Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige
blootstelling aan ioniserende straling
Gezondheidsraad
Health Council of the Netherlands
Aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Onderwerp : Aanbieding advies `Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling
aan ioniserende straling'
Uw kenmerk : ARBO/M&A/2005/24261
Ons kenmerk : U-5155/EvR/iv/062-A21
Bijlagen : 1
Datum : 25 maart 2008
Geachte minister,
De praktijk van bescherming tegen ioniserende straling is de laatste jaren aan verandering
onderhevig. Tot voor kort droeg elke werknemer in een instelling met apparatuur die zulke
straling uitzendt een persoonlijke dosimeter. Inmiddels zien steeds meer instellingen af van
deze individuele metingen.
Deze ontwikkeling was voor uw ambtsvoorganger aanleiding om de Gezondheidsraad
te vragen naar de eventuele gezondheidsrisico's van deze praktijk.
Ik heb het genoegen u hierbij het advies `Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige bloot-
stelling aan ioniserende straling' aan te bieden, waarin deze vraag wordt beantwoord.
Het advies is opgesteld door een van de vaste colleges van deskundigen van de Gezond-
heidsraad, de Beraadsgroep Straling & Gezondheid.
Ik heb dit advies vandaag ook toegezonden aan de minister van Volksgezondheid, Wel-
zijn en Sport en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer.
De belangrijkste conclusie is dat onder bepaalde voorwaarden voor sommige groepen
werknemers de routinematige persoonsdosimetrie inderdaad afgeschaft kan worden. Er zijn
daartegen geen wettelijke en ook geen gezondheidskundige bezwaren.
Wel is het van belang dat voor deze werknemers een aangepast veiligheidsbeleid wordt
ontworpen. Dit betekent onder meer dat op een andere manier inzicht verkregen wordt in de
dosis ioniserende straling waaraan zij in bijzondere situaties bloot kunnen staan.
Bezoekadres Postadres
Parnassusplein 5 Postbus 16052
2511 VX Den Haag 2500 BB Den Haag
Telefoon (070) 340 57 30 Telefax (070) 340 75 23
E-mail: e.van.rongen@gr.nl www.gr.nl
Gezondheidsraad
Health Council of the Netherlands
Onderwerp : Aanbieding advies `Persoonsdosimetrie bij beroepsma-
tige blootstelling aan ioniserende straling'
Ons kenmerk : U5155/EvR/iv/062-A21
Pagina : 2
Datum : 25 maart 2008
Daarom wordt geadviseerd om een nieuwe categorie werknemers te definiëren, categorie C.
Daarin zouden groepen werknemers vallen van wie de blootstelling te laag is om ze te clas-
sificeren als 'blootgestelde werkers' conform het Besluit stralingsbescherming, maar die in
bijzondere gevallen wel blootgesteld kunnen worden, en voor wie passende zorg dus nood-
zakelijk is.
Ik verwacht dat met de implementatie van deze voorstellen de kwaliteit van de stralings-
hygiënische zorg voor werknemers zal verbeteren.
Hoogachtend,
Prof. dr. M. de Visser,
Vice-voorzitter
Bezoekadres Postadres
Parnassusplein 5 Postbus 16052
2511 VX Den Haag 2500 BB Den Haag
Telefoon (070) 340 57 30 Telefax (070) 340 75 23
E-mail: e.van.rongen@gr.nl www.gr.nl
Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige
blootstelling aan ioniserende straling
aan:
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
Nr. 2008/07, Den Haag, 25 maart 2008
De Gezondheidsraad, ingesteld in 1902, is een adviesorgaan met als taak de rege-
ring en het parlement `voor te lichten over de stand der wetenschap ten aanzien
van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid' (art. 22 Gezondheids-
wet).
De Gezondheidsraad ontvangt de meeste adviesvragen van de bewindslieden
van Volksgezondheid, Welzijn & Sport; Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
& Milieubeheer; Sociale Zaken & Werkgelegenheid en Landbouw, Natuur &
Voedselkwaliteit. De raad kan ook op eigen initiatief adviezen uitbrengen, en
ontwikkelingen of trends signaleren die van belang zijn voor het overheidsbeleid.
De adviezen van de Gezondheidsraad zijn openbaar en worden als regel
opgesteld door multidisciplinaire commissies van op persoonlijke titel
benoemde Nederlandse en soms buitenlandse deskundigen.
De Gezondheidsraad is lid van het European Science Advisory Network
for Health (EuSANH), een Europees netwerk van wetenschappelijke
adviesorganen.
De Gezondheidsraad is lid van het International Network of Agencies for Health
Technology Assessment (INAHTA), een internationaal samenwerkingsverband
van organisaties die zich bezig houden met health technology assessment.
INAHTA
U kunt het advies downloaden van www.gr.nl.
Deze publicatie kan als volgt worden aangehaald:
Gezondheidsraad. Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioni-
serende straling. Den Haag: Gezondheidsraad, 2008; publicatienr. 2008/07.
Preferred citation:
Health Council of the Netherlands. Personal dosimetry for occupational exposure
to ionising radiation. The Hague: Health Council of the Netherlands, 2008;
publication no. 2008/07.
auteursrecht voorbehouden
all rights reserved
ISBN: 978-90-5549-715-7
Inhoud
Samenvatting 11
Executive summary 15
1 Inleiding 19
1.1 Aanleiding voor de advisering 19
1.2 Vraagstelling en werkwijze 20
1.3 Terminologie 21
1.4 Leeswijzer 22
2 Het belang van individuele metingen 23
2.1 Functie van routinematige persoonsdosimetrie 23
2.2 Persoonsdosimetrie - wanneer en voor wie? 24
2.3 Conclusie 25
3 Routinematige persoonsdosimetrie: alleen waar nodig 27
3.1 Wet- en regelgeving 27
3.2 Gezondheidskundige overwegingen 34
Inhoud 9
4 Voorwaarden voor een goede risicoanalyse 37
4.1 Doel van de risicoanalyse 37
4.2 Waarborgen van de kwaliteit 38
5 Conclusie 41
Literatuur 43
Bijlagen 45
A De adviesaanvraag 47
B De commissie 49
C Besluit stralingsbescherming 53
D Vergelijking reglementering persoonsdosimetrie 57
10 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
Samenvatting
Stralingshygiënische zorg noodzakelijk
Sommige werknemers kunnen tijdens hun werk blootgesteld worden aan ionise-
rende straling omdat zij werken met of in de omgeving van apparatuur of stoffen
die straling uitzenden. Blootstelling aan ioniserende straling kan schadelijke
gezondheidseffecten tot gevolg hebben. Het is daarom gewenst dat er adequate
stralingshygiënische zorg is voor de desbetreffende werknemers. Om een hoog
beschermingsniveau te waarborgen, dient deze zorg op maat geleverd te worden.
Persoonsdosimetrie is een belangrijk hulpmiddel
Om werknemers zoveel mogelijk te beschermen tegen nadelige effecten van
blootstelling aan ioniserende straling, gelden in Nederland de voorschriften uit
het Besluit stralingsbescherming. Daarin is onder meer geregeld dat voor dege-
nen die zijn geclassificeerd als `blootgestelde werknemer' de maximaal per jaar
te ontvangen dosis hoger mag zijn dan voor de overige werknemers. Ook worden
specifieke beschermings- en controlemaatregelen voorgeschreven.
Een van die maatregelen is dat `blootgestelde werknemers' een zogenoemde
persoondosimeter moeten dragen. Daarmee kan voor iedere werknemer afzon-
derlijk de ontvangen dosis straling afgelezen worden. Dat is onder meer van
belang om te controleren of de dosis inderdaad binnen de gestelde limiet blijft en
of de blootstelling zo laag als redelijkerwijs mogelijk is.
Samenvatting 11
Voor welke werknemers is routinematige persoonsdosimetrie
noodzakelijk?
In de praktijk werd de verplichting tot het dragen van persoonsdosimeters in
Nederland tot nu toe ruim uitgelegd. Dit betekende dat alle werknemers die met
bronnen van ioniserende straling werkten werden uitgerust met persoonsdosime-
ters, ook als zij blootstonden aan zo weinig straling dat zij formeel gezien niet in
de categorie `blootgestelde werknemers' hoefden te worden ingedeeld.
Recent is die praktijk echter veranderd. Sommige grote instellingen zijn ertoe
overgegaan om minder werknemers dan voorheen te classificeren als `blootge-
stelde werknemers' en hen niet langer een persoonsdosimeter te geven. Ze vin-
den routinematige persoonsdosimetrie in die gevallen onnodig.
Voor de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid was dit aan-
leiding de Gezondheidsraad om advies te vragen over de mogelijkheid om min-
der werknemers routinematig een persoonsdosimeter te laten dragen. Bestaat
voor deze koerswijziging wettelijk gezien de ruimte? Is die gezondheidskundig
gezien verantwoord? En aan welke voorwaarden moeten eventueel worden vol-
daan, als een vermindering toelaatbaar is? In dit advies geeft de Beraadsgroep
Straling en Gezondheid antwoord op deze vragen.
Afzien van persoonsdosimetrie is voor bepaalde werknemers
verantwoord
Het is op zich mogelijk om het beleid voor het dragen van een persoonsdosimeter
te wijzigen, en werknemers die niet daadwerkelijk worden blootgesteld, ook al
werken ze met of in de omgeving van apparaten of stoffen die ioniserende stra-
ling uitzenden, niet te beschouwen als `blootgestelde werknemers'. Dat ontheft
hen van de verplichting om een persoonsdosimeter te dragen. Concreet zou het
dan kunnen gaan om groepen werknemers waarbij is aangetoond dat:
· het niveau van blootstelling, met inbegrip van redelijkerwijs voorzienbare
storingen, in de regel gelijkmatig zeer laag is (minder dan 0,2 millisievert per
kwartaal), en bovendien
· de kans gering is op abnormale gebeurtenissen met de mogelijkheid van aan-
merkelijke blootstelling binnen kort tijdbestek (meer dan 0,2 millisievert per
keer).
Er zijn geen wettelijke beperkingen voor deze versoepeling in het dragen van
persoonsdosimeters, omdat met dit beleid voldaan wordt aan de gestelde normen,
12 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
nationaal en internationaal. Het al of niet indelen als `blootgestelde werknemer'
berust immers nog steeds op de in de praktijk verwachte mate van blootstelling.
Ook zijn er geen gezondheidskundige overwegingen die het niet meer dragen
van een persoonsdosimeter in de weg staan.
Wel zijn aanvullende maatregelen voor deze werknemers gewenst
Om het verminderen van het aantal werknemers met een persoonsdosimeter ver-
antwoord te kunnen doen, moet echter wel aan een aantal voorwaarden worden
voldaan. Het uitgangspunt daarbij is dat iedereen die tijdens het werken kan wor-
den blootgesteld aan ioniserende straling het recht heeft op passende zorg voor
persoonlijke stralingsbescherming. Daarmee wordt aangesloten bij eerdere aan-
bevelingen van de Gezondheidsraad over dit onderwerp.
Daarom is het advies een nieuwe categorie werknemers te creëren, categorie
C. In deze categorie vallen dan de werknemers die niet worden ingedeeld als
`blootgestelde werknemer', maar die wel met of bij apparatuur of stoffen werken
die ioniserende straling uitzenden.
De reden is dat zij normaal gesproken weliswaar slechts een minimale bloot-
stelling zullen ondervinden, maar bij een calamiteit of incident wel de kans lopen
op een niet-onaanzienlijke dosis straling. Zij zullen immers voor een deel van de
tijd werkzaam zijn in een volgens het Besluit stralingsbescherming gedefinieerde
`gecontroleerde' of `bewaakte zone', waar zoiets zich zou kunnen voordoen. In
die zin onderscheiden zij zich dus van de werknemers die nooit werken in de
buurt van bronnen van ioniserende straling.
Voor deze nieuwe categorie C-werknemers is het nog steeds belangrijk dat de
blootstelling gemonitord wordt. Dat hoeft alleen niet te gebeuren door routine-
matige persoonsdosimetrie. Voor metingen kan de in het Besluit stralingsbe-
scherming al voorgeschreven ruimtemonitoring van bewaakte en gecontroleerde
zones volstaan. Verder moet er voor deze werknemers al of niet in het kader van
een veiligheidsmanagementsysteem een programma voor stralingsbescherming
worden ontwikkeld om:
· te kunnen evalueren en toetsen of de maatregelen en voorzieningen voor stra-
lingsbescherming van werknemers volstaan;
· te verifieren dat wordt voldaan aan de criteria voor indeling als C-werkne-
mers;
· de blootstelling te bepalen in abnormale situaties of bij een radiologisch
ongeval.
Samenvatting 13
Dit stralingsbeschermingsprogramma moet worden uitgevoerd door of onder
toezicht van deskundigen op het gebied van stralingsbescherming.
Met deze regelingen wordt de bescherming van deze groep werknemers dan
afdoende geformaliseerd en veiliggesteld, en wordt tegelijk recht gedaan aan de
eigen verantwoordelijkheid van de werkgevers.
Een goede risicoanalyse draagt bij aan goede bescherming
Om ervoor te zorgen dat werknemers worden ingedeeld in de juiste categorie is
een adequate risicoanalyse van belang. Er zijn signalen dat de risicoanalyses op
dit moment niet altijd van voldoende kwaliteit zijn. Komt er een nieuwe catego-
rie werknemers bij, die om een aparte vorm van monitoring en bescherming
vraagt, dan is het eens te meer van belang dat de toewijzing aan een categorie
verantwoord gebeurt. Daarvoor is dan ook een aantal concrete voorwaarden
geformuleerd.
Zo moet een goede risicoanalyse inzicht verschaffen in de mate van persoon-
lijke blootstelling die werknemers kunnen ondervinden als gevolg van hun werk-
zaamheden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid en
het gebruik van alle aanwezige stralingsbronnen. Bij het bepalen van de kans op
en de grootte van eventuele blootstelling moet bovendien rekening worden
gehouden met de maatregelen die zijn getroffen om de blootstelling te beperken,
en met maatregelen om ongevallen te voorkomen. De betrokkenheid van een
stralingsbeschermingsdeskundige bij het opstellen van de risicoanalyse is om
deze redenen noodzakelijk.
Naast de te verwachten dosis onder normale werk- en bedrijfsomstandighe-
den, met inbegrip van redelijkerwijs te verwachten storingen, moet apart aan-
dacht worden besteed aan de kans op incidenten, en de mogelijkheid dat
werknemers daarbij worden blootgesteld aan straling.
Als aan deze voorwaarden is voldaan zal de toewijzing van werknemers aan
een categorie zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met de blootstelling die
zij daadwerkelijk ondervinden of het risico op blootstelling dat zij lopen. Ook de
beschermingsmaatregelen zullen dan passen bij hun situatie, of daarbij nu routi-
nematige persoonsdosimetrie aangewezen is of niet.
14 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
Executive summary
Health Council of the Netherlands. Personal dosimetry for occupational
exposure to ionising radiation. The Hague: Health Council of the Nether-
lands, 2008; publication no. 2008/07.
Radiological protection care is necessary
Some workers may be exposed to ionising radiation while exercising their duties
because they work with or in the vicinity of equipment or materials that emit this
type of radiation. Exposure to ionising radiation may lead to damaging health
effects. Therefore, adequate radiological protection is desirable for the employ-
ees involved. To safeguard a high degree of protection, this care must be tailored
to suit specific needs.
Personal dosimetry is a key tool
The regulations defined in the Decree on Radiation Protection are designed to
protect workers in the Netherlands from the negative effects of exposure to ioni-
sing radiation. The decree includes provisions stipulating that the maximum allo-
wed annual dose for those who are classified as `exposed worker' may be higher
than for other workers. It also prescribes specific protection and monitoring
measures.
One of these measures is that `exposed workers' must wear a so-called perso-
nal dosimeter. This allows the received radiation dose to be recorded for each
individual worker. This is important in order to check whether the dose remains
within the limits set and whether exposure has been kept as low as reasonably
possible.
Executive summary 15
Which workers require routine personal dosimetry?
In practice, the requirement for wearing personal dosimeters was implemented
broadly in the Netherlands. This meant that all employees that work with sources
of ionising radiation were equipped with personal dosimeters, even if they were
exposed to so little radiation that they were not formally classified as `exposed
workers'.
There have been recent changes to standard practice, however. Some large
institutions have decided to classify fewer employees than previously as `expo-
sed workers', and no longer provide them with personal dosimeters. They feel
routine personal dosimetry is unnecessary in these cases.
This prompted the secretary of state for Social Affairs and Employment to
ask the Health Council of the Netherlands for advice regarding the possibility of
routinely providing fewer workers with personal dosimeters. Does the law allow
for this change of practice? Is this allowable in terms of health? And what condi-
tions must be met if a decrease is to be permissible? In this advisory report, the
Standing Committee on Radiation and Health provides answers to these questi-
ons.
Abandoning personal dosimetry is allowable for certain workers
Changing the policies regarding who is required to wear a personal dosimeter is
possible, and workers who are not actually exposed even if they work with or
in the vicinity of equipment or materials that emit ionising radiation do not
automatically need to be considered `exposed workers'. This releases them from
the obligation of wearing a personal dosimeter. Specifically, this might include
groups of workers for which the following has been demonstrated:
· the degree of exposure, including any disruptions that may reasonably be
anticipated, is consistently very low (less than 0.2 milisievert per quarter),
and also
· the odds of abnormal events and the potential for significant exposure (more
than 0.2 milisievert per event) are low.
There are no legal issues with this liberalisation of personal dosimetry policy,
because this policy meets national and international standards. After all, the clas-
sification as `exposed worker' is still based on the degree of exposure to be
expected in daily practice. There are no health concerns standing in the way of no
longer wearing a personal dosimeter.
16 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
Additional measures for these workers are desirable
In order to decrease the number of workers with personal dosimeters in a respon-
sible fashion, a number of conditions must be met. The basic tenet is that anyone
who may be exposed to ionising radiation during work is entitled to adequate
personal radiation protection. This position is in agreement with previous Health
Council recommendations on the subject.
Therefore, the recommendation is to create a new category of workers: cate-
gory C. This category includes workers who are not classified as `exposed wor-
ker', but who do work with or near equipment or materials that emit ionising
radiation.
This is because they normally only experience minimal exposure, but do run
the risk of being exposed to a not insignificant dose of radiation in the event of a
calamity or incident. After all, they will occasionally be working in a zone
defined as `controlled' or `monitored' under the Decree on Radiation Protection,
where such events may occur. Therefore, they differ from employees who never
work in the vicinity of sources of ionising radiation.
Exposure monitoring remains important for these new category C workers.
This does not necessarily has to involve routine personal dosimetry. The work-
place monitoring systems for monitored and controlled zones dictated by the
Decree on Radiation Protection are sufficient. Additionally, a programme for
radiation protection must be developed for these workers, potentially within the
framework of a safety management system, in order to:
· evaluate and test whether measures and facilities for radiation protection of
workers are adequate;
· verify that the criteria for classification as category C workers are met;
· determine exposure in abnormal situations or in the event of a radiological
accident.
This radiation protection programme must be implemented by or under supervi-
sion of radiation protection experts.
These regulations will sufficiently formalise and secure the protection of this
group of workers, while at the same time underlining the employer's own res-
ponsibilities.
Executive summary 17
A good risk analysis contributes to good protection
An adequate risk analysis is important to ensure that workers are assigned to the
correct category. There are signs that current risk analyses are not always of suf-
ficiently high quality. The creation of a new category of workers requiring a
separate form of monitoring and protection only serves to emphasize the impor-
tance of ensuring categorisation occurs in a responsible fashion. A number of
concrete conditions have been formulated to this end.
For example, a good risk analysis must provide insight into the degree of per-
sonal exposure workers may experience while performing their duties. The pre-
sence and use of all potential radiation sources must be considered. When
determining the odds and degree of potential exposure, measures taken to limit
exposure and prevent accidents must also be taken into account. The involve-
ment of a radiation protection expert in drafting the risk analysis is required for
these reasons.
In addition to the dose to be expected under normal working and operating
conditions, the odds of incidents and the likelihood workers will be exposed to
radiation in the event of such incidents must be considered separately.
If these conditions are met, assignment of workers to a category will occur
based on actual or risk of exposure wherever possible. Protective measures will
also be suited to their situation, whether that involves routine personal dosimetry
or not.
18 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
Hoofdstuk 1
Inleiding
1.1 Aanleiding voor de advisering
Om werknemers te beschermen tegen de gezondheidsrisico's die zij kunnen
lopen wanneer zij op hun werkplek worden blootgesteld aan ioniserende straling,
zijn normen opgesteld voor de blootstelling die daar toelaatbaar is.* In Nederland
is dit geregeld in het Besluit stralingsbescherming.2
Allereerst moeten nut en noodzaak van beroepsmatige blootstelling worden
getoetst aan het rechtvaardigingsbeginsel. Blootstelling van werknemers is alleen
toelaatbaar als er een deugdelijke reden voor is. Het gaat dan om de billijkheid
van blootstelling op grond van het beroep of de taken die men uitoefent. Als die
reden ontbreekt, is blootstelling niet billijk en dus niet toelaatbaar. Is aan deze
voorwaarde voldaan, dan geldt als algemene norm voor de stralingsbescherming
het ALARA-beginsel.**
Daarmee wordt aangegeven dat de blootstelling van individuele werknemers
en het aantal blootgestelde personen zo laag moeten zijn als redelijkerwijs moge-
lijk is. Daarnaast zijn dosislimieten op jaarbasis vastgesteld. Verder wordt in het
Besluit stralingsbescherming een speciale categorie werknemers onderscheiden,
* Achtergrondinformatie over effecten van blootstelling aan ioniserende straling is onder meer te vinden in het
advies `Risico's van blootstelling aan ioniserende straling' van de Gezondheidsraad.1
** ALARA: As Low As Reasonably Achievable. Voor meer informatie hierover: zie het European ALARA Network
(www.eu-alara.net) en het Gezondheidsraadadvies `Principes van stralingsbescherming'.3
Inleiding 19
de `blootgestelde werknemers', voor wie andere limieten en maatregelen gelden
dan voor de overige werknemers.
Om effectief toe te kunnen zien op naleving van de voorschriften schrijft het
Besluit stralingsbescherming voor dat een routinematige vorm van persoonsdosi-
metrie verplicht is voor alle werknemers die zijn aangemerkt als `blootgestelde
werknemer'.
Het gebruik in Nederland was tot nu toe om het begrip `blootgestelde werk-
nemer' ruim te interpreteren, zodat veel werknemers die als gevolg van hun
werkzaamheden blootgesteld kunnen worden aan ioniserende straling een per-
soonsdosimeter droegen, hoewel hun daadwerkelijke blootstelling uiterst gering
is.
Onlangs hebben enkele grote instellingen echter besloten om bepaalde groe-
pen werknemers die werken met apparatuur of stoffen die ioniserende straling
uitzenden niet meer te beschouwen als `blootgestelde werknemer' en hen geen
persoonsdosimeters meer ter beschikking te stellen. Daaraan ging steeds een risi-
coanalyse vooraf, die uitwees dat door maatregelen op de werkvloer de kans op
blootstelling boven de limieten die gelden voor de niet als `blootgestelde werk-
nemer' geclassificeerde werknemers uiterst gering was.
Voor de bedrijfsvoering heeft vermindering van het aantal dragers van een
persoonsdosimeter een aantal voordelen. De meetresultaten moeten immers uit-
gelezen en geregistreerd worden. Dat betekent een zekere inspanning, en het
brengt ook kosten met zich mee. Maar is besparing daarop wettelijk gezien
mogelijk en gezondheidskundig verantwoord? Kan het aantal mensen dat een
dosimeter bij zich draagt inderdaad zonder probleem verminderd worden, en
onder welke voorwaarden?
1.2 Vraagstelling en werkwijze
Voor de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) was deze
ontwikkeling aanleiding om de Gezondheidsraad te raadplegen. Over dit onder-
werp worden in dit advies de volgende vragen beantwoord:
1 Wat is het belang van persoonsdosimetrie binnen de stralingsbescherming?
2 Hoe kunnen de voorschriften in de Nederlandse en Europese regelgeving
voor routinematige persoonsdosimetrie in de praktijk worden ingevuld?
3 Is het gezondheidskundig verantwoord dat bepaalde werknemers die tot nu
toe een persoonsdosimeter dragen dat niet meer doen? Zo ja, onder welke
voorwaarden?
20 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
4 Aan welke criteria dient de wettelijk verplichte risicoanalyse te voldoen die
als de basis dient bij de beslissing om bepaalde groepen al dan niet in te delen
als `blootgestelde werknemers'?
De volledige adviesaanvraag is weergegeven in Bijlage A van dit advies. Het
advies is opgesteld door de Beraadsgroep Straling en Gezondheid, een vast col-
lege van deskundigen van de Gezondheidsraad. Omdat de beraadsgroep voor dit
advies fungeerde als verantwoordelijke commissie, wordt hij hieronder verder
aangeduid als `de commissie'. De samenstelling is opgenomen in Bijlage B.
1.3 Terminologie
Bepaalde begrippen in dit advies hebben een specifieke betekenis. Hieronder
staat een overzicht van de belangrijkste termen en de invulling die daaraan in dit
advies wordt gegeven. Deze is voor zover mogelijk gebaseerd op definities in het
Besluit stralingsbescherming, maar die definities zijn niet altijd letterlijk overge-
nomen. Enkele in dit verband relevante artikelen uit het Besluit stralingsbescher-
ming zijn opgenomen in Bijlage C.
Persoonsdosimetrie: individuele monitoring van de blootstelling aan ioniserende
straling. Deze kan incidenteel zijn of routinematig.
Routinematige persoonsdosimetrie: de wettelijk verplichte individuele monito-
ring (zoals beschreven in artikel 87 van het Besluit stralingsbescherming) die
periodiek wordt uitgevoerd met dosimeters die worden betrokken van een
erkende dosimetrische dienst (zoals beschreven in artikel 8 van het Besluit stra-
lingsbescherming).
Dosimeter: het meetinstrument dat wordt gebruikt voor de individuele monito-
ring van de uitwendige blootstelling. In het Besluit stralingsbescherming wordt
de dosimeter aangeduid als `persoonlijk dosiscontrolemiddel'.
Persoonsdosis: de mate van persoonlijke blootstelling uitgedrukt in de grootheid
`effectieve dosis'. De gebruikte eenheid is de millisievert (mSv). Als de bloot-
stelling van afzonderlijke lichaamsdelen relevant is, wordt deze uitgedrukt in de
grootheid `equivalente dosis'. Definities van `effectieve dosis' en `equivalente
dosis' zijn opgenomen in Bijlage C. In dit advies wordt alleen gerefereerd aan de
effectieve dosis.
Inleiding 21
Werknemer: iedere persoon die volgens de definitie in het Besluit stralingsbe-
scherming, hetzij in dienst of onder gezag van een ondernemer, hetzij als zelf-
standige, arbeid verricht. Volgens de toelichting op het Besluit vallen daaronder
door het gebruik van de zinsnede `onder gezag van' ook leerlingen en studeren-
den.
Blootgestelde werknemers: werknemers die volgens de definitie in het Besluit
stralingsbescherming tijdens het werk een effectieve dosis kunnen oplopen van
meer dan 1 mSv in een jaar.
Overige werknemers: werknemers die niet zijn ingedeeld als blootgestelde werk-
nemer.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het belang van persoonsdosimetrie voor de
bescherming van werknemers. Daarmee wordt de eerste vraag beantwoord.
Hoofdstuk 3 is gewijd aan de vraag of bepaalde groepen werknemers die thans
een persoonsdosimeter dragen daarvan kunnen worden vrijgesteld, gegeven de
bestaande wettelijke kaders en gezondheidskundige kennis. Daarmee beant-
woordt de commissie de tweede en derde vraag, en geeft zij haar advies op dit
centrale punt. In hoofdstuk 4 komt aan de orde hoe de verplichte risicoanalyse
eruit zou moeten zien op grond waarvan werknemers al of niet ingedeeld worden
in de groep `blootgestelde werknemers'. Daarmee beantwoordt de commissie
dan de vierde vraag. Hoofdstuk 5 bevat een kort overzicht van de belangrijkste
conclusies.
22 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
Hoofdstuk 2
Het belang van individuele metingen
Wat is de achtergrond van de bestaande regelgeving over persoonsdosimetrie?
Welke doelen worden daarmee beoogd? In dit hoofdstuk geeft de commissie een
kort overzicht van de redenen die er zijn om werknemers routinematig te voor-
zien van persoonsdosimeters. Het gaat hierbij dan om het meten van uitwendige
blootstelling. Inwendige besmetting blijft buiten beschouwing.
2.1 Functie van routinematige persoonsdosimetrie
Het belang van routinematige persoonsdosimetrie voor de bescherming van
werknemers tegen de schadelijke gevolgen van ioniserende straling kan afgeleid
worden uit de aanbevelingen van de International Commission on Radiological
Protection (ICRP).4,5 Deze worden wereldwijd gebruikt als basis voor nationale
wetgeving en voor de regelgeving binnen internationale organisaties. De
Gezondheidsraad heeft in een advies uit 1984 de uitgangspunten van de ICRP op
dit punt onderschreven.6 De aanbevelingen van de ICRP vormen de basis voor de
Europese richtlijn7 waarop het Besluit stralingsbescherming is gebaseerd.
Routinematige persoonsdosimetrie is primair bedoeld om stelselmatig te con-
troleren of de dosis straling waaraan iemand tijdens zijn of haar werk wordt
blootgesteld wel voldoet aan de wettelijke normen voor dosisbeperking.
Het belang van individuele metingen 23
Verder maakt dragen van een persoonsdosimeter het mogelijk te controleren of
de blootstelling voldoet aan het ALARA-beginsel (As Low As Reasonable
Achievable) en de plafondwaarden voor individuele dosisbeperking* die in dat
kader zijn vastgesteld voor specifieke werkzaamheden en omstandigheden. Hier-
onder vallen ook lokale voorschriften van de werkgever.
Daarnaast is het meten van de individueel opgelopen stralingsdosis bedoeld
om informatie te verkrijgen die van belang is voor een goede organisatie en uit-
voering van de maatregelen die op de werkplek zijn genomen om werknemers te
beschermen tegen straling.
Ook kunnen persoonsdosimeters waardevolle informatie geven als zich stra-
lingsongevallen hebben voorgedaan. Aan de hand van de blootstellingsgegevens
kan dan bepaald worden of medische behandeling aangewezen is, en zo ja welke,
en of andere vervolgmaatregelen nodig zijn. Persoonsdosimetrie is hiermee dus
ook een hulpmiddel ten behoeve van de risico-inventarisatie en evaluatie zoals
die door de arboregelgeving is voorgeschreven.
Tot slot kan routinematige persoonsdosimetrie ook gegevens opleveren die
gebruikt kunnen worden in wetenschappelijk onderzoek naar de risico's van
blootstelling aan ioniserende straling (zie bijvoorbeeld het internationale onder-
zoek dat is uitgevoerd onder auspiciën van het International Agency for Research
on Cancer8,9).
2.2 Persoonsdosimetrie - wanneer en voor wie?
Het antwoord op die vraag voor welke werknemers en onder welke omstandighe-
den routinematige persoonsdosimetrie nuttig en nodig is hangt volgens de ICRP
vooral af van:
· het verwachte niveau van blootstelling in relatie tot de dosislimieten;
· de mogelijke variaties en onzekerheden in de mate van blootstelling en de
werkomstandigheden.
De ICRP adviseert om bij alle werknemers die mogelijk blootgesteld kunnen
worden persoonsdosimetrie uit te voeren, tenzij op voorhand duidelijk is dat de
dosis voortdurend laag zal zijn**, en deze ook op jaarbasis beduidend lager uitvalt
dan de wettelijke limieten. Hierbij beveelt de ICRP aan om te kijken naar groe-
* Volgens het door de ICRP aanbevolen principe van `dose constraints' in samenhang met het ALARA-beginsel. In
de Nederlandse regelgeving worden dit `dosisbeperkingen' genoemd.
** De ICRP gebruikt in dit verband de term `consistently low'.
24 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
pen werknemers met overeenkomstige kenmerken, en niet naar individuen
afzonderlijk. Er wordt aanbevolen een onderscheid te maken tussen:
· groepen waarvoor persoonsdosimetrie zeker nodig is;
· groepen waarvoor persoonsdosimetrie mogelijk nodig is;
· groepen waarvoor persoonsdosimetrie niet nodig is.
2.3 Conclusie
De eerste vraag, naar het belang van persoonsdosimetrie voor stralingsbescher-
ming, kan nu beantwoord worden. De commissie onderschrijft de door de ICRP
gegeven redenen om bij bepaalde groepen werknemers routinematige persoons-
dosimetrie toe te passen. Die maatregel is namelijk van belang voor:
· controle op het niet overschrijden van de wettelijk vastgelegde jaardosis-
limieten;
· controle op de toepassing van het wettelijk voorgeschreven ALARA-
beginsel;
· controle op het voldoen aan aanvullende lokale voorschriften voor individu-
ele dosisbeperking;
· het toetsen van de doeltreffendheid van maatregelen en voorzieningen voor
de stralingsbescherming van werknemers;
· het vaststellen van de samenhang tussen de werkzaamheden en de opgelopen
dosis, en het signaleren van tendensen;
· het vaststellen van de individuele dosis na een radiologisch ongeval;
· het verkrijgen van gegevens ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek
naar de risico's van blootstelling aan ioniserende straling.
Het belang van individuele metingen 25
26 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
Hoofdstuk 3
Routinematige persoonsdosimetrie:
alleen waar nodig
Het dragen van persoonsdosimeters is bedoeld om werknemers te beschermen,
zoals besproken in het voorgaande hoofdstuk, onder meer door te controleren of
aan de blootstellingsvoorschriften wordt voldaan. Voor welke groepen werkne-
mers is het dragen van persoonsdosimeters wettelijk verplicht en zijn er redenen
om de huidige praktijk aan te passen? Daarover gaat het in dit hoofdstuk. Om die
vraag te beantwoorden worden zowel het wettelijk kader als de kennis over
risico's van blootstelling bekeken. Op grond daarvan formuleert de commissie
vervolgens haar advies.
3.1 Wet- en regelgeving
Is het wettelijk toelaatbaar dat bepaalde groepen werknemers die in Nederland
tot voor kort routinematig een persoonsdosimeter droegen daarvan zouden wor-
den vrijgesteld? Om deze vraag te beantwoorden geeft de commissie eerst een
overzicht van de huidige wet- en regelgeving en hoe deze in de praktijk is uitge-
werkt. De veranderingen in de praktijk, waarbij het voor bepaalde groepen werk-
nemers niet meer nodig wordt geacht een persoondosimeter te dragen, worden
vervolgens aan de regels getoetst.
Routinematige persoonsdosimetrie: alleen waar nodig 27
3.1.1 Invulling van het begrip `beroepsmatige blootstelling'
Aanbevelingen van de ICRP
In de opvatting van de ICRP omvat de zogenoemde occupational exposure of
workers alle blootstellingen aan ioniserende straling die werknemers ondergaan
tijdens hun werk en hun aanwezigheid op de werkplek die het gevolg zijn van
bronnen die onder beheer en verantwoordelijkheid vallen van de werkgever.4
Buiten beschouwing blijft blootstelling die geen verband houdt met het werk of
het verblijf op de werkplek, zoals medische blootstelling als patiënt en de bloot-
stelling die werknemers, net als andere burgers, ondervinden door straling in de
leefomgeving, of die nu van natuurlijke bronnen afkomstig is of niet.
Europese richtlijn
In de Europese richtlijn7 die de basis vormt voor het Besluit stralingsbescher-
ming, wordt het begrip `beroepsmatige blootstelling' niet gedefinieerd, maar
wordt een onderscheid gemaakt tussen `blootgestelde werkers' en `leden van de
bevolking'. Blootgestelde werkers zijn daarbij als volgt gedefinieerd:
Blootgestelde werkers: personen, hetzij als zelfstandige hetzij in dienstverband werkzaam, die tijdens
het werk ten gevolge van onder deze richtlijn begrepen handelingen, een blootstelling ondergaan
welke kan leiden tot doses die hoger zijn dan een van de dosisniveaus welke overeenkomen met de
dosislimieten voor leden van de bevolking.
Regelgeving in Nederland
Het Besluit stralingsbescherming maakt onderscheid tussen leden van de bevol-
king, werknemers en blootgestelde werknemers. De definitie van de laatste cate-
gorie, vastgelegd in artikel 1 van het Besluit, komt overeen met die uit de
Europese richtlijn (zie ook 1.3 en Bijlage C):
Blootgestelde werknemer: een werknemer* die gedurende zijn werktijd ten gevolge van handelingen
een blootstelling ondergaat die kan leiden tot een dosis die hoger is dan een der in artikel 76
genoemde dosislimieten voor blootstelling van leden van de bevolking.
* Zowel iemand in loondienst als een zelfstandige; zie 1.3 en Bijlage C.
28 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
De bepalingen voor beroepsmatige blootstelling in het Besluit stralingsbescher-
ming hebben betrekking op alle werknemers die tijdens het werk kunnen worden
blootgesteld aan ioniserende straling. Met andere woorden: zowel de groep die
wordt geclassificeerd als `blootgestelde werknemers' als de overige werknemers
vallen daaronder. Behalve voorschriften voor de twee categorieën werknemers
zijn er ook voorschriften voor maatregelen op de werkplek.
3.1.2 Regelgeving voor routinematige persoonsdosimetrie bij werknemers
Wanneer wordt bij beroepsmatige blootstelling voorgeschreven dat werknemers
een persoonsdosimeter dragen? Daarvoor gelden internationaal en nationaal
bepaalde regels.
Aanbevelingen van de ICRP
De ICRP adviseert om bij alle werknemers die blootgesteld kunnen worden
persoonsdosimetrie uit te voeren, tenzij op voorhand duidelijk is dat de dosis
voortdurend laag zal zijn, en deze op jaarbasis beduidend lager uitvalt dan de
wettelijke limieten. Volgens de ICRP is het zeker en altijd nodig om stelselmatig
individueel de dosis te bepalen voor groepen werknemers waarin sommigen het
risico lopen dat de effectieve dosis op jaarbasis uitkomt boven een vast te stellen
waarde die ligt tussen 5 en 10 mSv, tenzij die dosisbepaling op een efficiëntere
manier kan worden uitgevoerd, zoals bij vliegtuigbemanningen.
Routinematige persoonsdosimetrie wordt niet nodig bevonden als alle werk-
nemers binnen een groep op jaarbasis zo goed als zeker geen effectieve dosis zul-
len ontvangen die hoger ligt dan 1 mSv.
Voor groepen werknemers die een blootstelling mogen verwachten van meer
dan 1 mSv per jaar, maar minder dan een vast te stellen waarde tussen 5 en 10
mSv per jaar, wordt persoonsdosimetrie wel wenselijk geacht, maar kunnen
opzet en uitvoering minder strak gereglementeerd zijn. Voor deze groepen werk-
nemers is persoonsdosimetrie er vooral op gericht om te controleren of ze terecht
zijn ingedeeld in de categorie minder sterk blootgestelde werknemers. Bepalen
van de actuele persoonsdosis is dan dus minder van belang.
Europese richtlijn
De Europese richtlijn schrijft een indeling van blootgestelde werknemers voor in
twee categorieën, A of B, `ten behoeve van de controle en het toezicht' daaron-
der valt ook de vraag of persoonsdosimetrie moet worden toegepast. Uitgangs-
Routinematige persoonsdosimetrie: alleen waar nodig 29
punt is dat iemand alleen wordt aangemerkt als `blootgestelde werknemer'
wanneer een effectieve jaardosis mogelijk wordt geacht die hoger is dan 1 mSv.*
Een A-werknemer is iemand die een effectieve jaardosis hoger dan 6 mSv
kan ontvangen en een B-werknemer iemand die een dosis tussen 1 en 6 mSv kan
verwachten. Voor A-werknemers is systematische persoonsdosimetrie door een
erkende dosimetriedienst verplicht. Voor B-werknemers wordt de regeling van
persoonsdosimetrie overgelaten aan de lidstaten. De opdracht aan de Europese
lidstaten daarbij is dat de nationale regeling toereikend moet zijn om aan te tonen
dat B-werknemers terecht in deze categorie zijn ingedeeld. Dit biedt de mogelijk-
heid om het al of niet uitvoeren van persoonsdosimetrie en de wijze van uitvoe-
ring mede te laten afhangen van andere kenmerken dan louter de categorie-
indeling van werknemers.
Regelgeving in andere landen
In andere landen wordt de noodzaak en verplichting tot persoonsdosimetrie vaak
gerelateerd aan de radiologische classificatie van de werkplekken. Ook binnen de
Europese richtlijn is daar ruimte voor. Deze wijze van benadering is ook terug te
vinden in de guidance documents van het International Atomic Energy Agency
(IAEA)10:
Individual monitoring is normally required for persons who routinely work in areas that are designa-
ted as controlled areas because of the external radiation hazard. An individual monitoring programme
for external radiation exposure is intended to provide information for the optimization of protection,
to demonstrate that the worker's exposure has not exceeded any dose limit or the level anticipated for
the given activities, and to verify the adequacy of workplace monitoring. For supervised areas where
individual monitoring is not required, it may be simpler to use a limited number of individual dosime-
ters than to adopt a comprehensive programme of monitoring of the workplace. In any case, indivi-
dual monitoring for the purpose of dose records may be considered good practice for all workers in a
supervised area.
It may be appropriate to derive an assessment of exposure from the results of workplace monitoring
when:
* Er gelden ook ondergrenzen voor de equivalente dosis van afzonderlijke lichaamsdelen, maar die zijn in de prak-
tijk slechts bij uitzondering limiterend.
30 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
a No effective method of individual monitoring is available and a method based on workplace
monitoring has been shown to be acceptable;
b Doses are relatively constant and can be reliably assessed by other means; or
c The workers concerned are regularly employed in a supervised area, or only occasionally enter
controlled areas
In Bijlage D is een overzicht gegeven van de reglementering van persoonsdosi-
metrie in verschillende landen.
Regelgeving in Nederland
Tot slot de situatie in Nederland. In ons wettelijke kader, dus volgens het Besluit
stralingsbescherming, dat is gebaseerd op de Europese richtlijn, betekent classifi-
catie als `blootgestelde werknemer' ongeacht de verdere indeling als A- of B-
werknemer zoals ook het Besluit stralingsbescherming die aangeeft dat routi-
nematige persoonsdosimetrie en registratie van persoonlijke gegevens verplicht
zijn (artikel 87 en 90, zie Bijlage C). Bij de registratie gaat het dan vooral om het
bijhouden van persoonlijke gegevens die van belang zijn voor de persoonsge-
richte stralingsbescherming.
3.1.3 Invulling in de praktijk
Tot zover de regelgeving over de selectie van werknemers die in aanmerking
komen voor persoonsdosimetrie. De invulling die daaraan in de Nederlandse
praktijk wordt gegeven is als volgt.
Advies van de Gezondheidsraad uit 1984
In ons land wordt vaak een indeling in categorieën werknemers gehanteerd die
gebaseerd is op een advies van de Gezondheidsraad uit 1984.6 De raad stelde
destijds voor een onderverdeling te maken `op basis van het criterium of al dan
niet een gerede kans bestaat op overschrijding van het referentieniveau dat
getalsmatig ligt op 1/10 deel van de jaardosislimieten voor beroepsmatige bloot-
stelling'. Dat referentieniveau was daarmee getalsmatig gelijk aan de toen gel-
dende en in het advies voorgestelde jaardosislimiet voor de algemene bevolking.
De raad kwam tot de volgende indeling:
Routinematige persoonsdosimetrie: alleen waar nodig 31
Categorie A: personen die uit hoofde van hun beroep of opleiding aan straling worden blootgesteld
en daarbij een gerede kans hebben een stralingsdosis per jaar te ontvangen groter dan 3/10 deel van
de jaardosislimieten voor beroepsmatige blootstelling.
Categorie B: personen die uit hoofde van hun beroep of opleiding aan straling worden blootgesteld en
daarbij een gerede kans hebben een stralingsdosis per jaar te ontvangen groter dan 3/100 doch in de
regel kleiner dan 3/10 deel van de jaardosislimieten voor beroepsmatige blootstelling.
Binnen categorie B kan desgewenst nader onderscheid worden gemaakt tussen:
Personen van categorie B die een gerede kans hebben een stralingsdosis per jaar te ontvangen groter
dan 1/10 deel van de jaardosislimieten voor beroepsmatige blootstelling (categorie B1).
Personen van categorie B voor wie de stralingsdosis per jaar in de regel kleiner is dan 1/10 deel van
de jaardosislimieten voor beroepsmatige blootstelling (categorie B2).
Het onderscheid tussen categorieën B1 en B2 biedt meer mogelijkheden om stra-
lingsbescherming op maat te organiseren dan wanneer dit niet gebeurt. Wat dat
betekent voor de selectie van werknemers in de praktijk is afhankelijk van:
· de toepassing van het ALARA-beginsel in de stralingsbescherming op de
werkplek;
· de zorg voor de benodigde informatie, instructie, opleiding en begeleiding;
· de voorzieningen voor persoonlijke dosiscontrole en dosisregistratie;
· de beperking van de persoonlijke dosis.
In 1984 waren de jaardosislimieten 50 mSv voor beroepsmatige blootstelling en
5 mSv voor blootstelling van de bevolking. De indeling in drie categorieën kwam
daarmee overeen met de volgende blootstellingsniveaus:
· A-werknemers: 15 - 50 mSv per jaar;
· B1-werknemers: 5 - 15 mSv per jaar;
· B2-werknemers: 1,5 - 5 mSv per jaar.
Het gaat bij beroepsmatige blootstelling overigens altijd om een additionele
blootstelling, omdat werknemers buiten hun werk als leden van de bevolking
mogelijk ook aan straling worden blootgesteld, zij het tot maximaal de jaardosis-
limiet voor leden van de bevolking.
De raad pleitte er in het advies uit 1984 voor dat alle blootgestelde werkne-
mers, of ze nu werden ondergebracht in categorie A, B1 of B2, een persoonsdosi-
meter zouden dragen.
32 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
Toepassing bij de huidige blootstellingslimieten
Inmiddels zijn de blootstellingslimieten aangepast. In het Besluit stralingsbe-
scherming worden jaarlimieten gegeven voor de verschillende dosisgrootheden.
Voor `blootgestelde werknemers' is de limiet voor de effectieve jaardosis
gesteld op 20 mSv. Deze limietwaarde geldt feitelijk voor A-werknemers. Op
grond van de criteria voor de categorie-indeling geldt voor B-werknemers een
dosisbeperking van 6 mSv.*
Voor overige werknemers geldt dat de effectieve jaardosis maximaal 1 mSv
mag zijn.
Indien de criteria voor de indeling in categorieën uit het Gezondheidsraadadvies
uit 1984 worden toegepast op de huidige blootstellingslimiet van 20 mSv voor
`blootgestelde werknemers', resulteert dat in de volgende indeling:
· A-werknemers: 6 - 20 mSv per jaar;
· B1-werknemers: 2 - 6 mSv per jaar;
· B2-werknemers: 0,6 - 2 mSv per jaar.
De B2-werknemers mogen met de huidige limieten dus een blootstelling onder-
gaan die deels onder en deels boven de limiet ligt van 1 mSv voor overige werk-
nemers en vallen daarmee dus niet per definitie allemaal in de categorie
`blootgestelde werknemers'. De indeling uit het advies van 1984 klemt dus met
de voorschriften uit het Besluit stralingsbescherming. De commissie onder-
schrijft echter wel de benadering uit het advies uit 1984 en komt daarom met
voorstellen die zijn aangepast aan de huidige situatie.
3.1.4 Oordeel over recente veranderingen in de praktijk van de
stralingsbescherming
Het beleid voor het dragen van persoonsdosimeters is door de aangepaste limie-
ten niet veranderd. Het uitgangspunt is gebleven dat alle `blootgestelde werkne-
mers' een persoonsdosimeter moeten dragen.
In de praktijk is er inmiddels echter wel wat veranderd. In Nederland was het
tot nu toe gebruik om elke werknemer die met of in de buurt van bronnen van
ioniserende straling werkt, te classificeren als `blootgestelde werknemer' en te
* Een dosisbeperking heeft niet het karakter van een dosislimiet. Het is een vooraf vastgestelde plafondwaarde voor
de dosis in het kader van optimalisatie van stralingsbescherming. Overschrijding kan leiden tot heroverweging van
de ALARA maatregelen en eventueel tot herziening van de indeling in categorie A of B.
Routinematige persoonsdosimetrie: alleen waar nodig 33
voorzien van een individuele persoonsdosimeter. Met de op zichzelf te rechtvaar-
digen bedoeling om niet onnodig te hoeven voldoen aan de verplichting tot routi-
nematige persoonsdosimetrie, bestaat echter bij geleidelijk aan steeds meer
instellingen de neiging om bepaalde werknemers groepsgewijs of individueel
niet langer te classificeren als `blootgestelde werknemer' en geen persoonsdosi-
meter meer te laten dragen. Wettelijk gezien is dat mogelijk, als aangetoond kan
worden dat de blootstelling van betrokken werknemers zo laag is dat ze niet als
`blootgestelde werknemers' behoeven te worden beschouwd.
3.2 Gezondheidskundige overwegingen
Wettelijk gezien kunnen bepaalde groepen werknemers die van oudsher een per-
soonsdosimeter dragen daarvan vrijgesteld worden. Maar is dat gezondheidskun-
dig ook verantwoord? Zo ja, onder welke voorwaarden?
3.2.1 Verminderen van aantal werknemers met persoonsdosimeters
De commissie is van mening dat het ook vanuit gezondheidskundig oogpunt
mogelijk is om werknemers die wel werken in een omgeving waar straling kan
voorkomen maar waarvan de blootstelling in de praktijk voortdurende laag is en
minder dan 1 mSv per jaar, niet langer te volgen met behulp van routinematige
persoonsdosimetrie. Dit geldt dan voor die groepen waarvoor met een risico-
inventarisatie en -evaluatie (RI&E) is aangetoond dat
· het niveau van blootstelling met inbegrip van redelijkerwijs voorzienbare
storingen in de regel gelijkmatig zeer laag is; de commissie stelt voor dit
niveau vast te stellen op minder dan 0,2 mSv per kwartaal, waarmee de totale
jaardosis ruimschoots onder de jaardosislimiet voor overige werknemers
blijft; en bovendien
· de eventuele kans gering is op abnormale gebeurtenissen met de mogelijk-
heid van aanmerkelijke blootstelling binnen korte tijd, waarbij de commissie
voorstelt om als criterium voor `aanmerkelijk' uit te gaan van een blootstel-
ling boven 1/5e deel van de jaardosislimiet voor overige werknemers ofwel
0,2 mSv per keer.
3.2.2 Wel zorgen voor stralingsbescherming
De commissie vindt echter, in overeenstemming met eerdere Gezondheidsraad-
adviezen3,6,11 en met de aanbevelingen van de ICRP, dat het uitgangspunt bij stra-
lingsbescherming moet zijn dat iedereen die tijdens het werken kan worden
34 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
blootgesteld aan ioniserende straling recht heeft op passende zorg voor persoon-
lijke stralingsbescherming. Zij concludeert daarom dat werknemers die niet of
niet langer routinematig een persoonsdosimeter hoeven te dragen maar die wel
werken in een omgeving waar ze kunnen worden blootgesteld aan ioniserende
straling toch een vorm van stralingsbescherming nodig hebben, ook als zij bin-
nen de regels van het Besluit stralingsbescherming niet als `blootgestelde werk-
nemers' worden beschouwd.
Een onwenselijk gevolg van het niet langer beschouwen van groepen werk-
nemers als `blootgestelde werknemers' is, dat minder bescherming wordt gege-
ven dan de commissie adviseert voor beroepsmatige blootstelling in het
algemeen. Zo vervalt bijvoorbeeld voor deze groepen het vastleggen van indivi-
duele gegevens die van betekenis zijn voor de periodieke evaluatie van werk-
zaamheden en werkomstandigheden in het kader van toepassing van het
ALARA-beginsel. De commissie vindt het daarom gewenst dat een aantal aan-
vullende maatregelen wordt genomen.
Nieuwe categorie werknemers opnemen in de richtlijnen
De commissie adviseert om een nieuwe categorie te creëren binnen de overige
werknemers: categorie C. In deze categorie vallen de werknemers die niet wor-
den ingedeeld als `blootgestelde werknemer' (en voor wie routinematige per-
soonsdosimetrie dus niet verplicht is) maar die wel met of bij ioniserende straling
uitzendende apparatuur of stoffen werken en daardoor blootgesteld kunnen wor-
den. De commissie houdt hiermee de bedoeling van de aanbevelingen van het
advies uit 1984 in stand.
Monitoring opzetten voor deze groep
Een groot deel van deze C-werknemers zal in de praktijk voor een deel werk-
zaam zijn in een gecontroleerde of bewaakte zone. Hoewel hun blootstelling op
jaarbasis dus zo laag zal zijn dat zij niet als `blootgestelde werknemers' worden
beschouwd, lopen zij wel kans op een niet-onaanzienlijke stralingsdosis bij een
calamiteit of groot incident. Daarom dient de blootstelling voor deze groep werk-
nemers gemonitord te worden door middel van de in artikelen 84 en 85 van het
Besluit stralingsbescherming voorgeschreven ruimtemonitoring van bewaakte en
gecontroleerde zones (zie bijlage C). Deze monitoring dient deel uit te maken
van een programma voor stralingsbescherming of een veiligheidsmanagement-
systeem en moet toereikend zijn voor:
Routinematige persoonsdosimetrie: alleen waar nodig 35
· het evalueren en toetsen van de maatregelen en voorzieningen voor stralings-
bescherming van werknemers, met het oog op toepassing van het ALARA-
beginsel;
· de verificatie dat wordt voldaan aan de criteria voor indeling als C-werkne-
mers;
· betrouwbare dosisbepalingen in geval van abnormale situaties of een radiolo-
gisch ongeval.
Stralingsbeschermingsprogramma bij mogelijke beroepsmatige
blootstelling
Dit stralingsbeschermingsprogramma moet worden uitgevoerd door of onder
toezicht van een stralingsbeschermingsdeskundige, dat wil zeggen een erkende
expert op het gebied van stralingsbescherming. In het gelijk met dit advies uitge-
brachte advies `Opleiden van deskundigen op het gebied van stralingsbescher-
ming' doet de commissie voorstellen voor herinrichting van het stelsel van
opleidingen stralingsbescherming.12
Voor de C-werknemers zouden registratie-eisen moeten worden vastgelegd,
zodat ook voor deze werknemers de doelstellingen concreet kunnen worden
ingevuld. Met deze regelingen wordt de bescherming van deze groep werkne-
mers geformaliseerd en wordt recht gedaan aan de eigen verantwoordelijkheid
van de werkgevers.
36 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
Hoofdstuk 4
Voorwaarden voor een goede
risicoanalyse
Een goed niveau van stralingsbescherming staat of valt met een adequate risico-
analyse. Die vormt namelijk de basis voor de toewijzing van werknemers aan een
bepaalde categorie. Aan welke voorwaarden moet zo'n risicoanalyse voldoen?
4.1 Doel van de risicoanalyse
Volgens het Besluit stralingsbescherming (artikel 10, zie Bijlage C) moeten `door
of onder toezicht van een deskundige' de risico's van handelingen waarbij bloot-
stelling aan ioniserende straling kan plaatsvinden worden geïnventariseerd en
geëvalueerd. Voor zover het de bescherming van werknemers betreft worden de
bevindingen van de deskundige vastgelegd in een risico-inventarisatie en evalu-
atie (RI&E), zoals bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998.*
Er moet dus een RI&E worden gemaakt waarin onder meer de kans op bloot-
stelling en de verwachte dosis worden vastgelegd. Op grond van de uitkomst
hiervan vindt de classificatie als `blootgestelde werknemer' en de indeling daar-
van in A- en B-werknemers, of als overige werknemer plaats (en, als het advies
uit het vorige hoofdstuk wordt gevolgd, als C-werknemer).
* Uitgebreide informatie over RI&E's is te vinden op www.rie.nl.
Voorwaarden voor een goede risicoanalyse 37
4.2 Waarborgen van de kwaliteit
Hoewel de commissie het geen taak voor de Gezondheidsraad acht om gedetail-
leerde kwaliteitseisen te formuleren, geeft zij wel voorwaarden aan die betrek-
king hebben op de strekking en kwaliteit van de radiologische risicoanalyse die
onderdeel moet uitmaken van de RI&E.
De RI&E moet inzicht verschaffen in de mate van persoonlijke blootstelling
die werknemers kunnen ondervinden als gevolg van hun werkzaamheden. Een
RI&E wordt niet opgesteld voor individuele werknemers, maar heeft betrekking
op groepen met overeenkomstige kenmerken van taken en werkzaamheden. Er
moet rekening worden gehouden met alle bijdragen aan de persoonsdosis door de
aanwezigheid en het gebruik van stralingsbronnen binnen het bedrijf waar men
werkzaam is. Bij het bepalen van de kans op en de grootte van eventuele bloot-
stelling moet rekening worden gehouden met de maatregelen die zijn getroffen
om de blootstelling in de dagelijkse praktijk zoveel als redelijkerwijs mogelijk is
te beperken, en met maatregelen om ongevallen te voorkomen. Het is daarbij niet
relevant of de werknemers zelf actief betrokken zijn bij enigerlei radiologische
toepassingen.* Buiten beschouwing blijft ook de persoonlijke dosis door oorza-
ken die geen verband houden met het werk.
Naast de te verwachten persoonsdosis onder normale werk- en bedrijfsom-
standigheden, met inbegrip van redelijkerwijs te verwachten storingen, moet
apart aandacht worden besteed aan de eventuele kans op abnormale gebeurtenis-
sen en met de mogelijkheid van blootstelling daarbij.
Indien er een veiligheidsmanagementsysteem aanwezig of in ontwikkeling is,
dient de RI&E daar deel van uit te maken.
Om deze doelstellingen te bereiken moet een RI&E aan de volgende voor-
waarden voldoen:
· een bevoegde stralingsbeschermingsdeskundige is verantwoordelijk voor het
opstellen;
· er moet worden aangegeven welke bronnen van ioniserende straling in het
bedrijf worden gebruik en welke (groepen) werknemers kunnen (en mogen)
worden blootgesteld; is dat het geval, dan moeten alle desbetreffende werk-
nemers in ieder geval beschouwd worden als C-werknemers;
* Zoals in het Besluit stralingsbescherming wordt bedoeld met `handelingen met stralingsbronnen' en met
`werkzaamheden met natuurlijke bronnen'.
38 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
· er moet worden aangegeven voor welke (groepen) werknemers gerede kans
bestaat op overschrijding van een jaardosis van 1 mSv en de desbetreffende
werknemers dus als `blootgestelde werknemer' worden beschouwd;
· voor `blootgestelde werknemers' moet geschat worden in welke mate de
werknemers blootgesteld kunnen en mogen worden en moet de indeling als
A- of B- werknemers worden aangegeven;
· er moet worden aangegeven welke (groepen) van overige werknemers in
zodanige mate kunnen en mogen worden blootgesteld dat de desbetreffende
werknemers worden beschouwd als C-werknemer.
Ter verduidelijking van de woordkeuze `kunnen en mogen worden blootgesteld'
tekent de commissie aan dat het bij een RI&E niet alleen gaat om de inschatting
van het `kunnen' in termen van de kans of waarschijnlijkheid. Ook moet steeds
worden beoordeeld of er een deugdelijke reden is voor blootstelling. Het gaat dan
om de uitleg van `kunnen' in de betekenis van `mogen'; ofwel de billijkheid van
eventuele blootstelling op grond van het beroep of de taken die men uitoefent.
Als die reden ontbreekt, is blootstelling niet billijk en dus niet toelaatbaar.
Voorwaarden voor een goede risicoanalyse 39
40 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
Hoofdstuk 5
Conclusie
Stralingshygiënische zorg noodzakelijk
Werken met of in de buurt van apparatuur of stoffen die ioniserende straling uit-
zenden kan schadelijke gezondheidseffecten tot gevolg hebben. Het is daarom
gewenst dat er adequate stralingshygiënische zorg is voor de desbetreffende
werknemers. Om een hoog beschermingsniveau te waarborgen, dient deze zorg
op maat geleverd te worden.
Persoonsdosimetrie is van belang om werknemers te beschermen
Het dragen van persoonsdosimeters heeft een belangrijke functie in het bescher-
men van werknemers. Het meten van de daadwerkelijke blootstelling is een
belangrijk element in het complete pakket van maatregelen om mensen te
beschermen tegen schadelijke effecten van blootstelling aan straling op de werk-
plek. Dat maakt het bijvoorbeeld mogelijk om te controleren of de wettelijke
voorschriften voor maximaal aanvaarde doses straling worden nageleefd en of de
blootstelling zo laag als redelijkerwijs mogelijk is.
Conclusie 41
Afzien van persoonsdosimetrie voor bepaalde werknemers is mogelijk
Tot nu toe werden in Nederland in de praktijk vrijwel alle werknemers op werk-
plekken met apparatuur of stoffen die straling uitzenden voorzien van een per-
soonsdosimeter, ook als hun blootstelling lager lag dan de jaardosislimiet die
geldt voor werknemers in het algemeen. Het is op zich mogelijk om het beleid in
dat opzicht te wijzigen, en deze werknemers niet langer te beschouwen als
`blootgestelde werknemers'. Er zijn geen wettelijke of gezondheidskundige
beperkingen die dit in de weg staan.
Een nieuwe categorie werknemers is gewenst
Om het verminderen van het aantal werknemers met een persoonsdosimeter ver-
antwoord te kunnen doen, moet wel aan een aantal voorwaarden worden vol-
daan. Indelen in de categorie overige werknemers betekent op dit moment dat
dan geen enkele specifieke maatregel gericht op het controleren van de individu-
ele blootstelling meer nodig zou zijn. Dat vindt de commissie ongewenst, omdat
deze werknemers wel werken in een omgeving waar blootstelling aan ionise-
rende straling mogelijk is. Daarom stelt zij voor om binnen de groep overige
werknemers een nieuwe categorie in het leven te roepen, de C-werknemers. Rou-
tinematige persoonsdosimetrie is voor die categorie niet nodig, maar een paar
andere maatregelen wel, zoals registratie en controle van de blootstelling via
andere middelen.
Een goede risicoanalyse draagt bij aan goede bescherming
Om ervoor te zorgen dat werknemers worden ingedeeld in de juiste categorie is
een adequate risicoanalyse van belang. Daarvoor heeft de commissie een aantal
concrete voorwaarden geformuleerd, zoals de betrokkenheid van een stralingsbe-
schermingsdeskundige.
42 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
Literatuur
1 Gezondheidsraad. Risico's van blootstelling aan ioniserende straling. Den Haag: Gezondheidsraad,
2007; publicatie nr 2007/03.
2 Besluit van 16 juli 2001, houdende vaststelling van het Besluit stralingsbescherming. Staatsblad,
2001; 397.
3 Gezondheidsraad: Commissie Principes van stralingsbescherming. Principes van
stralingsbescherming. Den Haag: Gezondheidsraad, 1994; publicatie nr 1994/28.
4 International Commission on Radiological Protection. 1990 recommendations of the International
Commission on Radiological Protection. ICRP Publication 60. Ann ICRP, 1991; 21(1-3).
5 International Commission on Radiological Protection. General principles for the radiation protection
of workers. ICRP Publication 75. Ann ICRP, 1997; 27(1).
6 Gezondheidsraad. Advies inzake Stralingsbescherming in Nederland; de ICRP aanbevelingen in de
praktijk. Den Haag: Gezondheidsraad, 1984; publicatie nr 1984/20.
7 Raad van de Europese Unie. Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling
van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de
aan ioniserende straling verbonden gevaren. Publicatieblad, 1996; L159(29/06/1996): 1-114.
8 Cardis, E, Vrijheid, M, Blettner, M, e.a. Risk of cancer after low doses of ionising radiation:
retrospective cohort study in 15 countries. British Medical Journal, 2005; 331(7508): 77.
9 Vrijheid, M, Cardis, E, Ashmore, P, e.a. Mortality from diseases other than cancer following low
doses of ionizing radiation: results from the 15-Country Study of nuclear industry workers.
International Journal of Epidemiology, 2007; 36(5): 1126-1135.
Literatuur 43
10 IAEA - International Atomic Energy Agency. Assessment of occupational exposure due to external
sources of radiation. Safety guide. Vienna: International Atomic Energy Agency, 1999; Safety
standards series; RS-G-1.3.
11 Gezondheidsraad. Stralingsrisico's. Evaluatie van de wetenschappelijke gegevens over de
gezondheidsrisico's van blootstelling aan ioniserende straling ten behoeve van normstelling. Den
Haag: Gezondheidsraad, 1991; publicatie nr 1991/22.
12 Gezondheidsraad. Opleiden van deskundigen op het gebied van stralingsbescherming. Den Haag:
Gezondheidsraad, 2008; publicatie nr 2008/06.
44 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
A De adviesaanvraag
B De commissie
C Besluit stralingsbescherming
D Vergelijking reglementering persoonsdosimetrie
Bijlagen
45
46 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
Bijlage A
De adviesaanvraag
Op 13 april 2005 stuurde de staatssecretaris van SZW de Gezondheidsraad de
volgende brief (kenmerk ARBO/M&A/2005/24261):
Geachte heer Knottnerus,
Ik vraag uw aandacht voor het volgende:
Sinds tientallen jaren wordt in Nederland de blootstelling van werknemers aan ioniserende straling
gemonitord met behulp van persoonlijke dosiscontrolemiddelen. Deze routinematige monitoring
gebeurt op grond van het Besluit Stralingsbescherming (Bs) dat bepaalt dat aan werknemers die ten
gevolge van het werk blootstelling aan ioniserende straling ondergaan die kan leiden tot een dosis van
meer dan één milliSievert per jaar (zogenoemde blootgestelde werknemers), passende, persoonlijke
dosiscontrolemiddelen ter beschikking moeten worden gesteld.
Binnen Nederland bestaat in de branches die te maken hebben met ioniserende straling, al jarenlang
consensus over de interpretatie van de zinsnede "..die kan leiden tot..." in genoemde bepaling; ieder-
een die tijdens zijn of haar werkzaamheden te maken heeft met een relevante hoeveelheid radioac-
tieve stoffen of met apparaten die ioniserende straling produceren, draagt een persoonlijk
dosiscontrolemiddel. De Arbeidsinspectie handhaaft de regelgeving rondom dosismonitoring con-
form deze consensus.
De adviesaanvraag 47
Recentelijk heeft een medische instelling op basis van hun risicoanalyse over ioniserende straling
besloten om bepaalde beroepsgroepen binnen de eigen instelling niet meer te beschouwen als bloot-
gestelde werknemer en hen dus geen persoonlijke dosiscontrolemiddelen meer beschikbaar te stellen.
Deze visie is nieuw binnen de medische sector. De vraag is of dit beschouwd kan worden als een
"stand van de techniek of wetenschap" ten aanzien van stralingsbescherming van werknemers, die
nagevolgd kan worden door andere gezondheidsinstellingen.
Met het oog op deze ontwikkeling ontvang ik graag uw advies over de volgende vragen:
· Wat is het belang van de persoonsdosimetrie binnen de stralingsbescherming?
· Hoe kunnen de Nederlandse en Europese wettelijke verplichtingen ten aanzien van routinema-
tige persoonsdosimetrie in de praktijk worden ingevuld? Hoe kan de zinsnede "..die kan leiden
tot..."verduidelijkt of afgebakend worden? Wat is hierbij de "stand van de wetenschap"?
· De risicoanalyse die verplicht wordt gesteld in het Bs is de basis bij de beslissing van onderne-
mers om bepaalde beroepsgroepen al dan niet in te delen als blootgestelde werknemer. Aan
welke criteria dient een dergelijke risicoanalyse te voldoen wil de kwaliteit ervan gewaarborgd
zijn en de toepassing ervan algemeen toepasbaar en houdbaar zijn?
· Kan het aantal werknemers waarvan de stralingsdosis routinematig persoonlijk wordt gemoni-
tord, op basis van de stand van de wetenschap op een verantwoorde manier omlaag? Zo ja, onder
welke condities? In hoeverre is het dan nog noodzakelijk om bijvoorbeeld met behulp van
andere monitoringsmethodieken zicht te houden op ontvangen stralingsdoses in geval van cala-
miteiten of incidenten?
Vanwege de actualiteit van de kwestie verzoek ik u mij op zo kort mogelijke termijn een advies te
doen toekomen zodat de stand van de techniek/wetenschap voor het veld helder wordt en onderne-
mers hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de risicoanalyse en consequenties hiervan op een ver-
antwoorde wijze kunnen invullen. Deze stand van techniek zal dan tegelijkertijd van betekenis zijn
voor het toezicht van de Arbeidsinspectie op de betreffende regelgeving.
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
(w.g.) (H.A.L. van Hoof)
48 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
Bijlage B
De commissie
Dit advies is opgesteld door de Beraadsgroep Straling en Gezondheid, bestaande
uit:
· prof. dr. M. de Visser, voorzitter
vice-voorzitter Gezondheidsraad, Den Haag
hoogleraar neuromusculaire ziekten, Universiteit van Amsterdam
· dr. L.M. van Aernsbergen, adviseur
fysicus, ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu,
Den Haag
· prof. dr. J.J. Broerse
emeritus hoogleraar medische stralenfysica, Leids Universitair Medisch Cen-
trum
· dr. F.R. de Gruijl
biofysicus, Leids Universitair Medisch Centrum
· prof. dr. M.G.M. Hunink
hoogleraar klinische epidemiologie en biostatistiek, Erasmus MC Rotterdam
· ir. Chr.J. Huyskens
stralingsfysicus, Technische Universiteit Eindhoven
· dr. A. Keverling Buisman, adviseur
fysicus, Schoorl
· prof. dr. A.J. van der Kogel
hoogleraar radiobiologie, Universitair Medisch Centrum Nijmegen
St Radboud
De commissie 49
· prof. dr. ir. J.J.W. Lagendijk
hoogleraar klinische fysica, Universitair Medisch Centrum Utrecht
· prof. dr. J.W. Leer
hoogleraar radiotherapie, Universitair Medisch Centrum Nijmegen
St Radboud
· prof. dr. ir. P.H.M. Lohman
emeritus hoogleraar stralengenetica en chemische mutagenese,
Universiteit Leiden
· ir. L.W. Meinders, adviseur
Inspectie voor de Gezondheidszorg, ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, Den Haag
· prof. dr. D. van Norren
hoogleraar oogfysica, Universiteit Utrecht
· prof. dr. W.F. Passchier
hoogleraar risico-analyse, Universiteit Maastricht
· prof. dr. T.J.F. Savelkoul
hoogleraar medische toxicologie en stralingshygiëne, Leids Universitair
Medisch Centrum
· drs. A.M.T.I. Vermeulen, adviseur
ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag
· prof. dr. L. Verschaeve
hoogleraar toxicologie, Universiteit van Antwerpen, België
· prof. dr. ir. A. Van der Vorst
emeritus hoogleraar elektrotechniek, Louvain la Neuve, België
· prof. dr. ir. A.A. van Zeeland
hoogleraar moleculaire stralingsdosimetrie en stralingsmutagenese,
Universiteit Leiden
· dr. E. van Rongen, secretaris
radiobioloog, Gezondheidsraad, Den Haag
De Gezondheidsraad en belangen
Leden van Gezondheidsraadcommissies worden benoemd op persoonlijke titel,
wegens hun bijzondere expertise inzake de te behandelen adviesvraag. Zij kun-
nen echter, dikwijls juist vanwege die expertise, ook belangen hebben. Dat
behoeft op zich geen bezwaar te zijn voor het lidmaatschap van een Gezond-
heidsraadcommissie. Openheid over mogelijke belangenconflicten is echter
belangrijk, zowel naar de voorzitter en de overige leden van de commissie, als
naar de voorzitter van de Gezondheidsraad. Bij de uitnodiging om tot de com-
50 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
missie toe te treden wordt daarom aan commissieleden gevraagd door middel
van het invullen van een formulier inzicht te geven in de functies die zij bekle-
den, en andere materiële en niet-materiële belangen die relevant kunnen zijn voor
het werk van de commissie. Het is aan de voorzitter van de raad te oordelen of
gemelde belangen reden zijn iemand niet te benoemen. Soms zal een adviseur-
schap het dan mogelijk maken van de expertise van de betrokken deskundige
gebruik te maken. Tijdens de installatievergadering vindt een bespreking plaats
van de verklaringen die zijn verstrekt, opdat alle commissieleden van elkaars
eventuele belangen op de hoogte zijn.
De commissie 51
52 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
Bijlage C
Besluit stralingsbescherming
Deze bijlage bevat enkele voor dit advies relevante onderdelen uit het Besluit
stralingsbescherming.
Definities van dosisgrootheden, zoals opgenomen in bijlage 2
De effectieve dosis, E, is de som van de gewogen equivalente doses in alle in tabel 2.2 genoemde
weefsels en organen ten gevolge van inwendige en uitwendige bestraling De eenheid van effec-
tieve dosis is J kg1 met als speciale naam sievert (Sv).
De equivalente dosis, HT, in een weefsel of orgaan T is de som van de producten van de gemiddelde
geabsorbeerde dosis DTR, in een weefsel of orgaan T ten gevolge van straling R, en de stralingsweeg-
factor wR De eenheid van effectieve dosis is J kg1 met als speciale naam sievert (Sv).
In enkele hieronder geciteerde artikelen worden limietwaarden voor de effectieve
en equivalente dosis genoemd. Ten behoeve van de overzichtelijkheid worden
alleen de limietwaarden voor de effectieve dosis aangehaald.
Besluit stralingsbescherming 53
De verplichting tot ALARA
Artikel 5
1. De ondernemer zorgt ervoor dat de effectieve of equivalente doses van individuele personen, in
samenhang met het aantal blootgestelde personen, ten gevolge van een handeling zo laag zijn als
redelijkerwijs mogelijk is.
2. De ondernemer zorgt ervoor dat met betrekking tot potentiële blootstellingen zowel de dosis bij
een blootstelling als de kans op een blootstelling zo laag als redelijkerwijs mogelijk is.
Definities van werknemers, zoals opgenomen in artikel 1
werknemer: persoon die, hetzij in dienst of onder gezag van een ondernemer, hetzij als zelfstandige,
arbeid verricht;
blootgestelde werknemer: werknemer die gedurende zijn werktijd ten gevolge van handelingen een
blootstelling ondergaat die kan leiden tot een dosis die hoger is dan een der in artikel 76 genoemde
dosislimieten;
Artikel 76
1. De ondernemer zorgt ervoor dat voor werknemers ten gevolge van handelingen die onder zijn
verantwoordelijkheid worden verricht, de volgende doses niet worden overschreden:
a. een effectieve dosis van 1 mSv in een kalenderjaar,
Artikel 77
1. De ondernemer zorgt ervoor dat voor blootgestelde werknemers ten gevolge van handelingen die
onder zijn verantwoordelijkheid worden verricht, de volgende doses niet worden overschreden:
a. een effectieve dosis van 20 mSv in een kalenderjaar,
Onderscheid in A- en B-werknemers, zoals opgenomen in artikel 1
A-werknemer: de blootgestelde werknemer, bedoeld in artikel 79, tweede lid;
B-werknemer: andere blootgestelde werknemer dan een A-werknemer;
Artikel 79
1. De ondernemer deelt ten behoeve van de monitoring en het toezicht blootgestelde werknemers in
als A- of B-werknemer.
2. Een A-werknemer is een blootgestelde werknemer, die een effectieve dosis kan ontvangen die
groter is dan 6 mSv in een kalenderjaar, of een equivalente dosis die groter is dan drie tiende van
de in artikel 77 genoemde dosislimieten.
54 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
Meting en registratie van blootstelling
Artikel 87
1. De ondernemer stelt aan een blootgestelde werknemer een passend, persoonlijk dosiscontrolemid-
del ter beschikking, die door de ondernemer wordt betrokken van een dosimetrische dienst als
bedoeld in artikel 8.
Artikel 90
De ondernemer zorgt ervoor dat afzonderlijk van iedere blootgestelde werknemer wordt geregi-
streerd:
a de naam, de geboortedatum en het geslacht;
b indeling in categorie A- of B- werknemer;
c de gemeten of bepaalde doses op grond van de artikelen 87 tot en met 89;
d
Werkplekken en ruimtemonitoring
Artikel 83
1. De ondernemer zorgt ervoor dat, indien dat nodig is met het oog op de bescherming tegen ionise-
rende straling:
a. een ruimte wordt aangemerkt als gecontroleerde zone, indien:
1. de mogelijk door een werknemer te ontvangen dosis gelijk is aan een effectieve dosis die
hoger is dan 6 mSv in een kalenderjaar of een equivalente dosis die hoger is dan drie tiende
van de dosis, genoemd in artikel 77, eerste lid, onder b, of
2. er een mogelijkheid is van verspreiding van radioactieve stoffen vanuit de ruimte zodanig
dat personen een dosis hoger dan een effectieve of equivalente dosis, genoemd in artikel
76, kunnen ontvangen;
b. een ruimte wordt aangemerkt als bewaakte zone, indien de mogelijk door een werknemer te
ontvangen effectieve dosis hoger is dan 1 mSv in een kalenderjaar en lager dan 6 mSv in een
kalenderjaar of de equivalente dosis hoger is dan die genoemd in artikel 76, onder b, en lager
dan die genoemd onder a, ten eerste.
Artikel 84
1. Met betrekking tot een gecontroleerde zone zorgt de ondernemer ervoor dat:
a. de zone is afgebakend en de toegang ertoe beperkt blijft tot door hem daartoe aangewezen
personen en dat de zone wordt gecontroleerd overeenkomstig de door hem daartoe vastge-
stelde procedures;
Besluit stralingsbescherming 55
b. maatregelen zijn getroffen voor die gevallen waarin een aanzienlijk risico van verspreiding
van radioactieve stoffen bestaat; deze maatregelen betreffen ook de toegang tot en het verla-
ten van de zone door personen en goederen;
c. met inachtneming van de aard van de aanwezige bronnen en betrokken handelingen er een
systeem van monitoring van de werkplek is;
Artikel 85
1. Met betrekking tot een bewaakte zone zorgt de ondernemer ervoor dat:
a. met inachtneming van de aard van de aanwezige bronnen en betrokken handelingen er een
systeem van monitoring van de werkplek is;
Het vaststellen van de risico's
Artikel 10
1. De ondernemer zorgt ervoor dat door of onder toezicht van een deskundige, met het oog op de
bescherming tegen ioniserende straling, ten minste:
a. de plannen voor handelingen voorafgaand aan de uitvoering ervan kritisch worden bestu-
deerd, de risico's ervan geïnventariseerd en geëvalueerd en toestemming verleend, voordat
met de handeling wordt aangevangen;
3. Voor zover het de bescherming van de blootgestelde werknemer betreft worden de bevindingen
van de deskundige vastgelegd in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in
artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998.
56 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling
Bijlage D
Vergelijking reglementering
persoonsdosimetrie
EU richtlijn Categorie A: verplicht
Categorie B: niet verplicht; eventueel voor zover
toereikend om aan te tonen dat categorie-
indeling juist is
Nederland Categorie A: verplicht
Categorie B: verplicht; met mogelijkheid tot ont-
heffing
Zweden Categorie A: verplicht; met advieslijst voor
indeling van werkzaamheden in categorie A
Categorie B: niet verplicht
België Categorie A: verplicht
Duitsland Categorie B: verplicht
Verplicht in gecontroleerd gebied
Groot Brittannië Verplicht voor classified workers (gelijkwaardig
met Categorie A)
Non classified workers: niet verplicht; eventueel
voor zover toereikend om aan te tonen dat classi-
ficatie van werknemers niet nodig is
Verplicht in gecontroleerd gebied
Frankrijk Verplicht bij werken in zone contrôlée en zone
Zwitserland surveillée
Vergelijking reglementering persoonsdosimetrie 57
Verenigde Staten Verplicht voor:
Federal NRC & · Werknemers waarvan het aannemelijk is dat
state regulations zij een effectieve dosis van meer dan 5 mSv
kunnen ontvangen
· Personen die een ruimte met hoog stralingsni-
veau betreden
· Vrouwen die hebben aangegeven zwanger te
zijn en waarvan het aannemelijk is dat zij een
effectieve dosis van meer dan 1 mSv kunnen
ontvangen
· Werknemers die met medische fluoroscopie
apparatuur werken
Verenigde Staten Verplicht voor werknemers waarvan het aanne-
Department of Energy melijk is dat zij een effectieve dosis van meer
dan 1 mSv kunnen ontvangen
IAEA Verplicht in controlled werkgebieden
safety standards Niet vereist in supervised werkgebieden
58 Persoonsdosimetrie bij beroepsmatige blootstelling aan ioniserende straling