Kamerbrief inzake NAVO-Top te Boekarest over raketverdediging
25-03-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bieden wij u, in de aanloop naar de NAVO-Top van Boekarest (2-4
april 2008) een notitie over raketverdediging aan. Deze notitie is
tijdens het Verslag Algemeen Overleg met de vaste commissie voor
Defensie op 12 februari 2008 over de bijeenkomst van de NAVO-ministers
van Defensie in Vilnius door de minister van Defensie toegezegd.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De minister van Defensie,
E. van Middelkoop
Inleiding
Hoewel het totale aantal ballistische raketten in de wereld
substantieel is afgenomen, neemt het aantal landen dat over steeds
geavanceerdere systemen beschikt toe. In 1972 beschikten 6 niet-NAVO
landen over ballistische raketten, nu zijn dat er minstens 20. Het
bereik van die raketten bedraagt ten hoogste ongeveer 14.000
kilometer. Het doel van inzet van de raket varieert al naar gelang de
lading: ballistische raketten kunnen worden gebruikt om satellieten in
een baan om de aarde te brengen, maar kunnen ook dienen als
overbrengingsmiddel voor massavernietigingswapens.
Tijdens de NAVO-Top van Praag in 2002 werd besloten een
haalbaarheidsstudie uit te laten voeren naar de mogelijkheden om de
Europese NAVO-landen te beschermen tegen ballistische raketten van
alle dracht. Sindsdien discussieert en studeert de NAVO over dit
onderwerp op basis van door de Top van Riga in 2006 geformuleerde
vervolgvragen, evenals over mogelijke politieke en militaire
implicaties van de Amerikaanse `third site' plannen in Europa op een
eventueel NAVO-raketverdedigingssysteem. Tijdens de aanstaande top in
Boekarest zal, op basis van een door de NAVO-missile defence werkgroep
voorgelegd interim-rapport, worden gesproken over raketverdediging.
In deze brief wordt onder meer ingegaan op de dreiging van
ballistische raketten, de verschillende raketverdedigingssystemen, de
stand van zaken in de NAVO-discussie over raketverdediging, inclusief
de Amerikaanse `third site ' in Europa
in de aanloop naar de Top van Boekarest en de Nederlandse positie
dienaangaande. Voorts wordt aandacht besteed aan de positie van de
Russische Federatie.
De discussie over raketverdediging in perspectief
Begin 1999 besloot toenmalig VS-president Clinton tot de ontwikkeling
en plaatsing van een National Missile Defense (NMD)-systeem ter
bescherming van het Amerikaanse vasteland tegen door `een staat van
zorg' (Noord-Korea) afgevuurde strategische ballistische raketten. Het
beoogde systeem onderscheidde zich daardoor wezenlijk van President
Reagan's Strategic Defense Initiativie'(SDI) uit 1983, dat gericht was
tegen het omvangrijke strategische rakettenarsenaal van de toenmalige
Sovjet-Unie.
Amerika's terugtrekking eind 2001 uit het in 1972 met de toenmalige
Sovjet-Unie gesloten Anti Ballistic Missile (ABM)-Verdrag maakte de
weg vrij voor de ontwikkeling van het National Missile Defense (MD)
systeem. In december 2002 kondigde President Bush aan dat de initiële
elementen van dit systeem in 2004 ontplooid zouden worden. Nieuw was
dat het systeem niet alleen diende ter bescherming van het Amerikaanse
grondgebied (zoals gedefinieerd in de National Defense Act uit 1999)
en in het buitenland gestationeerde VS troepen, maar ook van "vrienden
en bondgenoten" tegen een aanval met ballistische raketten van iedere
dracht en in alle fasen van de vlucht.
Tijdens de NAVO-Top van Praag in 2002 werd besloten een
haalbaarheidsstudie uit te laten voeren naar de mogelijkheden om de
Europese NAVO-landen te beschermen tegen ballistische raketten van
iedere dracht, Missile Defence for the Alliance Territory, Forces and
Population Centres (MD). De Top van Riga in 2006 besloot tot
vervolgstudie.
Begin 2007 maakte de VS bekend dat het onderzoek had verricht naar
MD-opties die de verdediging van zowel de VS als zijn bondgenoten
zouden kunnen vergroten door grondgebonden MD-interceptoren en radars
in Europa te plaatsen. De VS is als uitvloeisel hiervan in
onderhandeling met Polen en Tsjechië over de installatie van
respectievelijk tien grondgebonden interceptoren en een
radarinstallatie.
De NAVO besloot daarop dat de mogelijke politieke en militaire
implicaties van deze geplande Amerikaanse `third site' in Europa op
een eventueel NAVO-raketverdedigingssysteem onderzocht moesten worden.
Dit onderzoek zou, evenals de vervolgstudie op basis van de
Riga-opdrachten, aanvankelijk voor de informele bijeenkomst van
ministers van Defensie in Vilnius in februari jl. afgerond moeten
zijn. Daar dit, deels door de complexiteit van de materie, niet
mogelijk bleek, werd de Top van Boekarest begin april 2008 als
streefdatum voor een eindrapport geïdentificeerd, maar inmiddels is
ook dit niet haalbaar gebleken.
Dreigingsanalyse
Zoals in het Strategisch Concept van de NAVO (1999) wordt
onderstreept, hebben dreigingen die kenmerkend waren voor de Koude
Oorlog plaatsgemaakt voor nieuwe risico's. Het gevaar van een gewapend
conflict, laat staan een nucleaire oorlog, tussen de NAVO en Rusland
heeft plaatsgemaakt voor een dreiging die veel diffuser en niet langer
louter interstatelijk is. De huidige en toekomstige bedreigingen zijn
veelvoudig en de groeiende capaciteit van sommige risicolanden op het
gebied van ballistische raketten en massavernietigingswapens maakt
daar deel van uit. In hoeverre deze beschikbaarheid van capaciteiten
ook tot een daadwerkelijke dreiging leidt, hangt mede af van de
intenties en de geloofwaardigheid van degene die de raketten in bezit
heeft en van de waarschijnlijkheid dat hij bereid is deze capaciteiten
in te zetten. Met andere woorden, het staat niet vast dat landen die
over een ballistische raketcapaciteit beschikken, daarmee per
definitie een bedreiging voor het (gehele) grondgebied van de NAVO
vormen.
Inzake de dreiging die uitgaat van de ballistische raketprogramma's
van zogenaamde risicolanden, waaronder Iran, Noord-Korea en Syrië,
concludeert de NAVO dat deze op dit moment géén directe bedreiging
vormen voor het bondgenootschap. Sommige landen beschikken evenwel in
potentie over de mogelijkheid om massavernietigingswapens over te
brengen met ballistische raketten. Over de termijn waarop met name
Iran daartoe technisch in staat zou zijn, lopen de schattingen evenwel
uiteen. Dat er een potentiële dreiging uitgaat van de ontwikkeling van
het ballistische raketprogramma van Iran is geen punt van discussie.
Het National Intelligence Estimate rapport (NIE) over Iran's nucleaire
programma
Op 3 december 2007 bracht de Amerikaanse National Intelligence Council
(NIC) een National Intelligence Estimate (NIE) over Iran's nucleaire
intenties en capaciteiten uit. De NIC stelt sinds het verschijnen van
het voorgaande NIE-rapport in 2005 de beschikking te hebben gekregen
over nieuwe informatie die aanleiding geeft tot de stellige
inschatting dat Iran tot de herfst van 2003 werkte aan de ontwikkeling
van kernwapens, maar dit als gevolg van internationale aandacht en
druk heeft stopgezet. De NIE stelt dat er met enige waarschijnlijkheid
vanuit gegaan kan worden dat Iran zijn nucleaire wapenprogramma
sindsdien niet heeft hervat.
De inschatting dat Iran in 2003 blijkbaar heeft besloten niet langer
actief kernwapens na te streven, is op zich positief. Daarbij zijn
echter essentiële kanttekeningen op zijn plaats. Iran heeft altijd
verklaard dat het geen kernwapens nastreefde, in het verleden, het
heden noch voor de toekomst. Indien de NIE-inschatting juist is, dan
betekent dit dat twijfel over de geloofwaardigh eid van Iran andermaal
gerechtvaardigd is gebleken.
Het NIE stelt dat Iran doorgaat met het ontwikkelen van een scala aan
technische capaciteiten die, indien een besluit daartoe genomen zou
worden, toegepast zouden kunnen worden bij de productie van nucleaire
wapens. Voorbeelden daarvan zijn Iran's uraniumverrijkingsprogramma en
ballistische raketprogramma. Beide programma's zijn onderwerp van
resoluties 1696, 1737, 1747 en 1803 van de Veiligheidsraad van de
Verenigde Naties. De Veiligheidsraad heeft besloten dat Iran alle
verrijkingsgerelateerde en opwerkingsactiviteiten dient te schorten.
De drie laatstgenoemde resoluties bevatten sancties die gericht zijn
tegen de genoemde proliferatiegevoelige nucleaire activiteiten en
tegen de ontwikkeling van overbrengingsmiddelen van nucleaire wapens.
De sancties waar de VNVR-resoluties Iran aan onderwerpt zijn niet
gebaseerd op de aanname dat Iran thans kernwapens zou maken, maar zijn
het gevolg van Iran's niet-naleving van zijn internationale
verplichtingen. Het Internationaal Atoom Energie Agentschap (IAEA) is
nog immer niet in staat om met zekerheid vast te kunnen stellen dat
het nucleaire programma van Iran louter vreedzame doeleinden kent. Het
programma bevat nog altijd te veel elementen die niet stroken met een
strikt civiel programma. De zorgen over het nucleaire programma van
Iran blijven derhalve, ook na kennisname van het NIE-rapport,
onverminderd groot.
De NAVO en raketverdediging - drie initiatieven
In zijn algemeenheid kan worden gesteld, dat een toename van
capaciteiten op het gebied van ballistische raketten en
massavernietigingswapens dwingt tot nadenken, ook over een defensieve
respons. Het antwoord op deze dreiging dient echter een breder
spectrum te beslaan, strekkend van non-proliferatie/wapenbeheersing,
defensieve systemen tot politieke conflictoplossing. Naar de opvatting
van de regering moet zoveel mogelijk worden gestreefd naar
multilaterale in plaats van unilaterale antwoorden op
proliferatieproblematiek.
Dat ook de NAVO zich op enigerlei wijze dient voor te bereiden op
mogelijke gevolgen van de nog immer voortschrijdende proliferatie en
technologische ontwikkeling van ballistische raketten is evident. De
kernvraag is, waar het prioritaire zwaartepunt moet liggen, zowel in
politieke, technische als financi ële zin.
In NAVO-verband zijn drie verschillende initiatieven op het gebied van
raketverdediging ontplooid:
1) Active Layered Theatre Ballistic Missile Defence (ALTBMD);
2)Missile Defence for the Alliance Territory, Forces and Population
Centres(MD); en
3) Theatre Missile Defence cooperation with Russia.
1) Active Layered Theatre Ballistic Missile Defence (ALTBMD)
Theatre Missile Defence (TMD) richt zich op de bescherming van
uitgezonden troepen tegen aanvallen met tactische (afstand tot 3000
km) ballistische raketten. Het in 2005 geïnitieerde NAVO Active
Layered Theatre Ballistic Missile Defence ALTBMD-programma richt zich
op de coördinatie van de verdediging van ontplooide militaire eenheden
in een operatiegebied en de burgerbevolking en infrastructuur ter
plaatse tegen geleide projectielen, onbemande vliegtuigen en tactische
ballistische raketten, zowel binnen als buiten het
NAVO-verdragsgebied.
TMD-systemen kunnen zowel op land als op zee worden gestationeerd. Het
aantal bestaande TMD-systemen is beperkt. Binnen de NAVO beschikken
alleen Griekenland, Duitsland, de Verenigde Staten, Nederland en sinds
kort Spanje over een Patriot-capaciteit. Dit zijn systemen voor
verdediging in de lagere luchtlagen. Een vroegtijdige onderschepping
van langeafstandsraketten hoog in de atmosfeer of daarbuiten, is
daarmee niet mogelijk. Systemen voor de hogere luchtlagen (zoals in
MD) vallen niet binnen het bereik van het ALTBMD- programma.
Nederland vervult binnen de NAVO, dat hoge prioriteit toekent aan
ALTBMD, een actieve rol op dit gebied en levert een relatief grote
bijdrage. Nederland is hier vanaf het begin bij betrokken geweest en
beschikt over een sterke en binnen de NAVO unieke TMD-capaciteit.
Vooral in het kader van crisisbeheersingsoperaties moeten uitgezonden
eenheden rekening houden met de inzet van nucleaire, biologische en
chemische wapens. Om die reden besloot de Nederlandse regering in
1997, met instemming van de Tweede Kamer, het
Patriot-luchtverdedigingssyssteem te moderniseren en uit te rusten met
de modernste variant Patriot-afweerraketten, de Patriot Advanced
Capability raketten PAC-3, voor de verdediging in lagere luchtlagen
tegen ballistische raketten met een korte en middellange dracht. Eind
2006 zijn ook radartesten uitgevoerd met de luchtverdediging- en
commandofregatten (LCF) die succesvol zijn verlopen. Defensie
bestudeert de mogelijkheid het LC-fregat geschikt te maken voor de
verdediging tegen ballistische raketten in bondgenootschappelijk
verband.
Het NAVO ALTBMD Integration Test Bed (ITB) is sinds kort in Nederland
gestationeerd. Bij het NAVO-onderzoeksinstituut NATO Consultation,
Command and Control Agency (NC3A) in Den Haag worden testen gedaan
voor het ALTBMD-programma. De testopstelling in Den Haag bestaat uit
computerapparatuur en de testen zijn gericht op de integratie van
sensoren, commandovoering- en wapensystemen die binnen het
ALTBMD-programma worden gebruikt. Het gaat niet om het testen van
raketten en de inzet van raketten is in dit kader ook niet voorzien.
2) Missile Defence for the Alliance Territory, Forces and Population
Centres(MD)
Tijdens de NAVO-Top van Praag in 2002 werd besloten een
haalbaarheidsstudie uit te laten voeren naar de mogelijkheden om de
Europese NAVO-landen te beschermen tegen ballistische raketten van
alle dracht, Missile Defence for the Alliance Territory, Forces and
Population Centres (MD). De bijna 10.000 pagina's tellende studie werd
aan de NAVO Riga-Top in 2006 aangeboden.
De studie concludeerde dat een NAVO MD-systeem - met beperkingen -
technisch haalbaar was. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat er geen
dreiging door terroristen bestaat (d.w.z. alleen door staten) en geen
lanceringen vanaf zee of `per ongeluk'. Die technische haalbaarheid
liet onverlet dat wezenlijke politiek - militaire vragen in de NAVO
nog niet aan de orde waren gesteld. De studie liet nog veel vragen
open en sprak zich onder meer niet uit over dreigingsanalyses, hoe een
mogelijk MD-systeem in te passen in het NAVO-afschrikkingsconcept,
debris management (d.w.z. brokstukken van onderscheppende en
neergehaalde raketten), consultatieprocessen, locaties en
financiering. De geraamde kosten voor een volledig systeem bedroegen
tussen 21 en 27 miljard euro voor 20 jaar. Gezien de voortschrijdende
technologische ontwikkeling van ballistische raketsystemen zou reeds
in 2015 modernisering van het systeem noodzakelijk zijn.
De Top van Riga gaf opdracht tot vervolgstudie, over onder meer de
dreigingsanalyse, Command, Control and Consultations, architectuur,
financiële consequenties en debris.
Nadat de Verenigde Staten zijn voornemens voor een Europese third site
bekend had gemaakt, besloten de NAVO-ministers van Defensie op 15 juni
2007 dat de mogelijke politieke en militaire implicaties van deze
Amerikaanse plannen in Europa op een eventueel
NAVO-raketverdedigingssysteem onderzocht moesten worden.
3) Theatre Missile Defence cooperation with Russia
Het samenwerkingsprogramma met de Russische Federatie is gericht op
het vermogen om gezamenlijk NAVO-Rusland Theatre Missile Defence
Crisis Response operaties te kunnen uitvoeren.
Als onderdeel van dit programma wordt onder andere een zogenaamde
interoperabiliteitsstudie uitgevoerd. Fase 1 en 2 van deze studie zijn
voltooid en er is vastgesteld dat voordeel kan worden behaald uit het
uitwisselen van early warning informatie, omdat daarmee het aantal
onderscheppingsmogelijkheden van binnenkomende raketten aanzienlijk
toeneemt. Fase 3 van de studie - waarover overigens nog geen
beslissing is genomen - richt zich op automatisering en automatische
gegevensuitwisseling. Parallel aan de studie worden ook oefeningen
gehouden. In dit kader heeft Nederland in april 2005 op
luchtmachtbasis De Peel een missile defence oefening georganiseerd en
in januari van dit jaar werd in Duitsland de meest recente oefening
gehouden. De Russische Federatie koppelt voortgaande samenwerking aan
het verdere verloop van de discussies binnen NAVO over een eventueel
NAVO-raketverdedigingssyteem.
Nationale Amerikaanse raketverdediging en de Europese `third site '
De VS streeft naar een nationaal geïntegreerd raketverdedigingssysteem
dat inkomende raketten van iedere dracht en in alle fasen van de
vlucht kan uitschakelen. Daartoe worden interceptoren (raketten) en
sensoren geplaatst op land en ter zee (en op termijn, in de ruimte).
Anders dan Nederland en andere Europese NAVO-partners maakt de VS
sinds 2002 geen onderscheid meer tussen Theatre Missile Defence (TMD)
en andere vormen van raketverdediging.
De VS is ver gevorderd met een nationaal afweerschild tegen
intercontinentale raketten. Het fundament van het Amerikaanse systeem
wordt gevormd door drie interceptor sites die gelijktijdig
bedreigingen vanuit verschillende regio's (zoals Noord-Korea en het
Midden-Oosten) kunnen pareren. Op het eigen grondgebied (Californië en
Alaska) zijn twee locaties voor interceptoren gebouwd, bestaande uit
grondgebonden onderscheppingsraketten die intercontinentale
ballistische raketten buiten de atmosfeer moeten onderscheppen. Voorts
heeft de VS de beschikking over vaste radarsensoren, geplaatst in
Alaska, Groenland en het Verenigd Koninkrijk en een mobiel, drijvend
radarstation ter ondersteuning van de vaste radarsensoren.
Begin 2007 liet de VS weten dat het onderzoek had verricht naar
MD-opties die de verdediging van zowel de VS als zijn bondgenoten
zouden kunnen vergroten door ground-based interceptoren en radars in
Europa te plaatsen. Daaruit was gebleken dat het opstellen van
MD-installaties in Polen (tien grondgebonden interceptoren) en
Tsjechië (radarinstallatie) mogelijkheden bood om grote delen van
Europa en de VS te beschermen tegen de geleidelijk toenemende dreiging
door ballistische raketten vanuit het Midden-Oosten. Onderhandelingen
met beide landen zijn nog niet afgerond, maar bevinden zich thans in
een vergevorderd stadium. De derde site moet volgens de huidige
plannen in 2012 gereed zijn.
De derde (interceptor) site in Europa zou leiden tot een langere
waarschuwingstijd, grotere nauwkeurigheid en een zogenaamde second
shot option. De Europese elementen van het Amerikaanse systeem kunnen
een groot deel van het Europese NAVO-grondgebied bestrijken en
verdedigen - maar niet het gehele Europese grondgebied. Met name het
Zuidoosten van Europa is onvoldoende beschermd.
Bij de onderhandelingen tussen de VS en Polen en Tsjechië over de
derde site betreft het bilateraal, in het kader van het Amerikaanse
raketverdedigingssysteem geïnitieerde kwesties, die evenwel van
invloed zijn op de NAVO-discussie. De voorziene Europese elementen van
het Amerikaanse raketverdedigingssysteem zouden substantieel bij
kunnen dragen aan de dekking van NAVO-lidstaten. De ondeelbaarheid van
veiligheid van het gehele NAVO-grondgebied staat voor Nederland
voorop.
De discussie over raketverdediging raakt ook EU-belangen, in die zin
dat het de veiligheid van Europa in brede zin raakt. Als
raketverdediging in de EU aan de orde wordt gesteld zal Nederland een
constructief debat erover niet uit de weg gaan. De regering zal er
evenwel op wijzen dat de NAVO en niet de EU het ge ëigende forum is om
over raketverdediging te discussiëren en te besluiten.
Binnen de EU houdt een zogenaamde `capaciteitenwerkgroep'zich met name
bezig met concepten en systemen voor TMD. MD is daar geen onderwerp
van discussie.
Mogelijke implicaties van Amerikaanse third site plannen in Europa op
een eventueel NAVO-MD systeem
De door de NAVO-Top van Praag in opdracht gegeven haalbaarheidsstudie
over Missile Defence for the Alliance Territory, Forces and Population
Centres(MD) concentreert zich op een geheel eigenstandig NAVO-systeem,
dat het gehele bondgenootschap zou moeten beschermen tegen inkomende
ballistische raketten van iedere dracht. De Amerikaanse plannen voor
een third site in Europa als onderdeel van het nationale VS-systeem
hebben ertoe geleid dat de NAVO onderzoekt wat de mogelijke
implicaties van die third site op een eventueel NAVO-systeem hebben.
Zoals reeds genoemd vallen delen van het Europese NAVO-grondgebied
buiten de bescherming die de voorziene Amerikaanse third site zou
kunnen bieden. Dit stemt niet overeen met het zwaarwegende beginsel
van ondeelbaarheid van veiligheid van het gehele NAVO-grondgebied.
Onderzoek heeft uitgewezen, dat aanvullende gebieden afgedekt kunnen
worden door aanvullende inzet van onderdelen uit het ALTBMD-programma.
Een uitbreiding van de bestaande TMD-systemen zou noodzakelijk, maar
nog steeds niet afdoende zijn om het gehele grondgebied tegen alle
geïdentificeerde mogelijke dreigingen te kunnen beschermen. Daartoe
zou aanvullende (al dan niet nieuw te ontwikkelen) interceptoren en
bijbehorende sensoren nodig zijn. Voorts is nodig, dat NAVO-landen
zich bereid verklaren om nationale ALTBMD-capaciteiten beschikbaar te
stellen voor het NAVO-systeem - en afzien van zeggenschap over de
inzet ervan.
Initiële resultaten van onderzoek naar de mogelijke implicaties van de
Amerikaanse site voor een eventuele NAVO missile defence capaciteit
tonen dat, indien de Amerikaanse site de 'ruggegraat' zou vormen van
de NAVO-capaciteit, de kosten zouden variëren tussen 5 en 14 Miljard
Euro verspreid over een periode van 20 jaar - dit afhankelijk van
dekkingsgraad en mate van bescherming. Hierin zijn de kosten (430
Miljoen Euro) voor het aanpassen van de BMC3I architectuur die de
Amerikaanse capaciteit koppelt met andere NAVO-systemen opgenomen.
Zoals eerder aangegeven wordt hierbij verondersteld dat lidstaten
nationale TMD-capaciteiten beschikbaar stellen voor NAVO-missile
defence.
Een ander vraagstuk betreft command and control over de verschillende
raketverdedigingscapaciteiten. Bij een concrete dreiging van een
inkomende intercontinentale ballistische raket (vluchttijd lange
afstandsraket: 15 à 20 minuten, afhankelijk van de daadwerkelijk af te
leggen afstand) ontbreekt de tijd voor beraadslagingen en
besluitvormingsprocedures. Onderzoek naar Command and Control, evenals
o.m. financiële consequenties en architectuur is nog niet is afgerond.
De positie van de Russische Federatie
De Russische Federatie heeft scherpe kritiek geuit op Amerikaanse
voornemens voor de third site in Polen en Tsjechië, die het ziet als
een tegen Rusland gerichte bedreiging van de regionale stabiliteit. De
VS benadrukt dat het systeem uitsluitend defensief van aard en niet
tegen Rusland gericht is. Vanwege de geografische locatie, de
vormgeving van de lanceerinstallaties en de techniek van de raketten
zijn de in Polen te plaatsen interceptieraketten ongeschikt om
raketten uit Rusland te onderscheppen. Alhoewel de VS Rusland
regelmatig uitleg heeft gegeven over de MD-plannen, blijft aan
Russische zijde in ieder geval de perceptie bestaan dat MD misschien
niet primair, maar zeker secundair ook tegen de RF is gericht.
Ondanks de bilaterale gevoeligheden waartoe de discussie over
raketverdediging tussen VS en Rusland hebben geleid, zijn over een
weer concrete voorstellen voor samenwerking gedaan. De VS bieden o.m.
transparantie en het delen van radar-informatie aan, evenals een
`gezamenlijke regionale MD architectuur' waarin Amerikaanse en
Russische MD-faciliteiten, eventueel aangevuld met NAVO-onderdelen,
ondergebracht zouden kunnen worden ter gezamenlijke verdediging van
Europa. Rusland biedt onder meer de Gabal-radar in Azerbaidjan aan
voor gezamenlijk gebruik en stelt bereid te zijn een nieuw in
Zuid-Rusland te bouwen radar in de samenwerking in te brengen - maar
dit alles als alternatief voor de `third site'. De besprekingen in
zogenaamd `2 + 2' kader (de ministers van Buitenlandse Zaken en
Defensie van VS en RF) worden voortgezet.
De Top van Boekarest - en de Nederlandse opstelling
De NAVO-studies en de besprekingen waarvoor zij als basis dienen,
zullen uiteindelijk moeten resulteren in een besluit over het al dan
niet verwerven van een `eigen' NAVO raketverdedigingssysteem,
eventueel als onderdeel van een constellatie van gecombineerde
systemen (met bijvoorbeeld ALTBMD, VS-systeem en/of mogelijk anderen).
Afronding van genoemde studies, die door verschillende NAVO-organen
worden uitgevoerd, vergt gezien de politieke, militaire, financiële en
technische complexiteit van het vraagstuk, tijd. Dat de mogelijke
implicaties van de Amerikaanse `third site' plannen in Europa op een
eventueel NAVO-raketverdedigingssysteem logischerwijs aan die
studieopdrachten toegevoegd moest worden, heeft tot verlenging van de
noodzakelijke onderzoekstijd geleid.
Dat ook de NAVO zich op enigerlei wijze dient voor te bereiden op
mogelijke gevolgen van de nog steeds voortschrijdende verspreiding van
ballistische raketten is evident. Nederland is van mening dat
raketverdediging, in welke constellatie dan ook, daarin een rol kan
spelen en bij kan dragen aan de veiligheid van NAVO-landen, mits er
goede afstemming is tussen verschillende programma's en systemen:
Complementariteit en coördinatie.
De eventuele ontwikkeling van een alomvattend systeem van
intercontinentale raketverdediging moet relevant, haalbaar en
betaalbaar zijn.
De ondeelbaarheid van veiligheid van het bondgenootschap moet voorop
staan. De mate waarin het gehele NAVO-grondgebied wordt afgedekt en
kan worden verdedigd tegen ballistische raketten is essentieel in de
besluitvorming over raketverdediging.
De dreiging die uitgaat van ballistische raketten geldt evenzeer voor
de Russische Federatie als voor de NAVO. Voldoende openheid, ook ten
aanzien van Rusland Federatie, is van belang, ook gezien de politieke
gevoeligheid van raketverdediging. Nauwere afstemming tussen
(bestaande) nationale capaciteiten of mogelijke verdergaande
samenwerking met Rusland inzake raketverdediging, in NRR-kader of
daarbuiten, zou het Russische wantrouwen tegen de intenties van de
NAVO en individuele lidstaten kunnen verminderen, maar ook de
wederzijdse veiligheid ten goede kunnen komen.
Voor Nederland en vele andere NAVO-lidstaten geldt, dat zij, om een zo
afgewogen mogelijk politiek oordeel te kunnen vellen, een definitief
besluit over een zo wezenlijk onderwerp willen nemen op basis van
volledig uitgevoerd en afgerond onderzoek. Dat moment zal in Boekarest
nog niet zijn bereikt.
Het belang van de aandacht voor de verdediging tegen (tactische)
ballistische raketten volgt uit de geschetste toename van het aantal
landen dat over ballistische raketten beschikt. Zoals eerder in de
brief is uiteengezet, levert Nederland op dit terrein een bijdrage en
beschikt op het gebied van de verdediging tegen (tactische)
ballistische raketten over militaire capaciteiten die, mede in
bondgenootschappelijk verband, verder zullen worden ontwikkeld.
In alle discussies over raketverdediging is het van belang in het oog
te houden dat de allereerste verdedigingslinie tegen de dreiging van
ballistische raketten het tegengaan van de proliferatie ervan dient te
zijn in alle daarvoor geëigende fora, waaronder de Missile Technology
Control Regime (MTCR) en de Hague Code of Conduct against Ballistic
Missile Proliferation (HCOC) evenals door efficiënte exportcontrole.
Nederland zet zich hier in alle geëigende fora krachtig voor in en in
ijvert er thans voor de betrokkenheid van de 128 bij HCOC aangesloten
landen te vergroten en de uitvoering van de gedragscode te verbeteren.
De HCOC is één van de weinige instrumenten die de verspreiding van
raketten tegengaat door bevordering van transparantie en vertrouwen.
Het EU-voorzitterschap heeft onlangs, mede op aandringen van
Nederland, demarches in derde landen uitgevoerd. De minister van
Buitenlandse Zaken zal zeer binnenkort bij alle ondertekenaars per
brief onder de aandacht brengen dat de, in 2002 in Den Haag tot stand
gekomen, HCOC een essentieel instrument is om het actuele probleem van
de verspreiding van raketten tegen te gaan en dat het de inzet vereist
van alle landen die de gedragscode hebben ondertekend om de HCOC goed
te laten functioneren. Voorkomen is immers beter dan genezen.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken