financieel voor worden afgestraft.

Verder is er nog heel wat onduidelijkheid. Bijvoorbeeld op welk ogenblik er moet worden geraadpleegd. De huidige tijdsaanduiding bij het aangaan van de overeenkomst kan op diverse wijze geïnterpreteerd worden. Er worden immers niet voor elke opdracht schriftelijke maar ook mondelinge contracten gemaakt. Indien bij ondertekening van de overeenkomst geen achterstal werd vastgesteld, maar bij uitvoering maanden later dit wel het geval is, geldt dan de vrijwaring ook? Hoe kan de opdrachtgever aantonen dat hij de controle heeft gedaan? Hoe lang moeten eventuele bewijsstukken bewaard worden of niet? Wat met eventuele bijkomende werken die in een later stadium toegevoegd werden aan de opdracht? In de praktijk zal een opdrachtgever minstens wekelijks een checkup moeten uitvoeren van al huidige leveranciers van onroerende werken en telkens bij betaling opnieuw zich moeten verzekeren of er geen achterstal is. Veel kopzorgen en extra werk dus.

De financiële boetes lopen t.o.v. de vroegere regeling ook veel hoger op. Vroeger kon men aansprakelijk gesteld worden voor maximaal 50% van het bedrag van de werken, nu is dat 100%. Bovendien kan dit verhoogd worden met een boete indien de opdrachtgever naliet de controle te doen op moment van het aangaan van de overeenkomst.

Het is dus niet enkel de aannemer die de onderaannemer moet controleren, maar ook de opdrachtgever moet bij de betaling van de aannemer eerst checken of deze geen sociale schulden heeft. De bakker die zijn winkel laat schilderen en de slachter die parkeerplaatsen aanlegt, moeten deze controle ook uitvoeren. Zoniet worden zij hoofdelijk aansprakelijk gesteld. Aannemers zijn misschien wel vertrouwd met deze controles via de webstek van de confederatie. Maar voor de overige BTW-plichtige opdrachtgevers wordt dit een nieuwe speurtocht naar informatie. Vroeger kon hij zich nog baseren op het feit of de aannemer wel of niet geregistreerd was. Maar het huidige systeem is losgekoppeld van de bestaande registratie.

Voor sommige aspecten is momenteel de registratie bepalend: bijvoorbeeld voor de toepassing van de 6% BTW regeling voor renovatie van oudere woningen of als voorwaarde om gebouwen te mogen oprichtten onder het stelsel wet De Breyne. M.a.w. enkel een Belgisch bouwbedrijf kan dit voordeel aan de bouwheer aanbieden en een Nederlands bedrijf bijvoorbeeld niet. Zal dit dan de Europese toets wel doorstaan?

Waarom koos de overheid niet om beide systemen naast elkaar te laten bestaan? Het label van geregistreerde aannemer was meer dan een statistische screening van sociale schulden. Het bedrijf in kwestie kreeg een beoordeling op basis van financiële en administratieve slagkracht. Dit waardevol kwaliteitslabel wordt door de nieuwe wetgeving uitgehold. Het argument dat de sociale controle sneller wordt voorzien in de nieuwe regeling is ongegrond. Men had die frequentie ook kunnen uitbreiden naar het bestaande registratiesysteem

Buitenlandse bedrijven die hier werken via detachering (formulier E101) kunnen geen sociale schulden hebben in ons land en zodoende heeft de nieuwe regeling geen impact op buitenlandse bedrijven. Terwijl de aanleiding van deze nieuwe regeling precies de concurrentiebelemmering was van buitenlandse aannemers.

Het inhouden van de sociale achterstallen zou enkel bij de rechtstreekse leverancier verplicht worden. Het zogenaamde cascade effect waarbij de sociale schulden van de onderaannemer op de aannemer verhaald worden, is niet meer mogelijk. MAAR ook hier schuilt een adder onder het gras. Indien de medecontractant zelf geen sociale schulden heeft maar naliet om te controleren of zijn onderaannemer schulden heeft, is de inhoudingsplicht toch van toepassing. En hoe controleer je dat?

Auteur:
Kamer van Volksvertegenwoordigers
Peter Luykx, volksvertegenwoordiger

Meer informatie:
Contactpersoon: Bram Van de Velde, parlementair mederwerker Telefoon: 02 549 85 68
E-post: peter.luykx@n-va.be
Url: www.n-va.be