Opleiden van deskundigen op
het gebied van stralingsbescherming
Gezondheidsraad
Health Council of the Netherlands
Aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Onderwerp : Aanbieding advies `Opleiden van deskundigen op het gebied van stralings-
bescherming'
Uw kenmerk : A&G/W&B/2004/72940
Ons kenmerk : U-5154/EvR/iv/062-Z20
Bijlagen : 1
Datum : 25 maart 2008
Geachte minister,
Wat is de rol van speciaal opgeleide deskundigen bij het beschermen van werknemers tegen
straling? Die vraag legde uw ambtsvoorganger voor aan de Gezondheidsraad. Graag bied ik
u hierbij het advies `Opleiden van deskundigen op het gebied van stralingsbescherming'
aan, waarin die vraag wordt beantwoord.
Het advies is opgesteld door een van de vaste colleges van deskundigen van de Gezond-
heidsraad, de Beraadsgroep Straling & Gezondheid. Overeenkomstig de ontvangen advies-
aanvraag heb ik dit advies vandaag ook aangeboden aan de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieube-
heer.
Het advies bevat aanbevelingen om het stelsel van opleidingen te herzien. De belang-
rijkste wijziging is dat een onderscheid wordt gemaakt tussen opleidingen op het gebied van
stralingsbeschermingsdeskundigheid en opleidingen op het gebied van stralingshygiëne.
Degenen die een opleiding stralingsbeschermingsdeskundigheid hebben gevolgd kunnen
geregistreerd worden als `deskundige' conform het Besluit stralingsbescherming. Zij zijn
mede verantwoordelijk voor beschermingsmaatregelen in bedrijven of instellingen. De
opleidingen stralingshygiëne zijn bedoeld voor beroepsbeoefenaren die zelf werken met
apparatuur die ioniserende straling uitzendt.
Bezoekadres Postadres
Parnassusplein 5 Postbus 16052
2511 VX Den Haag 2500 BB Den Haag
Telefoon (070) 340 57 30 Telefax (070) 340 75 23
E-mail: e.van.rongen@gr.nl www.gr.nl
Gezondheidsraad
Health Council of the Netherlands
Aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
De voorgestelde aanpassingen zullen naar verwachting leiden tot een eenduidiger en inzich-
telijker stelsel van opleidingen. Ik vertrouw er dan ook op dat dit advies een zinvolle bij-
drage levert aan de kwaliteit van de stralingsbescherming in ons land.
Hoogachtend,
Prof. dr. M. de Visser,
Vice-voorzitter
Bezoekadres Postadres
Parnassusplein 5 Postbus 16052
2511 VX Den Haag 2500 BB Den Haag
Telefoon (070) 340 57 30 Telefax (070) 340 75 23
E-mail: e.van.rongen@gr.nl www.gr.nl
Opleiden van deskundigen op
het gebied van stralingsbescherming
aan:
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
Nr. 2008/06, Den Haag, 25 maart 2008
De Gezondheidsraad, ingesteld in 1902, is een adviesorgaan met als taak de rege-
ring en het parlement `voor te lichten over de stand der wetenschap ten aanzien
van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid' (art. 22 Gezondheids-
wet).
De Gezondheidsraad ontvangt de meeste adviesvragen van de bewindslieden
van Volksgezondheid, Welzijn & Sport; Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
& Milieubeheer; Sociale Zaken & Werkgelegenheid en Landbouw, Natuur &
Voedselkwaliteit. De raad kan ook op eigen initiatief adviezen uitbrengen, en
ontwikkelingen of trends signaleren die van belang zijn voor het overheidsbeleid.
De adviezen van de Gezondheidsraad zijn openbaar en worden als regel
opgesteld door multidisciplinaire commissies van op persoonlijke titel
benoemde Nederlandse en soms buitenlandse deskundigen.
De Gezondheidsraad is lid van het European Science Advisory Network
for Health (EuSANH), een Europees netwerk van wetenschappelijke
adviesorganen.
De Gezondheidsraad is lid van het International Network of Agencies for Health
Technology Assessment (INAHTA), een internationaal samenwerkingsverband
van organisaties die zich bezig houden met health technology assessment.
INAHTA
U kunt het advies downloaden van www.gr.nl.
Deze publicatie kan als volgt worden aangehaald:
Gezondheidsraad. Opleiden van deskundigen op het gebied van stralingsbescher-
ming. Den Haag: Gezondheidsraad, 2008; publicatienr. 2008/06.
Preferred citation:
Health Council of the Netherlands. Education and training of radiation protection
experts. The Hague: Health Council of the Netherlands, 2008; publication no.
2008/06.
auteursrecht voorbehouden
all rights reserved
ISBN: 978-90-5549-709-6
Inhoud
Samenvatting 7
Executive summary 12
1 Inleiding 16
1.1 Aanleiding voor de advisering 16
1.2 Het huidige stelsel 17
1.3 Rapporten KOAD 18
1.4 Vraagstelling en commissie 19
1.5 Leeswijzer 20
2 Regelgeving voor stralingsdeskundigheid 21
2.1 Wettelijke regelingen 21
2.2 Beroepsspecifieke regelingen 25
3 Inrichting van het opleidingsstelsel 26
3.1 Knelpunten in het huidige stelsel 26
3.2 Eerdere voorstellen voor stelselherziening 27
3.3 Advies van de Gezondheidsraad 27
Inhoud 5
Literatuur 33
Bijlagen 35
A De adviesaanvraag 36
B De commissie 39
C Overzicht opleidingen oud en nieuw 42
Inhoud 6
Samenvatting
Het is tijd voor een evaluatie van het opleidingstelsel voor stralings-
bescherming
Blootstelling aan ioniserende straling kan schadelijke gezondheidseffecten tot
gevolg hebben. Daarom moeten degenen die gebruik maken van radioactieve
stoffen of van toestellen die ioniserende straling uitzenden, en ook degenen die
daarop toezicht houden, een passende opleiding op het gebied van stralingsbe-
scherming hebben gehad. Als gevolg van veranderde Europese richtlijnen met
betrekking tot stralingsbescherming wordt de Nederlandse regelgeving op dit
gebied herzien.
In het kader van dit proces heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid de Gezondheidsraad gevraagd om aan te geven hoe het oplei-
dingsstelsel voor stralingsbeschermingsdeskundigen optimaal ingericht kan wor-
den, en welke eisen daarbij gesteld kunnen worden aan de eindtermen voor de
opleidingen en aan de na- en bijscholing. Ook vroeg de staatssecretaris of ieder-
een die een opleiding stralingshygiëne met goed gevolg heeft doorlopen in het
wettelijk vastgelegde register van stralingsdeskundigen moet worden opgeno-
men, of dat volstaan kan worden met een deel van deze personen. In dit advies
geeft de Beraadsgroep Straling en Gezondheid van de raad (hierna te noemen `de
commissie') antwoord op deze vragen.
Samenvatting 7
Aparte opleidingen zijn nodig voor deskundigen en gekwalificeerde
professionals
Het huidige stelsel van opleidingen bevat veel goede elementen, die zeker behou-
den moeten blijven, concludeert de commissie. Het is echter van belang om dui-
delijker dan tot nu toe is gebeurd vast te leggen welke verantwoordelijkheden bij
welke functie horen, en welke opleidingseisen daarvoor gelden. Daarom stelt de
commissie voor om twee groepen werkers te onderscheiden:
· stralingsbeschermingsdeskundigen, die mede verantwoordelijk zijn voor
beschermingsmaatregelen in bedrijven of instellingen, en
· stralingshygiënisch gekwalificeerde beroepsbeoefenaars, die in hun eigen
beroep veilig moeten kunnen werken met ioniserende straling.
Stralingsbeschermingsdeskundigen hebben zowel een brede als specifieke kennis
op dit vakgebied. Zij zijn binnen het bedrijf of de organsiatie waar zij werkzaam
zijn mede verantwoordelijk voor de stralingsbescherming voor werknemers en
milieu, overal waar ioniserende straling wordt gebruikt. Zij zijn degenen die in
aanmerking komen voor erkenning als `deskundige' volgens het Besluit stra-
lingsbescherming; daartoe is conform het Besluit opname in een register noodza-
kelijk. Als geregistreerd deskundige kunnen zij de functies van coördinerend en
toezichthoudend deskundige vervullen.
Stralingshygiënisch gekwalificeerde beroepsbeoefenaars zijn degenen die bij
het uitoefenen van hun beroep te maken hebben met een of meer specifieke toe-
passingen van ioniserende straling. Zij hebben adequate kennis verworven om
veilig bepaalde handelingen met bronnen van ioniserende straling te kunnen uit-
voeren of handelingen te verrichten in een omgeving met stralingsrisico's, maar
zij vallen niet zonder meer onder de definitie van `deskundigen' uit het Besluit
stralingsbescherming. Dat is echter wel noodzakelijk als zij ook toezichthou-
dende taken hebben op het gebied van de stralingshygiëne of zelfstandig werk-
zaam zijn. In dat geval moeten zij een opleiding tot stralingsbeschermingsdes-
kundige hebben gevolgd.
Herziening van het stelsel is nodig om die nieuwe indeling in te passen
De commissie adviseert het huidige opleidingsstelsel aan te passen. Voor stra-
lingsbeschermingdeskundigen stelt de commissie opleidingen op twee niveaus
voor, die vergelijkbaar zijn met de huidige opleidingen op niveau 3 en 2, en die te
benoemen als `Stralingsbeschermingsdeskundige Basis' en `Stralingsbescher-
Samenvatting 8
mingsdeskundige Top'. Deze opleidingen dienen een algemene en brede oplei-
ding stralingshygiëne en stralingsbescherming te geven.
De `Basis'-opleiding is gemodelleerd naar de niveau 3-opleiding, maar zon-
der de koppeling met werken in een C-laboratorium*; de opleiding geeft een vol-
doende basis voor het werken als stralingsbeschermingsdeskundige, met kennis
over open en gesloten bronnen en kennis van organisatorische, procedurele en
administratieve aspecten.
De `Top'-opleiding is de huidige niveau 2-opleiding en dus een verdieping en
verbreding van de `Basis'-opleiding.
Er moeten duidelijk gedefinieerde criteria gelden voor het niveau en de
inhoud van de opleiding. De commissie beveelt aan dat deze eindtermen door het
College van Deskundigen Registratie Stralingsdeskundigen worden vastgesteld
wanneer dit College formeel is ingesteld, en om deze taak van het College ook te
borgen. Verder beveelt de commissie aan om wettelijk vast te leggen dat die
eindtermen ook organisatorische, procedurele en administratieve aspecten dienen
te bevatten.
Voor de stralingshygiënisch gekwalificeerde beroepsbeoefenaars zou een onder-
scheid gemaakt moeten worden tussen algemene en beroepsspecifieke opleidin-
gen. De commissie stelt voor de algemene opleidingen te benoemen als
`Stralingshygiëne Basis' en `Stralingshygiëne Gevorderd'. Deze opleidingen
kunnen worden gemodelleerd naar de huidige opleidingen op respectievelijk
niveau 5 en 4. De commissie beveelt aan daarbij onderscheid te maken in `A'-
(alleen kennis over gesloten bronnen van radioactiviteit) en `B'-opleidingen
(kennis over open en gesloten bronnen).
Voor professionals in bepaalde beroepsgroepen die werken met straling is het
gewenst dat zij geen algemene, maar een beroepsspecifieke opleiding krijgen. De
commissie stelt daarom voor dergelijke opleidingen op te zetten en te benoemen
als `Stralingshygiëne voor (de betreffende beroepsgroep)'. Deze opleidingen die-
nen waar nodig deel uit te maken van de beroepsopleiding.
Er moeten ook voor deze opleidingen duidelijk gedefinieerde criteria gelden
voor het niveau en de inhoud. De commissie beveelt aan dat de eindtermen voor
de algemene opleidingen worden vastgesteld door het College van Deskundigen
Registratie Stralingsdeskundigen en om deze taak van het College ook te borgen.
* Een C-laboratorium is een laboratorium waar met open radioactieve bronnen mag worden gewerkt en dat, op basis
van een advies van de Gezondheidsraad uit 1962, is ingedeeld in klasse C, de lichtste van drie klassen. In de
`Richtlijnen voor erkenning van opleidingen deskundigen radioactieve stoffen en toestellen van 20 november
1984' is de opleiding op niveau 3 specifiek gericht op deskundigheid met betrekking tot het werken met open
radioactieve stoffen in een C-laboratorium.
Samenvatting 9
De eindtermen voor deze opleidingen behoeven slechts beperkte, op de praktijk
toegesneden organisatorische, procedurele en administratieve aspecten te bevat-
ten.
Voor de beroepsspecifieke opleidingen stralingshygiëne beveelt de commis-
sie aan dat de eindtermen op landelijk niveau door de beroepsgroepen, in samen-
werking met stralingsbeschermingsdeskundigen, worden vastgelegd in de
eindtermen van de beroepsopleidingen. Deze op de dagelijkse praktijk gerichte
opleidingen stralingshygiëne behoeven geen organisatorische, procedurele en
administratieve aspecten te bevatten, met uitzondering van opleidingen voor
beroepen waarin men de verantwoordelijkheid kan hebben voor naleving van de
vergunningsvoorschriften.
Ook de na- en bijscholing moeten per type opleiding geregeld worden
De commissie beveelt aan voor geregistreerde stralingsbeschermingsdeskundi-
gen periodiek herregistratie te laten plaatsvinden. Door verplichte na- en bijscho-
ling aan deze herregistratie te koppelen wordt gewaarborgd dat de kennis actueel
blijft. De uitwerking van de na- en bijscholing hangt af van het niveau van de
deskundigheid en zou (mede) geregeld kunnen worden door de Nederlandse Ver-
eniging voor Stralingshygiëne.
Voor de stralingshygiënisch gekwalificeerde beroepsbeoefenaars zou de na-
en bijscholing door de beroepsgroepen geregeld moeten worden. Daarnaast is het
ook, waar van toepassing, een verantwoordelijkheid van de vergunninghouder
om toe te zien op adequate en afdoende na- en bijscholing.
Voor de groepen medische stralingshygiënisch gekwalificeerde beroepsbeoe-
fenaars die opgenomen moeten zijn in het BIG-register, is de (her)registratie die
de Wet BIG voorschrijft in de huidige praktijk niet een geschikt middel om de
bekwaamheid te controleren, omdat niet wordt gevraagd naar na- en bijscholing.
De Wet BIG laat de mogelijkheid hiervoor wel open. De commissie beveelt aan
de eisen voor herregistratie in het kader van de Wet BIG zodanig aan te passen
dat voldoende na- en bijscholing een voorwaarde is. Daarnaast kan bij medische
beroepen ook de kwaliteitsvisitatie binnen de beroepsgroepen een belangrijke
controlerende rol vervullen, evenals het toezicht door de Inspectie voor de
Gezondheidszorg.
Samenvatting 10
De wetenschappelijke expertise neemt af
De commissie signaleert dat de achteruitgang van de wetenschappelijke exper-
tise op het gebied van stralingsbescherming een aandachtspunt is. Voor goede
opleidingen moeten er ook voldoende gekwalificeerde opleiders zijn.
Samenvatting 11
Executive summary
Health Council of the Netherlands. Education and training of radiation
protection experts. The Hague: Health Council of the Netherlands, 2008:
publication nr 2008/06.
It is time for an evaluation of the system for radiation protection training
Exposure to ionising radiation may lead to damaging health effects. That is why
individuals who use radioactive materials or equipment that emits ionising radia-
tion, as well as those responsible for supervising them, must receive suitable trai-
ning on the subject of radiation protection. Dutch legislation in this area is
currently being revised as a result of new European directives on radiation pro-
tection. Within the framework of this process, the secretary of state for Social
Affairs and Employment asked the Health Council of the Netherlands to advise
on the optimal system for training radiation protection experts, the requirements
for such a system, and the proficiency requirements for educational curricula and
additional and further training programmes. The secretary of state also asked
whether all persons with a valid certification in radiological protection must be
included in the legally required register of radiation experts, or whether a smaller
selection of these individuals will suffice. In this advisory report, the Standing
Committee on Radiation and Health of the Council (hereafter referred to as `the
committee') provides answers to these questions.
Executive summary 12
Different training is required for experts and qualified professionals
The committee has come to the conclusion that the current educational and trai-
ning system includes a number of positive elements that should be maintained.
However, it is important to record the responsibilities and related educational
requirements for each function more clearly than is currently the case. To this
end, the committee suggests differentiating between two groups of workers:
· radiation protection experts, who are also responsible for radiological protec-
tion measures in companies or institutions, and
· radiological protection-qualified professionals, capable of working with ioni-
sing radiation safely within the limits of their own jobs.
Radiation protection experts have both broad and specific knowledge of this
area. They are also responsible for the radiation protection of employees and the
environment wherever ionising radiation is used within the company or organisa-
tion they work for. They are the individuals who qualify for registration as
`experts' as defined by the Decree on Radiation Protection; to this end, the
Decree requires inclusion in a registry. As registered experts, they may also act
as coordinating and supervising experts.
Radiological protection-qualified practitioners are those individuals who have to
deal with one or more specific applications of ionising radiation as part of their
job. They have acquired the knowledge required to safely perform certain tasks
using sources of ionising radiation or in environments where radiation risks are
present, but they are not necessarily considered `experts' as defined by the
Decree on Radiation Protection. However, this is a requirement if they also have
supervisory tasks in the field of radiological protection or work independently. In
such cases, they must have been trained as radiation protection experts.
Reform of the training system is necessary to accomodate the new classi-
fication
The committee recommends modifying the current education and training
system. The committee suggests two levels of education for radiation protection
experts, comparable to the current level 3 and 2 courses, to be named `Basic
Radiation Protection Expert' and `Top Radiation Protection Expert'. These cour-
ses should provide a general, broad education in radiological protection.
Executive summary 13
The `Basic' course is modelled on the level 3 course, but without the link to
working in a C-laboratory.* The course provides a sufficient basis for working as
a radiation protection expert, including knowledge of open and closed sources
and an understanding of organisational, procedural and administrative aspects.
The `Top' course is the current level 2 training course, a deeper and broader
education than the `Basic' course.
Clearly defined criteria must apply to the level and content of the courses.
The committee recommends that these qualifications be determined by the Board
of Experts on Radiation Expert Registration once this Board has been formally
established and to secure this task for the Board. Additionally, the committee
recommends legislating that qualifications must include organisational, procedu-
ral and administrative aspects.
Regarding radiological protection-qualified professionals, a differentiation
should be made between general and profession-specific training courses.
The committee suggests naming the general training courses `Basic Radiolo-
gical Protection' and `Advanced Radiological Protection'. These courses can be
modelled on the current level 5 and 4 courses. The committee also recommends
further differentiation into `A' (only knowledge of closed sources of radioacti-
vity) and `B' (knowledge of open and closed sources) courses.
It is desirable that certain professions are not given a general training course,
but one tailored to the profession. The committee proposes to create such courses
named `Radiological Protection for (the profession in question)'. These courses
should, where necessary, become an integral part of vocational education curri-
cula.
These courses must also meet clearly defined criteria for level and content.
The committee recommends that the qualifications for the general training cour-
ses be determined by the Board of Experts on Radiation Expert Registration and
to secure this task for the Board. The qualifications for these courses only need to
include limited organisational, procedural and administrative aspects that are
tailored to practice.
Regarding profession-specific training courses in radiological protection, the
committee recommends including the final qualifications at the national level in
the vocational education curricula, in consultation with radiation protection
experts. These practical vocational courses in radiological protection do not need
* A C laboratory is a laboratory where working with open radioactive sources is permitted and that is categorised as
class C, the lightest of three classes, based on a 1962 advisory report by the Health Council. In the `Guidelines for
accreditation of training regarding radioactive materials and appliances of 20 November 1984', the level 3 course
is specifically focused on expertise relating to working with open radioactive materials in a C laboratory.
Executive summary 14
to include organisational, procedural or administrative aspects, with the excep-
tion of courses for professions wherein one may bear the responsibility for com-
plying with licensing demands.
Additional and further education programmes also need to be arranged
by type of training
The committee recommends periodical re-registration of registered radiation
protection experts. By making additional or further training programmes manda-
tory for re-registration, it is secured that knowledge is kept up to date. The nature
of this further training depends on the level of expertise, and could be (also)
organised by the Netherlands Society for Radiological Protection (Nederlandse
Vereniging voor Stralingshygiëne).
Additional and further training for radiological protection-qualified profes-
sionals should be organised by the professional societies. Additionally, where
applicable, it is the responsibility of the license holder to ensure adequate and
sufficient additional and further training.
For groups of medical radiological protection-qualified professionals that
must be registered in accordance with the Act on Occupations in individual
health care (BIG Act), the registration and/or re-registration currently dictated by
the BIG Act is not suitable for ensuring proficiency, because it does not ask about
additional or further training. The BIG Act does leave room for this possibility.
The committee recommends modifying the requirements for re-registration in
accordance with the BIG Act so as to include sufficient additional and further
training as a condition for re-registration. Additionally, quality visitation within
medical professions may play a key controlling role, as may inspections by the
Netherlands Health Care Inspectorate.
The scientific expertise declines
The committee draws special attention to the decline in scientific expertise in the
field of radiological protection. Sufficient numbers of qualified trainers are
required for solid educational and training programmes.
Executive summary 15
Hoofdstuk 1
Inleiding
1.1 Aanleiding voor de advisering
De regelgeving op het gebied van bescherming tegen ioniserende straling is van
oudsher gebaseerd op het uitgangspunt dat degenen die gebruik maken van
radioactieve stoffen of toestellen die ioniserende straling uitzenden, en ook dege-
nen die daarop namens de werkgever toezicht houden, een passende opleiding
moeten hebben op het gebied van stralingshygiëne.
In Nederland is hiervoor in het verleden een stelsel van erkende opleidingen
ontwikkeld. Dit is verankerd in de regelgeving en vervult een onmisbare functie
in de Nederlandse praktijk van stralingsbescherming. Het diploma van een
erkende opleiding op het vereiste niveau wordt aangemerkt als bewijs dat men
voldoet aan de gestelde eisen voor deskundigheid.
Om te voldoen aan de veranderde eisen in de Europese richtlijnen en met het
oog op de wens tot internationale harmonisatie van de erkenning van deskundi-
gen op het gebied van stralingsbescherming, is door middel van het Besluit
stralingsbescherming1 een systeem van individuele registratie ingevoerd. Dit is
met name bedoeld voor deskundigen die, op grond van dit Besluit en via hierop
gebaseerde vergunningen, specifieke taken en bevoegdheden hebben voor de
coördinatie van de zorg voor stralingsbescherming bij vergunninghouders en
voor het bijbehorende toezicht in de praktijk.
In het kader van deze hervorming wordt ook het stelsel van opleidingen aan
een kritische evaluatie onderworpen. De vraag hierbij is dan op welke manier het
Inleiding 16
beste gewaarborgd kan worden dat de vereiste deskundigheid beschikbaar is,
zowel bij in het register opgenomen stralingsbeschermingsdeskundigen, als ook
bij degenen die in het kader van hun beroepsuitoefening moeten voldoen aan
specifieke deskundigheidseisen op het gebied van omgaan met en bescherming
tegen ioniserende straling.
1.2 Het huidige stelsel
Ons land kent van oudsher een stelsel van erkende opleidingen op het gebied van
stralingshygiëne met onderverdeling naar verschillende niveaus van zwaarte,
gebaseerd op aanbevelingen van de Gezondheidsraad.2 Volgens de richtlijnen
voor erkenning van deze opleidingen3 is er sprake van vijf niveaus, waarbij de
benodigde kennis en ervaring voor een hoger niveau die voor een lager niveau
steeds insluit. Deze niveaus kunnen als volgt worden samengevat:
· Niveau 5 is het `lichtste', en heeft betrekking op het gebruik van röntgentoe-
stellen en radioactieve bronnen met gering risico.
· Niveau 4 heeft betrekking op het gebruik van röntgentoestellen en radioac-
tieve bronnen en andere stralingstoestellen, voor zover die een matig risico
met zich meebrengen.
Bij niveaus 4 en 5 is sprake van onderverdeling in A en B. In de A-opleidin-
gen is geen kennis over het werken met open radioactieve stoffen opgeno-
men, in de B-opleidingen is dat wel het geval.
· Niveau 3 is volgens de richtlijnen specifiek gericht op het gebruik van open
radioactieve stoffen in een zogenoemd C-laboratorium.
· Niveau 2 omvat aanzienlijk grotere deskundigheid dan vereist voor niveau 3.
· Niveau 1 is gericht is op deskundigheid op het vakgebied van internationaal
erkend niveau, maar is feitelijk nooit ingevuld.
Dit stelsel van erkende opleidingen voorziet in de doelstelling om te zorgen voor
passende opleidingen van personen die belast zijn met leidinggevende of toe-
zichthoudende taken op het gebied van stralingsbescherming. In de praktijk
wordt dan gesproken van een `deskundige van niveau x' of `niveau x-deskun-
dige'.
Daarnaast speelt het stelsel van opleidingen ook een cruciale rol ten behoeve
van diverse beroepsgroepen waarvoor specifieke deskundigheidseisen worden
gesteld op gebied van stralingshygiëne. Het gaat hierbij vooral om beroepen in
de medische sector. De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg
(Wet BIG)4 schrijft voor dat bepaalde handelingen alleen verricht mogen worden
door degenen die daarvoor bekwaam en bevoegd zijn. Medische verrichtingen
Inleiding 17
met ioniserende straling vallen onder die zogenoemde `voorbehouden handelin-
gen'. Op grond van het Besluit stralingsbescherming en de Wet BIG moeten
daarom degenen die dergelijke handelingen uitoefenen een passende deskundig-
heid hebben op het gebied van stralingshygiëne. Dit heeft ertoe geleid dat er spe-
ciale op medici gerichte cursussen stralingshygiëne zijn opgezet, mede naar
aanleiding van een advies van de Gezondheidsraad daarover (de zogenoemde
3M, 4M en 5M-cursussen).5 Daarnaast zijn erkende opleidingen op verschillende
niveaus geïntegreerd in de diverse beroepsopleidingen, bijvoorbeeld voor tand-
artsen (niveau 5), klinisch fysici (niveau 3), radiologisch laboranten en medisch
nucleair werkers (niveau 4).
Om de brede functie van het stelsel van erkende opleidingen te onderstrepen
is het verder van belang te vermelden dat in het bijzonder de niveau 5-opleidin-
gen op grote schaal gebruikt worden voor de noodzakelijke opleiding van
beroepsmatig blootgestelde werknemers die als categorie A-werknemers volgens
het Besluit stralingsbescherming worden aangemerkt. Het is een zeer breed
gangbare praktijk in Nederland om werknemers pas toestemming te geven om
radiologische werkzaamheden met een aanmerkelijk risico te verrichten als zij
ten minste een niveau 5-opleiding hebben gevolgd.
1.3 Rapporten KOAD
In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
heeft het adviesbureau KOAD twee rapporten over deze materie opgesteld. In het
eerste wordt een onderzoek beschreven naar nodig geachte vernieuwingen van
de eindtermen van de opleidingen voor stralingsdeskundigen.6 Het tweede rap-
port bevat voorstellen voor het verminderen van de administratieve lasten die
met de registratie van stralingsdeskundigen gepaard gaan.7
In de KOAD-rapporten worden de volgende voorstellen gedaan:
· Beperk het aantal niveaus van opleidingen tot hoog (nu niveau 2), middel (nu
niveau 3) en laag (nu niveau 5).
· Herzie de eindtermen voor deze opleidingen en voeg daaraan de `OPA'-
aspecten* toe.
· Hanteer voor de beroepsgerichte opleidingen geen niveau-aanduidingen
meer, maar formuleer eindtermen gericht op de stralingsbescherming bij de
beroepsuitoefening. Alleen bij beroepsbeoefenaren die niet samenwerken
met een stralingsdeskundige (tandartsen en dierenartsen) moeten dan enige
OPA-aspecten worden meegenomen.
* Informatie over Organisatie, Procedures en Administratie.
Inleiding 18
· De registratie van deskundigen zou kunnen worden beperkt tot de volgende
deskundigen:
· algemeen coördinerend deskundige van een complexvergunning;
· verantwoordelijk (coördinerend) deskundige van een verzamelvergun-
ning, zoals van een ziekenhuis;
· de lokaal coördinerend deskundige van een complexvergunning bij een
complexe organisatie, bijvoorbeeld bij meerdere BV's in één vergunning
of verschillende locaties;
· de deskundige van een enkelvoudige vergunning waarvoor niveau 2, 3 of
4 is vereist.
· Leg voor alle deskundigen die een `formele' rol hebben na- en bijscholings-
eisen wettelijk vast.
1.4 Vraagstelling en commissie
Voor de staatssecretaris van SZW was dit aanleiding om de Gezondheidsraad om
advies te vragen over de actualisering van het opleidingsstelsel en de voorstellen
van adviesbureau KOAD. Het betreft de volgende vragen:
· Dient in de opleidingen inderdaad meer dan thans aandacht te worden
besteed aan de door KOAD aangeduide Organisatie Procedures Administra-
tieve en wettelijke aspecten?
· Welke voor- en nadelen ziet de Gezondheidsraad aan het verder introduceren
van op bepaalde stralingstoepassingen en beroepsgroepen gerichte opleidin-
gen en deskundigheidseisen? En hoe ziet de Gezondheidsraad de samenhang
van het bestaande systeem en geldende eisen met de (huidige centrale) aan-
pak zoals we die kennen via opleidingsniveaus?
· Acht de Raad het wenselijk ter verbetering van het vigerende systeem van
stralingsbescherming, om het huidige niveaustelsel van opleidingen (niveau
2 tot en met 5) aan te passen?
· Hoe staat de Raad tegenover invoering van een stelsel van registratie voor
een beperkte groep deskundigen zoals voorgesteld in de KOAD rapportage,
in combinatie met verplichte na- en bijscholing voor overige deskundigen?
Inleiding 19
In de adviesaanvraag wordt apart aandacht gevraagd voor het volgende:
In het onderzoek van Abrahamse en Kops* wordt voorgesteld om de opleidingen die gericht zijn op
eenduidig gedefinieerde beroepsgroepen uit het niveau-systeem te halen. In plaats daarvan wordt
voorgesteld om beroepsgerichte opleidingen te organiseren, zoals een opleiding stralingshygiëne
voor radiologen en radiotherapeuten (i.p.v. 3M) en een opleiding stralingshygiëne voor tandartsen
(i.p.v. 5M). Een andere optie is om opleidingen te koppelen aan de toepassingen, zoals door de
Gezondheidsraad in 1996 in het advies "Deskundigheidseisen voor medische stralingstoepassingen"
in de bijlage F werd voorgesteld. Dit heeft het voordeel dat niet voor elk specialisme een eigen oplei-
ding stralingshygiëne gedefinieerd hoeft te worden.
Hieruit volgt de vraag aan de GR om de adviezen ten aanzien van deskundigheidseisen stralings-
bescherming patiënten te actualiseren en de betreffende opleidingen beknopt te omschrijven zoals
destijds in bijlage G is gedaan voor het niveau 4M.
De volledige adviesaanvraag staat in bijlage A. Het advies is opgesteld door de
Beraadsgroep Straling en Gezondheid, een vast college van deskundigen van de
Gezondheidsraad. Omdat de beraadsgroep voor dit advies fungeerde als verant-
woordelijke commissie, wordt hij hieronder verder aangeduid als `de commis-
sie'. De samenstelling is opgenomen in bijlage B.
1.5 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 worden de wet- en regelgeving op het gebied van stralingsdeskun-
digheid in kaart gebracht. Hoofdstuk 3 is gewijd aan de de vraag hoe het oplei-
dingsstelsel het beste ingericht kan worden. Een beperkte aanpassing kan leiden
tot verheldering van de taken en verantwoordelijkheden. Daaruit vloeien ook
eisen voort voor de opleidingen en voor na- en bijscholing. Ook het punt van de
registratie wordt besproken.
* De onderzoekers van adviesbureau KOAD.
Inleiding 20
Hoofdstuk 2
Regelgeving voor
stralingsdeskundigheid
2.1 Wettelijke regelingen
2.1.1 Europese regels: de bevoegde deskundige
De Nederlandse wetgeving op het gebied van stralingsbescherming is gebaseerd
op Euratomrichtlijn 96/29.8 In deze richtlijn is sprake van de `bevoegde deskun-
dige' (`qualified expert'):
Persoon die de nodige kennis bezit en de nodige opleiding heeft genoten om fysische, technische of
radiochemische proeven te verrichten waarmee doses kunnen worden bepaald, en om advies te geven
ter waarborging van een doelmatige bescherming van personen en een juiste werking van bescher-
mingsmiddelen, en wiens bevoegdheid voor die taak door de bevoegde autoriteiten wordt erkend.
Een bevoegde deskundige kan worden belast met de technische verantwoordelijkheid voor de stra-
lingsbescherming van werkers en leden van de bevolking.
De definitie van `deskundige' uit het op de Kernenergiewet gebaseerde Besluit
stralingsbescherming, zoals beschreven in de volgende paragraaf, komt hier niet
geheel mee overeen. In de Nederlandse wetgeving wordt uitgegaan van een
bepaalde interpretatie van de Euratomrichtlijn, maar een andere invulling is ook
mogelijk. De Euratom-definitie van `bevoegde deskundige' wordt thans in de
praktijk van de stralingsbescherming als ontoereikend beschouwd, juist omdat er
verschillende invullingen mogelijk zijn.9 Dat heeft in verschillende lidstaten
Regelgeving voor stralingsdeskundigheid 21
geresulteerd in zeer uiteenlopende definities van de `bevoegde deskundige'.10
Internationaal leeft dan ook de wens dat de Euratom-definitie wordt herzien bij
de komende actualisering van de Euratomrichtlijn.
2.1.2 De definitie van deskundige in het Besluit stralingsbescherming
Volgens het Besluit stralingsbescherming1 moeten alle handelingen en werk-
zaamheden met ioniserende straling worden uitgevoerd door of onder toezicht
van een `deskundige'. In het Besluit is `deskundige' als volgt gedefinieerd:
Een persoon, die met het oog op de betrokken taak als deskundige is ingeschreven in een register als
bedoeld in artikel 7, tweede lid
Inschrijving in een register is dus bepalend voor de erkenning als deskundige.
Artikel 7, tweede lid, stelt dat dit register door de regering wordt ingesteld:
De ingevolge dit besluit door een deskundige te verrichten taken worden slechts uitgevoerd door een
persoon die als deskundige voor de uitvoering van de betrokken taak is ingeschreven in een door
Onze Ministers aan te wijzen register.
In het vierde lid van artikel 7 worden eisen gesteld aan de deskundigheid om
ingeschreven te kunnen worden in zo'n register:
Bij ministeriële regeling worden eisen vastgesteld met betrekking tot vaardigheden en bekwaamhe-
den, waaraan moet worden voldaan om als deskundige in een register als bedoeld in het tweede lid, te
worden ingeschreven. De eisen kunnen verschillend worden vastgesteld voor de verschillende taken.
In artikel 9, lid 2 wordt deskundigheid daarnaast gekoppeld aan handelingen:
Bij ministeriële regeling kan voor bepaalde handelingen een bepaald niveau van deskundigheid wor-
den geëist.
Een nadere specificatie van welke deskundigheid voor welke taken (of handelin-
gen) vereist is, wordt in het Besluit stralingsbescherming niet gegeven. Daarvoor
moet nog een ministeriële regeling worden opgesteld. Wel worden in de `Rege-
ling administratieve en organisatorische maatregelen stralingsbescherming'11
voor twee specifieke functies taken en verantwoordelijkheden omschreven:
Regelgeving voor stralingsdeskundigheid 22
coördinerend deskundige: deskundige als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het besluit, die jegens de
ondernemer ervoor zorgt dat handelingen plaatsvinden binnen de kaders van de regelgeving en die
tevens de handelingen van de toezichthoudend deskundigen coördineert;
toezichthoudend deskundige: deskundige als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het besluit, die een
handeling of werkzaamheid uitvoert, of onder wiens toezicht een handeling of werkzaamheid wordt
uitgevoerd
Daarnaast wordt in deze Regeling ook nog een `stralingsbeschermingseenheid'
genoemd:
stralingsbeschermingseenheid: een stralingsbeschermingseenheid als bedoeld in artikel 12 van het
besluit.
waarbij lid 1 van het desbetreffende artikel luidt:
Bij ministeriële regeling worden ondernemers, soorten ondernemingen of locaties aangewezen,
waarin een stralingsbeschermingseenheid, waarin tevens de deskundige werkzaam is, aanwezig is en
worden regels gesteld voor de taken, bevoegdheden en werkwijze van een stralingsbeschermingseen-
heid.
In de toelichting op artikel 12 van het Besluit stralingsbescherming worden het
doel en de taken van de stralingsbeschermingseenheid omschreven.
Er zijn dus in het Besluit stralingsbescherming en in de Regeling administratieve
en organisatorische maatregelen stralingsbescherming enkele zaken met betrek-
king tot deskundigheid op het gebied van stralingshygiëne vastgelegd, maar geen
opleidingseisen voor degenen die formeel als deskundige worden erkend.
2.1.3 Wettelijke regelingen voor opleidingen
De regelgeving op het gebied van bescherming tegen ioniserende straling is van
oudsher gebaseerd op het uitgangspunt dat degenen die gebruik maken van
radioactieve stoffen of toestellen die ioniserende straling uitzenden, en ook dege-
nen die daarop toezicht houden, een passende opleiding moeten hebben op het
gebied van stralingshygiëne. In Nederland is hiervoor een stelsel van opleidingen
ontwikkeld dat is verankerd in de regelgeving via de `Richtlijnen voor erkenning
van opleidingen deskundigen radioactieve stoffen en toestellen van 20 november
1984'.3 In deze richtlijnen is een stelsel van erkende opleidingen gedefinieerd
Regelgeving voor stralingsdeskundigheid 23
met verschillende niveaus van zwaarte, gebaseerd op aanbevelingen van de
Gezondheidsraad2, zoals beschreven in paragraaf 1.2. Ook in het Besluit stra-
lingsbescherming wordt naar deze ministeriële richtlijnen verwezen.
2.1.4 Opleidingen en de `bevoegde deskundige' volgens Euratom
In Nederland komen de taken die worden toegeschreven aan de toezichthoudend
deskundige en de stralingsbeschermingseenheid ongeveer overeen met de taken
in de definitie van de `bevoegde deskundige' zoals gegeven in Euratomrichtlijn
96/29.8 Alleen degenen met een diploma van een opleiding stralingshygiëne op
niveau 2 of 3 hebben een zodanige expertise dat zij deze taken zelfstandig kun-
nen uitvoeren. Degenen die een opleiding stralingshygiëne op de niveaus 4 of 5
hebben gevolgd, voldoen niet aan de eisen die de Euratomrichtlijn aan de
`bevoegde deskundige' stelt, want zij kunnen geen `fysische, technische of radio-
chemische proeven ... verrichten waarmee doses kunnen worden bepaald'.
2.1.5 Overgangsregeling
Tot het van kracht worden van het Besluit stralingsbescherming werden deskun-
digen als zodanig erkend als zij een diploma hadden verkregen van een erkende
opleiding stralingshygiëne.11 Zoals aangegeven zullen er eisen worden vastge-
steld waaraan men onder het Besluit stralingsbescherming moet voldoen om te
worden erkend als bevoegd deskundige (door inschrijving in een register).
Zolang dat register en de registratie-eisen er nog niet zijn blijven de huidige des-
kundigen als zodanig erkend. Daartoe is er een overgangsregeling in het Besluit
stralingsbescherming opgenomen in artikel 132, lid 2 en 3:
2.Tot een bij ministeriële regeling te bepalen datum wordt een persoon, die in het bezit is van een
diploma van een opleiding op de niveaus, bedoeld in de Regeling erkenning opleidingen deskundigen
radioactieve stoffen en toestellen zoals deze regeling luidde tot de datum van inwerkingtreding van
dit besluit en de richtlijn van 20 november 1984 voor erkenning van opleidingen deskundigen radio-
actieve stoffen en toestellen, aangemerkt als een deskundige die is ingeschreven in een register als
bedoeld in artikel 7, tweede lid.
3. Tot een bij ministeriële regeling te bepalen datum wordt een opleiding, die overeenkomstig de
Regeling erkenning opleidingen deskundigen radioactieve stoffen en toestellen zoals deze regeling
luidde tot de datum van inwerkingtreding van dit besluit en de richtlijn van 20 november 1984 voor
erkenning van opleidingen deskundigen radioactieve stoffen en toestellen is erkend, aangemerkt als
een opleiding als bedoeld in het tweede lid.
Regelgeving voor stralingsdeskundigheid 24
2.2 Beroepsspecifieke regelingen
Voor een aantal beroepen in Nederland is het verwerven van kennis op het gebied
van de stralingshygiëne geïntegreerd in de beroepsopleiding. Bij een aantal
(para)medische beroepen kunnen handelingen met ioniserende straling uitge-
voerd worden. Op grond van de Wet BIG en het Besluit stralingsbescherming is
deskundigheid op het gebied van de stralingsbescherming daarbij verplicht. De
(para)medici vormen een groot deel van de ruim 15 000 personen in Nederland
die voor het uitoefenen van hun werkzaamheden formeel kennis van stralingshy-
giëne moeten hebben.
In 1996 heeft de Gezondheidsraad het advies `Deskundigheidseisen voor
medische stralingstoepassingen' uitgebracht.5 Daarin zijn de niveaus 5M, 4M en
3M gedefinieerd voor (para)medici die bij diagnostiek of therapie ioniserende
straling toepassen. Het gaat hierbij om artsen (radiologen, radiotherapeuten, chi-
rurgen, cardiologen, longartsen, tandartsen en orthodontisten), paramedici (radi-
ologisch laboranten en medisch nucleair werkers) en klinisch fysici. In de door
de Gezondheidsraad voorgestelde deskundigheidseisen voor deze (para)medici
zijn naast eisen wat betreft patiëntenbescherming ook arbo- en milieuaspecten
opgenomen. Dit heeft echter niet de bedoeling om een automatische gelijkscha-
keling na te streven met de `deskundige' zoals bedoeld in het Besluit stralingsbe-
scherming. Voor (para)medici die een opleiding op niveau 4 of 5 hebben
gevolgd, geldt in ieder geval dat zij niet voldoen aan de definitie van `bevoegde
deskundige' uit de Euratomrichtlijn.
De aanbevelingen van de Gezondheidsraad zijn overgenomen in vergunning-
voorschriften, maar de opleidingseisen voor (para)medici zijn niet wettelijk vast-
gelegd. Wel zijn er in de eindtermen van enkele beroepsopleidingen opleidings-
eisen op het gebied van de stralingshygiëne vastgelegd.
Regelgeving voor stralingsdeskundigheid 25
Hoofdstuk 3
Inrichting van het opleidingsstelsel
3.1 Knelpunten in het huidige stelsel
Zoals aangegeven in de KOAD-rapporten sluiten de wettelijk gedefinieerde
niveaus van opleidingen niet altijd aan bij de in de praktijk vereiste kennis. De
coördinerend deskundigen, die belast zijn met de coördinatie van de stralings-
bescherming bij verzamelvergunningen en complexvergunningen, voldoen bij-
voorbeeld wettelijk gezien wel aan de eisen. Voor de opleidingen zijn echter geen
passende eindtermen geformuleerd voor aspecten op het gebied van organisatie,
procedures en administratie, die bij het uitoefenen van de coördinerende taken
ook van belang zijn.
Anderzijds worden degenen die bij het uitoefenen van hun beroep met ionise-
rende straling werken maar die geen verantwoordelijkheid dragen voor de coör-
dinatie van de stralingsbescherming, in principe voldoende opgeleid, maar
voldoen zij niet altijd aan alle wettelijke vereisten. Een voorbeeld is de opleiding
(op niveau 5A) voor tandartsen. Terecht wordt daarin geen aandacht besteed aan
ingekapselde bronnen van radioactieve stoffen, maar formeel betekent dit dat
niet voldaan wordt aan de wettelijke eisen voor deskundigheid op niveau 5A. Dat
geldt ook voor andere (para)medici die werken met ioniserende straling: radiolo-
gen, chirurgen, cardiologen, longartsen, huidartsen, nucleair geneeskundigen,
radiologisch laboranten en medisch-nucleaire werkers. In de industrie doet zich
een soortgelijke situatie voor, maar dan op kleinere schaal, bijvoorbeeld bij niet-
destructief onderzoek, onder laboratoriummedewerkers en in de wegenbouw.
Inrichting van het opleidingsstelsel 26
Verder geeft de staatssecretaris in zijn adviesaanvraag aan dat er een gebrek
is aan na- en bijscholing. Het advies van de Gezondheidsraad uit 19722 om dit
verplicht te stellen is bij de opzet van het huidige stelsel van stralingsdeskundi-
gen niet opgevolgd. Na- en bijscholing vanuit de beroepsgroepen is volgens de
staatssecretaris ook niet voldoende van de grond gekomen.
Tot slot is er het punt van de borging van de deskundigheid. Een algemene
registratie van iedereen die een opleiding stralingshygiëne heeft gevolgd zou
daarvoor nuttig kunnen zijn, maar zorgt ook voor hoge administratieve lasten.7
3.2 Eerdere voorstellen voor stelselherziening
Om de komende aanpassing van het stelsel voor te bereiden verzocht het ministe-
rie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid adviesbureau KOAD om twee rap-
porten op te stellen.
In het eerste rapport wordt besproken welke eindtermen van de opleidingen
voor stralingsdeskundigen de onderzoekers nodig achten.6 Deze zijn besproken
in paragraaf 1.3.
Het tweede rapport bevat voorstellen om de administratieve lasten die met de
registratie van stralingsdeskundigen gepaard gaan te verminderen.7
In de visie van adviesbureau KOAD zou de registratie beperkt kunnen wor-
den tot de volgende deskundigen:
· algemeen coördinerend deskundige van een complexvergunning;
· verantwoordelijk (coördinerend) deskundige van een verzamelvergunning,
zoals van een ziekenhuis;
· lokaal coördinerend deskundige van een complexvergunning bij een com-
plexe organisatie;
· de deskundige van een enkelvoudige vergunning waarvoor niveau 2, 3 of 4
vereist is.
3.3 Advies van de Gezondheidsraad
Wat is nu in het licht van de voorstellen van adviesbureau KOAD de visie van de
commissie op de inrichting van het opleidingsstelsel voor stralingsdeskundigen?
Aan welke eisen moet daarbij voldaan worden, als het gaat om eindtermen, na-
en bijscholing en registratie? Een eenduidige en heldere inrichting van het stelsel
van stralingsdeskundigheid en waarborgen van de kwaliteit zijn belangrijke uit-
gangspunten. Wat op dit moment al goed is, moet daarbij behouden worden,
maar er zijn diverse zaken die beter kunnen worden geregeld. Daarnaast moeten
bepaalde zaken in het licht van de veranderde Europese regelgeving anders of
Inrichting van het opleidingsstelsel 27
duidelijker worden geregeld. De commissie beveelt daarom aan de huidige situa-
tie als volgt aan te passen.
3.3.1 Twee soorten deskundigheid en twee groepen werkers
Om de verschillende taken en verantwoordelijkheden op het gebied van bescher-
ming tegen ioniserende straling duidelijk te scheiden maakt de commissie een
onderscheid tussen `stralingsbeschermingsdeskundigheid' en `kennis op het
gebied van stralingshygiëne':
· Stralingsbeschermingsdeskundigheid omvat alle kennis en vaardigheden die
nodig zijn om veilig en volgens alle wettelijke regels met toepassingen die
ioniserende straling uitzenden te kunnen werken en om de verantwoordelijk-
heid te kunnen dragen voor anderen die dergelijke werkzaamheden verrich-
ten.
· Kennis op het gebied van stralingshygiëne omvat basale kennis over risico's
van blootstelling aan ioniserende straling voor de gezondheid en uitgebrei-
dere kennis over het werken met bepaalde toepassingen. Deze kennis is
vooral praktijkgericht.
Er bestaan diverse omschrijvingen van en opvattingen over het begrip `deskun-
dige' in het kader van de regelgeving op het gebied van stralingsbescherming.
Met het oog op duidelijke beantwoording van de adviesvragen maakt de com-
missie in dit advies onderscheid tussen twee typen deskundigen op basis van het
essentiële verschil in functie en taakstelling.
Er zijn deskundigen die namens de vergunninghouder adviserende en uitvoe-
rende taken hebben voor de coördinatie van de zorg voor stralingsbescherming
en het bijpassende toezicht. Deze coördinerende en toezichthoudende deskundi-
gen worden aangeduid als `stralingsbeschermingsdeskundigen'. Zij vallen, mits
geregistreerd, onder de definitie van `deskundigen' uit het Besluit stralingsbe-
scherming.
Daarnaast zijn er, vooral in de medische sector, personen die moeten beschik-
ken over gepaste deskundigheid op het gebied van stralingshygiëne om op ver-
antwoorde wijze hun eigen beroep te kunnen uitoefenen en eventueel in dat
verband leiding te kunnen geven aan anderen die onder hun verantwoordelijk-
heid werken. Zij worden in dit advies aangeduid als `stralingshygiënisch gekwa-
lificeerde beroepsbeoefenaars'. Zij vallen niet zonder meer onder de definitie van
`deskundigen' uit het Besluit stralingsbescherming. Dat is echter wel noodzake-
lijk als zij ook toezichthoudende taken hebben op het gebied van de stralingshy-
Inrichting van het opleidingsstelsel 28
giëne of zelfstandig werkzaam zijn. In dat geval moeten zij een opleiding tot
stralingsbeschermingsdeskundige hebben gevolgd.
Stralingsbeschermingsdeskundigen
Stralingsbeschermingsdeskundigen hebben zowel een brede als specifieke kennis
op dit vakgebied. In hun beroepspraktijk zijn zij verantwoordelijk voor de stra-
lingsbescherming voor werknemers en milieu, overal waar binnen het bedrijf of
de organisatie waar zij werkzaam zijn ioniserende straling wordt gebruikt. Dat
betekent dat zij de functies van coördinerend en toezichthoudend deskundige
vervullen. Wanneer zij zijn opgenomen in het register zoals bedoeld in het
Besluit stralingshygiëne (zie 3.3.2) behoren zij tot de in het Besluit genoemde
`deskundigen'.
Er is en blijft behoefte aan verschillende niveaus van stralingsbeschermings-
deskundigheid, gezien de verschillen in `zwaarte' van stralingstoepassingen en
verschillen in het karakter van vergunningen.
Opleiding
De commissie adviseert het huidige opleidingsstelsel aan te passen. Voor stra-
lingsbeschermingdeskundigen stelt de commissie opleidingen op twee niveaus
voor, die vergelijkbaar zijn met de huidige opleidingen op niveau 3 en 2. De
naamgeving is echter anders, omdat de doelstelling deels is aangepast (zie hier-
onder). De commissie stelt voor de opleidingen te benoemen als `Stralingsbe-
schermingsdeskundige Basis' en `Stralingsbeschermingsdeskundige Top'. Deze
opleidingen dienen een algemene en brede opleiding stralingshygiëne en stra-
lingsbescherming te geven.
De `Basis'-opleiding is gemodelleerd naar de niveau 3-opleiding, maar zon-
der de koppeling met werken in een C-laboratorium*; de opleiding geeft een vol-
doende basis voor het werken als stralingsbeschermingsdeskundige, met kennis
over open en gesloten bronnen en kennis van organisatorische, procedurele en
administratieve aspecten.
De `Top'-opleiding is de huidige niveau 2-opleiding en dus een verdieping en
verbreding van de `Basis'-opleiding.
* Een C-laboratorium is een laboratorium waar met open radioactieve bronnen mag worden gewerkt en dat, op basis
van een advies van de Gezondheidsraad uit 1962, is ingedeeld in klasse C, de lichtste van drie klassen. In de
`Richtlijnen voor erkenning van opleidingen deskundigen radioactieve stoffen en toestellen van 20 november
1984' is de opleiding op niveau 3 specifiek gericht op deskundigheid met betrekking tot het werken met open
radioactieve stoffen in een C-laboratorium.
Inrichting van het opleidingsstelsel 29
Een vergelijking van de bestaande met de voorgestelde indeling is opgeno-
men in bijlage C.
Opleidingscriteria
Er moeten duidelijk gedefinieerde criteria gelden voor het niveau en de inhoud
van de opleiding. De commissie beveelt aan deze eindtermen door het College
van Deskundigen Registratie Stralingsdeskundigen te laten vaststellen wanneer
dit College formeel is ingesteld en deze taak van het College ook te borgen. Ver-
der beveelt de commissie aan om wettelijk vast te leggen dat die eindtermen ook
organisatorische, procedurele en administratieve aspecten dienen te bevatten.
Stralingshygiënisch gekwalificeerde beroepsbeoefenaars
Deze groep wordt gevormd door degenen die bij het uitoefenen van hun beroep
of functie te maken hebben met een of meer specifieke toepassingen van ionise-
rende straling. Degenen die een van de hieronder genoemde algemene of speci-
fieke opleidingen Stralingshygiëne hebben gevolgd zijn geen `deskundigen'
zoals bedoeld in het Besluit stralingsbescherming, maar hebben adequate kennis
verworven om veilig bepaalde handelingen met bronnen van ioniserende straling
te kunnen uitvoeren of handelingen te verrichten in een omgeving met stralings-
risico's.
Positie binnen het bedrijf
Voor stralingshygiënisch gekwalificeerde beroepsbeoefenaars geldt dat zij ver-
gunningsplichtige handelingen met bronnen van ioniserende straling alleen
mogen uitvoeren onder toezicht of verantwoordelijkheid van een gekwalifi-
ceerde stralingsbeschermingsdeskundige. Degenen die zelf lokaal toezichthou-
dend deskundige willen zijn, moeten een opleiding tot stralingsbeschermings-
deskundige volgen.
Opleiding
De commissie adviseert ook voor deze groep het huidige opleidingsstelsel aan te
passen. Daarbij zou een onderscheid gemaakt moeten worden tussen algemene
en beroepsspecifieke opleidingen.
De commissie stelt voor de algemene opleidingen te benoemen als `Stra-
lingshygiëne Basis' en `Stralingshygiëne Gevorderd'. Deze opleidingen kunnen
Inrichting van het opleidingsstelsel 30
worden gemodelleerd naar de huidige opleidingen op respectievelijk niveau 5 en
4. De commissie beveelt aan daarbij onderscheid te maken in `A'- (alleen kennis
over gesloten bronnen van radioactiviteit) en `B'-opleidingen (kennis over open
en gesloten bronnen).
Voor bepaalde beroepsgroepen is het gewenst dat zij geen algemene, maar
een beroepsspecifieke opleiding krijgen. De commissie stelt daarom voor derge-
lijke opleidingen op te zetten en te benoemen als `Stralingshygiëne voor (de
betreffende beroepsgroep)'. Deze opleidingen dienen waar nodig deel uit te
maken van de beroepsopleiding en kunnen worden gemodelleerd naar nu al
bestaande opleidingen, bijvoorbeeld de 3M en 4A/M opleidingen.
Een vergelijking van de bestaande met de voorgestelde indeling is opgeno-
men in bijlage C.
Opleidingscriteria
Er moeten ook voor deze opleidingen duidelijk gedefinieerde criteria gelden
voor het niveau en de inhoud.
De commissie beveelt aan dat de eindtermen voor de algemene opleidingen
worden vastgesteld door het College van Deskundigen Registratie Stralingsdes-
kundigen en dat deze taak van het College ook wordt geborgd. De eindtermen
voor deze opleidingen behoeven slechts beperkte, op de praktijk toegesneden
organisatorische, procedurele en administratieve aspecten te bevatten.
Voor de beroepsspecifieke opleidingen stralingshygiëne beveelt de commis-
sie aan dat de eindtermen op landelijk niveau door de beroepsgroepen, in samen-
werking met stralingsbeschermingsdeskundigen, worden vastgelegd in de
eindtermen van de beroepsopleidingen. Deze op de dagelijkse praktijk gerichte
opleidingen stralingshygiëne behoeven geen organisatorische, procedurele en
administratieve aspecten te bevatten, met uitzondering van opleidingen voor
beroepen waarin men de verantwoordelijkheid kan hebben voor naleving van de
vergunningsvoorschriften. In tabel 1 van het rapport `Guidelines on education
and training in radiation protection for medical exposures' van de Europese
Commissie worden voor verschillende medische beroepen aanbevelingen voor
eindtermen gegeven.12 De commissie beveelt aan deze als uitgangspunt te nemen
bij het opstellen van de eindtermen.
3.3.2 Opname in register: alleen voor stralingsbeschermingsdeskundigen
Om in aanmerking te komen voor erkenning als `deskundige' volgens het Besluit
stralingsbescherming is conform het Besluit opname in een register noodzake-
Inrichting van het opleidingsstelsel 31
lijk. Deze mogelijkheid staat in de zienswijze van de commissie alleen open voor
de stralingsbeschermingsdeskundigen. Vanwege de koppeling aan verplichte na-
en bijscholing kan registratie bijdragen aan de kwaliteitsborging die daarbij
nodig is.
3.3.3 Na- en bijscholing verplicht stellen
De commissie beveelt aan voor geregistreerde stralingsbeschermingsdeskundi-
gen periodiek herregistratie te laten plaatsvinden. Na- en bijscholing zou aan
deze herregistratie moeten worden gekoppeld. De uitwerking van de na- en bij-
scholing hangt af van het niveau van de deskundigheid en zou (mede) geregeld
kunnen worden door de Nederlandse Vereniging voor Stralingshygiëne.
Voor de stralingshygiënisch gekwalificeerde beroepsbeoefenaars zou de na-
en bijscholing door de beroepsgroepen geregeld moeten worden. Daarnaast is het
ook, waar van toepassing, een verantwoordelijkheid van de vergunninghouder
om toe te zien op adequate en afdoende na- en bijscholing. Voor een aantal groe-
pen medische stralingshygiënisch gekwalificeerde beroepsbeoefenaars geldt dat
zij opgenomen moeten zijn in het BIG-register om handelingen met ioniserende
straling aan patiënten te mogen uitvoeren. De (her)registratie die de Wet BIG
voorschrijft is in de huidige praktijk niet een geschikt middel om de bekwaam-
heid te controleren, omdat niet wordt gevraagd naar na- en bijscholing. De Wet
BIG laat de mogelijkheid hiervoor wel open. De commissie beveelt aan de eisen
voor herregistratie in het kader van de Wet BIG zodanig aan te passen dat vol-
doende na- en bijscholing een voorwaarde is. Daarnaast kan bij medische beroe-
pen ook de kwaliteitsvisitatie binnen de beroepsgroepen een belangrijke
controlerende rol vervullen, evenals het toezicht door de Inspectie voor de
Gezondheidszorg.
3.3.4 Achteruitgang wetenschappelijke expertise
De commissie signaleert tot slot nog een belangrijk aandachtspunt: de achteruit-
gang van de wetenschappelijke expertise op het gebied van stralingsbescherming.
Voor goede opleidingen moeten er ook voldoende gekwalificeerde opleiders zijn.
Dit probleem is ook op Europees niveau aangekaart.9
Inrichting van het opleidingsstelsel 32
Literatuur
1 Besluit van 16 juli 2001, houdende vaststelling van het Besluit stralingsbescherming. Staatsblad,
2001; 397.
2 Gezondheidsraad. Deskundigheidseisen veilig werken met stralingsbronnen. Den Haag:
Gezondheidsraad, 1972; publicatie nr 1972/12.
3 Richtlijn voor de erkenning van opleiding deskundigen radioactieve stoffen en toestellen.
Staatscourant, 1984; 227(20 november 1984).
4 Wet van 25 mei 1993, houdende regelen inzake beroepen op het gebied van de individuele
gezondheidszorg (Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg). Staatsblad, 1993; 655(25
mei 1993).
5 Gezondheidsraad. Deskundigheidseisen voor medische stralingstoepassingen. Den Haag:
Gezondheidsraad, 1996; publicatie nr 1996/04.
6 Abrahamse, JC and Kops, JAMM. Eindrapport van het in opdracht van het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid (SZW) uitgevoerde onderzoek naar nodige vernieuwing van de
eindtermen van de opleidingen voor stralingsdeskundigen. 2003; KOAD 03-01.
7 Abrahamse, JC and Kops, JAMM. Oriëntatie op verminderen administratieve lasten registratie
stralingsdeskundigen. 2004; KOAD 03-06.
8 Raad van de Europese Unie. Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling
van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de
aan ioniserende straling verbonden gevaren. Publicatieblad, 1996; L159(29/06/1996): 1-114.
9 European Platform on Training and Education in Radiation Protection. First EUTERP Platform
Workshop "Qualifications and Requirements for Recognition of Radiation Protection Experts,
Radiation Protection Officers and Radiation Workers" - Summary and Recommendations. 2007.
Literatuur 33
10 European Commission. The status of the radiation protection expert in the EU member states and
applicant countries. Luxembourg: Office for Official Publications of the European Communities,
2003; Radiation protection 133.
11 Regeling administratieve en organisatorische maatregelen stralingsbescherming. Staatscourant, 2002;
45(2 maart 2002): 18-32.
12 European Commission. Guidelines on education and training in radiation protection for medical
exposures. Radiation Protection 116, 2000. Internet: http://ec.europa.eu/energy/nuclear/
radioprotection/publication/doc/116_en.pdf. Geraadpleegd 4-12-2007.
Literatuur 34
A De adviesaanvraag
B De commissie
C Overzicht opleidingen oud en nieuw
Bijlagen
35
Bijlage A
De adviesaanvraag
Op 12 november 2004 ontving de voorzitter van de Gezondheidsraad de vol-
gende brief (kenmerk A&G/W&B/2004/72940) van de Staatssecretaris van Soci-
ale Zaken en Werkgelegenheid:
Mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Volks-
huisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, vraag ik uw aandacht voor het volgende.
Het huidige stelsel van stralingsdeskundigen wordt aangepast. Dat is noodzakelijk omdat de praktijk
van de stralingsbescherming zich de afgelopen jaren verder heeft ontwikkeld en het stelsel van stra-
lingsdeskundigheid onvoldoende mogelijkheid biedt om daaraan tegemoet te komen.
De belangrijkste ontwikkelingen die in dit kader kunnen worden genoemd zijn:
· De wettelijk gedefinieerde niveaus van opleidingen sluiten niet altijd aan bij de in de praktijk
vereiste eindtermen. Dat geldt met name voor:
· coördinerende deskundigen die belast zijn met de coördinatie van de stralingsbescherming bij
verzamelvergunningen- en complexvergunningen.
· beroepsbeoefenaren die met straling werken en geen verantwoordelijkheid ten aanzien van de
coördinatie dragen. Te denken valt met name aan bepaalde medisch specialisten.
· Gebrek aan na- en bijscholing. Het advies van de Gezondheidsraad in 1972 om dit verplicht te
stellen is bij de opzet van het stelsel van stralingsdeskundigen niet meegenomen. Na- en bijscho-
ling is ook niet in den brede vanzelf van de grond gekomen.
De adviesaanvraag 36
Ten einde genoemde leemtes te dichten is de afgelopen jaren gewerkt aan de invoering van een
systeem van registratie. Gaandeweg heeft de opvatting postgevat dat de aanvankelijk voorgenomen
omvang van de te registreren groep dient te worden verminderd. Daarmee kunnen ook de administra-
tieve lasten, die de invoering van het systeem met zich mee brengt, beperkt blijven.
Het afgelopen jaar is onderzicht hoe laatstgenoemde doelen kunnen worden gerealiseerd. De resulta-
ten van dit onderzoek liggen ten grondslag aan de thans voorliggende adviesaanvraag. Daarbij is
sprake van twee rapporten. Het eerste rapport beschrijft de te onderscheiden niveaus van stralingsdes-
kundigheid en de eindtermen die daarbij horen. Het tweede rapport beschrijft de mogelijkheden om
de administratieve lasten bij dit onderwerp terug te dringen via reductie van de doelgroep.
Naar aanleiding van deze onderzoeksresultaten leg ik graag de volgende vragen aan u voor:
· Dient in de opleidingen inderdaad meer dan thans aandacht te worden besteed aan de door Abra-
hamse en Kops aangeduide `O rganisatie, P rocedures en A dministratieve en wettelijke aspec-
ten'?
· Welke voor- en nadelen ziet de Raad aan het verder introduceren van op bepaalde stralingstoe-
passingen en beroepsgroepen gerichte opleidingen en deskundigheidseisen? Hoe ziet de Raad de
samenhang met de voor die toepassingen geldende eisen met de (centrale) aanpak zoals we die
kennen via de opleidings niveaus?
In het onderzoek van Abrahamse en Kops wordt voorgesteld om de opleidingen die gericht zijn
op eenduidig gedefinieerde beroepsgroepen uit het niveau systeem te halen. In plaats daarvan
wordt voorgesteld om beroepsgerichte opleidingen te organiseren, zoals de opleiding stralings-
hygiëne voor radiologen en radiotherapeuten (i.p.v. 3M) en de opleiding stralingshygiëne voor
tandartsen (i.p.v. 5M). Een andere optie is om opleidingen te koppelen aan de toepassingen,
zoals door de Gezondheidsraad in 1996 in het advies "Deskundigheidseisen voor medische stra-
lingstoepassingen" in de bijlage F werd voorgesteld. Dit heeft het voordeel dat niet voor elk spe-
cialisme een eigen opleiding stralingshygiëne gedefinieerd hoeft te worden. Hieruit volgt de
vraag aan de GR om de adviezen ten aanzien van deskundigheidseisen stralingsbescherrming
patiënten te actualiseren en de betreffende opleidingen beknopt te omschrijven zoals destijds in
bijlage G is gedaan voor het niveau 4M.
· Acht de Raad het wenselijk ter verbetering van het hier te lande vigerende systeem van stralings-
bescherming het huidige niveaustelsel (2 tot en met 5) aan te passen, bijvoorbeeld op de wijze
als voorgestelde in de rapportage van Abrahamse en Kops? Heeft de Raad nog andere suggesties
om het systeem te vereenvoudigen?
· Hoe staat de Raad tegenover de invoering van een stelsel van registratie van stralingsdeskundi-
gen voor een beperkte groep deskundigen, zoals voorgesteld in de rapportage van Abrahamse en
Kops, in combinatie met een verplichte na- en bijscholing voor de overige deskundigen?
De adviesaanvraag 37
Indien u meent dat bepaalde onderwerpen nadere aandacht zouden moeten krijgen in het kader van de
opleiding en borging van de stralingsdeskundigheid, dan nodig ik u daartoe van harte uit. Ik verwacht
echter niet dat u mij een gedetailleerd curriculum voorlegt. Dat lijkt me meer een taak voor de onder-
wijsgevenden, mede op basis van uw advies. Verder verzoek ik u bij uw advies rekening te houden
met de Europese en Nederlandse regelgeving en op basis van die regelgeving gepubliceerde richtlij-
nen.
Graag verneem ik uiterlijk op 1 oktober 2005 uw aanbevelingen.
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
(w.g.)
H.A.L. van Hoof
De adviesaanvraag 38
Bijlage B
De commissie
Dit advies is uitgebracht door de Beraadsgroep Straling en Gezondheid, die als
volgt is samengesteld:
· prof. dr M. de Visser, voorzitter
vice-voorzitter Gezondheidsraad, Den Haag
hoogleraar neuromusculaire ziekten, Universiteit van Amsterdam
· dr L.M. van Aernsbergen, adviseur
fysicus, ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu,
Den Haag
· prof. dr J.J. Broerse
emeritus hoogleraar medische stralenfysica, Leids Universitair Medisch Cen-
trum
· dr F.R. de Gruijl
biofysicus, Leids Universitair Medisch Centrum
· prof. dr M.G.M. Hunink
hoogleraar klinische epidemiologie en biostatistiek, Erasmus MC Rotterdam
· ir Chr.J. Huyskens
stralingsfysicus, Technische Universiteit Eindhoven
· dr A. Keverling Buisman, adviseur
fysicus, Schoorl, hoogleraar huisartsgeneeskunde, Universiteit Maastricht
· prof. dr A.J. van der Kogel
hoogleraar radiobiologie, Universitair Medisch Centrum Nijmegen St Rad-
boud
De commissie 39
· prof. dr ir J.J.W. Lagendijk
hoogleraar klinische fysica, Universitair Medisch Centrum Utrecht
· prof. dr J.W. Leer
hoogleraar radiotherapie, Universitair Medisch Centrum Nijmegen St Rad-
boud
· prof. dr ir P.H.M. Lohman
emeritus hoogleraar stralengenetica en chemische mutagenese, Universiteit
Leiden
· ir L.W. Meinders, adviseur
Inspectie voor de Gezondheidszorg, ministerie van Volksgezondheid, Wel-
zijn en Sport, Den Haag
· prof. dr D. van Norren
hoogleraar oogfysica, Universiteit Utrecht
· prof. dr W.F. Passchier
hoogleraar risico-analyse, Universiteit Maastricht
· prof. dr T.J.F. Savelkoul
hoogleraar medische toxicologie en stralingshygiëne, Leids Universitair
Medisch Centrum
· drs A.M.T.I. Vermeulen, adviseur
ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag
· prof. dr L. Verschaeve
hoogleraar toxicologie, Universiteit van Antwerpen, België
· prof. dr ir A. Vander Vorst
emeritus hoogleraar elektrotechniek, Louvain la Neuve, België
· prof. dr ir A.A. van Zeeland
hoogleraar moleculaire stralingsdosimetrie en stralingsmutagenese, Universi-
teit Leiden
· dr E. van Rongen, secretaris
radiobioloog, Gezondheidsraad, Den Haag
De Gezondheidsraad en belangen
Leden van Gezondheidsraadcommissies worden benoemd op persoonlijke titel,
wegens hun bijzondere expertise inzake de te behandelen adviesvraag. Zij kun-
nen echter, dikwijls juist vanwege die expertise, ook belangen hebben. Dat
behoeft op zich geen bezwaar te zijn voor het lidmaatschap van een Gezond-
heidsraadcommissie. Openheid over mogelijke belangenconflicten is echter
belangrijk, zowel naar de voorzitter en de overige leden van de commissie, als
naar de voorzitter van de Gezondheidsraad. Bij de uitnodiging om tot de com-
De commissie 40
missie toe te treden wordt daarom aan commissieleden gevraagd door middel
van het invullen van een formulier inzicht te geven in de functies die zij bekle-
den, en andere materiële en niet-materiële belangen die relevant kunnen zijn voor
het werk van de commissie. Het is aan de voorzitter van de raad te oordelen of
gemelde belangen reden zijn iemand niet te benoemen. Soms zal een adviseur-
schap het dan mogelijk maken van de expertise van de betrokken deskundige
gebruik te maken. Tijdens de installatievergadering vindt een bespreking plaats
van de verklaringen die zijn verstrekt, opdat alle commissieleden van elkaars
eventuele belangen op de hoogte zijn.
De commissie 41
Bijlage C
Overzicht opleidingen oud en nieuw
In de onderstaande tabel worden de algemene en een (niet uitputtend) aantal spe-
cifieke bestaande en nieuwe opleidingen met elkaar vergeleken.
Bestaand Nieuw
1 -- -- --
2 Stralingsdeskundigheid Top algemeen
3 Stralingsdeskundigheid Basis algemeen
3/M voor radiologen Stralingshygiëne voor radiologen beroepsspecifiek
3/M voor radiotherapeuten Stralingshygiëne voor radiotherapeuten beroepsspecifiek
3 voor nucleair geneeskundigen Stralingshygiëne voor nucleair geneeskundigen beroepsspecifiek
3 voor klinisch fysici Stralingshygiëne voor klinisch fysici beroepsspecifiek
4A Stralingshygiëne Gevorderd A algemeen
4B Stralingshygiëne Gevorderd B algemeen
4A/M basis Stralingshygiëne voor (beroepsgroep) beroepsspecifiek
4A/M Stralingshygiëne voor (beroepsgroep) beroepsspecifiek
4 voor radiologisch laboranten en Stralingshygiëne voor radiologisch laboranten en beroepsspecifiek
medisch nucleair werkers medisch nucleair werkers
5A Stralingshygiëne Basis A algemeen
5B Stralingshygiëne Basis B algemeen
5A/M Stralingshygiëne voor (beroepsgroep) beroepsspecifiek
5 voor tandartsen Stralingshygiëne voor tandartsen beroepsspecifiek
NB: indien de eindtermen van bepaalde beroepsspecifieke opleidingen stralings-
hygiëne gelijkgesteld kunnen worden aan die van een opleiding stralingsdeskun-
Overzicht opleidingen oud en nieuw 42
digheid kan zo'n beroepsspecifieke opleiding beschouwd worden als een
opleiding stralingsdeskundigheid en kunnen degenen die de betreffende oplei-
ding met goed gevolg hebben afgelegd als `deskundige' conform het Besluit stra-
lingsbescherming worden geregistreerd.
Overzicht opleidingen oud en nieuw 43