Gerechtshof Arnhem
Aansprakelijkheid gehoorschade door orkest - zaak aangehouden
De civiele kamer van het gerechtshof Arnhem heeft op 18 maart
2008 uitspraak gedaan in de zaak tussen Het Gelders Orkest en een
voormalig lid van dit orkest. Dit lid was van 1974 tot 1 januari 2005
als cellist actief binnen Het Gelders Orkest. Deze cellist is een zaak
tegen Het Gelders Orkest (HGO) begonnen. Dit omdat hij, kort gezegd,
vindt dat voor de gehoorschade die tijdens zijn dienstverband bij het
HGO ontstaan is, het orkest aansprakelijk moet worden gesteld.
Het hoger beroep
Volgens het hof blijkt dat er oorzakelijk verband bestaat tussen de
gehoorschade bij de cellist en het uitoefenen van zijn werkzaamheden
bij het HGO. Het hof stelt verder dat HGO als werkgever een algemene
zorg voor veiligheid, gezondheid en welzijn van de werknemer had. HGO
was, kort gezegd, gehouden maatregelen te nemen tegen schadelijk
geluid.
Het hof oordeelt dat HGO in ieder geval eind jaren tachtig, begin
jaren negentig op de hoogte had moeten zijn van risicoâs van
schadelijke geluidsniveaus in orkesten. Uit de eigen stellingen van
HGO blijkt dat zij al in 1990 bekend was met deze geluidsproblematiek.
In 1991 heeft in Nederland een omvangrijk onderzoek plaatsgevonden
waarin onomstotelijk is aangetoond dat de geluidsniveaus van
symfonieorkesten zodanig zijn dat gehoorschade optreedt. Op deze
onderzoeksresultaten is ook door de Commissie Schadelijk Geluid
gewezen.
Dat daarvóór de risicoâs van blootstelling aan hoge geluidsniveaus
(lawaai) bekend waren, blijkt ook uit regelgeving. Ook de ernst van de
risicoâs kon uit de toentertijd bekende onderzoeken worden afgeleid.
HGO heeft tijdens het dienstverband van de cellist wel enige
maatregelen getroffen, toch kan de exacte aard en omvang van die
maatregelen thans niet worden vastgesteld. Daardoor kan niet worden
beoordeeld of HGO aan haar zorgplicht heeft voldaan.
De beslissing
Het hof houdt de zaak aan en laat HGO toe te bewijzen dat zij zodanige
maatregelen heeft getroffen en zodanige aanwijzingen heeft verstrekt
als (redelijkerwijs) nodig was om te voorkomen dat de cellist in de
uitoefening van zijn werkzaamheden schade zou lijden.
LJ Nummer
BC6926
Bron: Gerechtshof Arnhem
Datum actualiteit: 25 maart 2008 Naar boven