Ingezonden persbericht


PERSBERICHT

Nieuwe samenwerkingsvorm kan
falende hulpverlening voorkomen

Den Haag, 27 maart 2008 ­ Complexe maatschappelijke vraagstukken op het gebied van onder meer veelplegers, multiprobleemgezinnen en jeugdwerkloosheid kunnen veel effectiever worden opgelost. De huidige aanpak laat te wensen over omdat de samenwerking te vrijblijvend is en hulpverleners niet beslissingsbevoegd zijn. Om de problemen op te lossen, moeten instanties een deel van hun autonomie opgeven, zo blijkt uit ervaringen in Amsterdam, Rotterdam en Enschede. Dit meldt InAxis, de Commissie Innovatie Openbaar Bestuur, in een rapport dat is opgesteld in het kader van het congres `Zizani verwondert' op 27 maart.

De burgemeesters Cohen (Amsterdam), Den Oudsten (Enschede) en Opstelten (Rotterdam) zijn enthousiast over de nieuwe aanpak die in het rapport wordt beschreven. De publicatie zal worden aangeboden aan de bewindslieden Rouvoet (Jeugd en Gezin), Klink (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), Vogelaar (Wonen, Wijken en Integratie), Donner en Aboutaleb (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en Hirsch Ballin (Justitie).

Complexe problemen
Vader in detentie, moeder aan de drugs, kinderen verwaarloosd, overlast in de buurt; soms zijn er wel vijftien hulpverleners betrokken bij het oplossen van de problemen, zonder dat ze van elkaar weten wat ze doen. Hierdoor kan de situatie dramatisch uit de hand kan lopen. Een nieuw soort samenwerkingsvorm moet een einde maken aan deze versnipperde aanpak: stel een team samen met vertegenwoordigers van alle betrokken hulpinstanties en geef deze mensen 100% beslissingsbevoegdheid, zo stellen onderzoekers van InAxis.

Knopen doorhakken
Met subsidie van de Commissie Innovatie Openbaar Bestuur zijn drie pilotprojecten uitgevoerd om de nieuwe samenwerkingsvorm te testen. Instanties staan daarbij een deel van hun autonomie af, ten gunste van een effectievere samenwerking om jeugdige veelplegers aan te pakken (Amsterdam), multiprobleemgezinnen te helpen (Enschede) en jeugdwerkloosheid tegen te gaan (Rotterdam). In jargon wordt deze nieuwe manier van samenwerken `ketenunits' genoemd. Hulpverleners uit verschillende disciplines werken met elkaar samen in een team dat knopen kan doorhakken, zonder dat ze worden teruggefloten door hun leidinggevende.

Instanties minder autonoom
Na een experiment van drie jaar in drie grote steden, blijkt dat de ketenunits zeer succesvol zijn. Het voorkomt dat hulpverleners bijvoorbeeld langs elkaar heen werken, tegenstrijdige beslissingen nemen, beslissingen uitstellen en dat problemen tussen wal en schip belanden. Bovendien kan je met deze aanpak heel snel en licht organiseren, zonder `bureaucratische stroop'. Essentieel voor het succes van deze nieuwe vorm van `problemen oplossen' is dat hulpinstanties een deel van hun autonomie loslaten en delegeren aan de ketenunit. De ketenunit treedt dan op als opdrachtgever van de moederorganisaties en niet andersom. In principe is de samenwerking van tijdelijke aard, namelijk totdat een vraagstuk is opgelost of tot aanvaardbare proporties is teruggebracht.

Zizani verwondert
Om ketenunits te laten slagen is het nodig dat bestuurders van gemeenten zich persoonlijk het lot aantrekken van falende hulpverlening. De praktijk van Amsterdam, Rotterdam en Enschede laat zien dat de nieuwe organisatievorm goed werkt, maar de drie burgemeesters benadrukken dat er een belangrijke taak ligt bij bestuurders om dit ook mogelijk te maken. Het rapport `Ketenunits: Grip krijgen op publieke ketens' is opgesteld door InAxis en Verdonck, Klooster & Associates en wordt gepubliceerd tijdens het Innovatiefestival 2008 `Zizani verwondert'. Aansluitend vindt er een workshop plaats met de opstellers van het rapport.

Over InAxis
InAxis is de Commissie Innovatie Openbaar Bestuur en is een onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. InAxis stimuleert organisaties in het openbaar bestuur door te werken aan vernieuwing. Samen met deze organisaties streeft InAxis naar het verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening aan burgers en het verhogen van de efficiency van organisaties in het openbaar bestuur.