gezond'
`Sport maakt mens én maatschappij gezond'
Toespraak, 20 maart 2008
Sport is een belangrijk bindmiddel in onze huidige maatschappij: het
brengt mensen letterlijk en figuurlijk bij elkaar. Dat maakt sport
gewild én kansrijk voor het realiseren van een hele reeks doelen die
dit kabinet zichzelf heeft gesteld op het gebied van onder meer
preventie en gezondheid, integratie, wijkontwikkeling, waarden en
normen, jeugdbeleid en veiligheid. Sport maakt mens én maatschappij
gezond, volgens staatssecretaris Jet Bussemaker in haar toespraak voor
de Nationale Discussiedag Sport en Gezondheid. Hieronder is de
volledige tekst van haar toespraak afgedrukt. De tekst werd namens
haar uitgesproken door directeur-generaal Volksgezondheid Hans de
Goeij.
Dames en heren,
Een maand geleden was ik, zoals u misschien weet, op werkbezoek in
China. Uiteraard ben ik daar ook naar de sportaccommodaties geweest
die zijn gebouwd voor de Olympische Spelen, zoals het Water Cube, dat
immens grote zwempaleis waar Pieter van den Hoogenband ongetwijfeld
triomfen gaat vieren.
Wat mij in China ook opviel is de sportieve volksaard van de Chinezen.
In de steden waar ik was zag ik op diverse pleintjes, naast de bekende
wipkippen voor de kinderen, ook sporttoestellen voor volwassenen
staan. Ik bedoel van die apparaten die je hier normaal gesproken
alleen in fitnesszalen tegenkomt. In China zijn het van die robuuste
apparaten in felle kleuren waar iedereen gebruik van kan maken - en
dat ook doét. En ook zag ik dat er veel gezamenlijk aan sporten en
bewegen wordt gedaan, Tai Chi enzo.
Volgens mij zijn Chinezen letterlijk veel beweeglijker dan de mensen
in ons deel van de wereld. Vrouwen, mannen, jongeren, ouderen:
iederéén sport of beweegt, zo lijkt het wel. U begrijpt wel waar ik
heen wil: Nederland kan, als het om sporten en bewegen gaat, nog wel
iets van China leren. Al kan China ook nog wel wat van ons leren op
sportgebied, bijvoorbeeld op het terrein van de teamsporten.
Maar ik zie in ons land nog niet zo snel gebeuren dat werknemers elke
dag vóór of ná werktijd massaal aan het sporten slaan. De meeste
werkende Nederlanders gaan 's ochtends liever een rondje koffie halen
vóór dan een rondje hardlopen mét hun collega's.
Dat is ieders goed recht maar tegelijk ook jammer, want sport is om
allerlei redenen van groot belang voor onze samenleving. Dat vind ik
niet alleen, dat vindt dit hele kabinet. Allereerst uit oogpunt van
gezondheid. Een actieve leefstijl kan met name helpen bij het
voorkómen van ziektes en aandoeningen die het gevolg zijn van
overgewicht. Nu al is één op de acht kinderen in Nederland te zwaar of
veel te zwaar en als het zo doorgaat zijn dat er straks één op de
vijf. Dat alleen al is reden genoeg hen achter pc en tv vandaan te
halen en ze aan te sporen tot spelen en sporten.
En voor mensen die een ziekte of aandoening hebben, zoals diabetes,
staat vast dat zij baat hebben bij meer beweging. Want dat leidt in de
regel tot minder complicaties en een lager medicijngebruik. Niet voor
niks heeft minister Klink onlangs het startsein gegeven voor de
Beweegkuur. Dat is een beweegprogramma waarmee diabetici onder
professionele begeleiding kunnen werken aan een actievere leefstijl.
Maar sport is daarnaast ook een belangrijk bindmiddel in onze huidige
maatschappij: het brengt mensen letterlijk en figuurlijk bij elkaar.
Dat maakt sport ook gewild én kansrijk voor het realiseren van een
hele reeks doelen die dit kabinet zichzelf heeft gesteld. Doelen op
het gebied van onder meer preventie en gezondheid, integratie,
wijkontwikkeling, waarden en normen, jeugdbeleid en veiligheid. Je zou
kunnen zeggen: sport maakt mens én maatschappij gezond.
Achter het woord `sport' gaat feitelijk een hele wereld schuil en dat
maakt sport ook zo uniek. Ik zal niet zeggen dat álles wat dit kabinet
wil bereiken van sport afhangt, maar wel véél. Ook de voormalig
president van Zuid-Afrika Nelson Mandela zag het belang in van sport
voor de samenleving. Hij zei acht jaar geleden al: "Sport has the
power to change the world. It has the power to inspire. It has the
power to unite people in a way that little else does. Sport can awaken
hope where there was previously only despair."
U begrijpt nu waar ik mijn inspiratie vandaan haalde voor de titel van
de beleidsbrief over sport die ik oktober vorig jaar uitbracht: `De
kracht van sport'. In die brief geef ik een concrete invulling aan het
kabinetsprogramma `Samen leven, samen werken' wat betreft het
onderwerp sport. In maatregelen en in geld. Zoals u waarschijnlijk wel
weet is tijdens de kabinetsformatie besloten dat er extra geld naar
sport gaat: tot en met 2012 jaarlijks 20 miljoen euro. Dat geld ga ik,
dat zal u niet verbazen, vooral inzetten om de eerder genoemde
kabinetsdoelen te realiseren.
Waar ik de komende jaren vooral in wil investeren is de versterking
van de sportverenigingen. Met als voornaamste doel sportverenigingen
in staat te stellen maatschappelijke taken uit te voeren. Ik streef er
naar dat over vier jaar circa tien procent van de sportverenigingen
niet alleen hun eigen leden bedienen, maar ook het onderwijs, de
naschoolse opvang en de wijk.
Ik zou bijvoorbeeld graag zien dat zij zich nadrukkelijk richten op
bepaalde groepen inwoners die relatief weinig aan sport doen, zoals
ouderen, gehandicapten en allochtonen. Juist voor hen is de
toegevoegde waarde van sport en bewegen groot. Niet alleen uit oogpunt
van gezondheid, maar ook uit oogpunt van integratie en onderlinge
verhoudingen in buurt of wijk.
Sterke sportverenigingen wil ik vooral realiseren met behulp van
zogenoemde combinatiefuncties. Dat zijn functies waarbij
professionals, bijvoorbeeld gymleraren, deels werkzaam zijn bij
sportverenigingen en deels in het onderwijs. Samen met de
bewindslieden van OCW, gemeenten, de sport-, onderwijs- en
cultuursector wil ik de komende jaren minstens 2500 van deze
combinatiefuncties realiseren. Dat gebeurt trouwens onder de vlag van
de Impuls brede scholen, sport en cultuur. Ik draag daar dit jaar
vanuit de sportbegroting 7,5 miljoen euro aan bij, oplopend tot 28,3
miljoen euro in 2012.
En hoe belangrijk een sportvereniging kan zijn voor de sociale
infrastructuur en de leefbaarheid in buurten, wijken en dorpen, blijkt
wel in Marknesse. Dat is een klein dorp in de Noordoostpolder met 3800
inwoners. Er is daar één sportvereniging, SVM, met 700 leden die
actief zijn in vier takken van sport: voetbal, korfbal, volleybal en
gymnastiek. Toen SVM een nieuwe accommodatie kreeg, wilde de club dat
die niet alleen in het weekend, maar zeven dagen per week werd benut.
En dat gebeurt nu ook, want SVM biedt ook onderdak aan de kinderopvang
en aan ouderensport. En voor de basisschooljeugd werd een pannaveldje
aangelegd. Wat mij betreft een voorbeeld dat navolging verdient.
Ik zei net al dat ik gemeenten betrek bij het realiseren van de
combinatiefuncties. Gemeenten hebben wat mij betreft sowieso een
belangrijke functie als het om sport en bewegen gaat. Door het
aanleggen van trapveldjes, wandel- en fietspaden. Kortom: door het
zorgen voor een omgeving die uitnodigt tot bewegen, net zoals in
China.
Maar ook bij de uitvoering van het Nationaal Actieplan Sport en
Bewegen, het NASB, spelen de gemeenten een belangrijke rol. Het NASB
is erop gericht mensen te stimuleren tot lichaamsbeweging om zodoende
de gezondheid te bevorderen. Gemeenten kunnen daar een heleboel aan
doen, bijvoorbeeld via projecten in de wijk. Zodat bewegen een
onderdeel wordt van de dagelijkse routine.
Daarom geef ik samen met de gemeenten en sportsector een impuls aan
het realiseren van zogeheten beweeginterventies en stimuleer ik dat
deze interventies onderdeel gaan uitmaken van gemeentelijke plannen
voor het lokaal gezondheidsbeleid. Op 3 april ga ik daar een
overeenkomst over ondertekenen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten
en met NOCNSF.
Een voorbeeld van zo'n beweeginterventie is een `Community in
Beweging'. Een Community in Beweging richt zich vooral op mensen met
een beweegachterstand of met overgewicht, met name bij jongeren,
allochtonen en mensen met een laag inkomen. Zij worden benaderd via
bijvoorbeeld de school, de moskee of een vereniging. Bedoeling is dat
die mensen mee gaan doen aan allerlei laagdrempelige sport- en
beweegactiviteiten, zoals wandelen, fietsen, zwemmen en dansen.
Met dit soort projecten en activiteiten wil ik bereiken dat steeds
meer mensen voldoen aan de beweegnorm, oftewel minstens vijf dagen per
week elke dag een half uur matig intensief bewegen en de jeugd zelfs
elke dag een uur. Nu voldoet circa 63 procent van de volwassenen en 40
procent van de jeugd aan die norm. Die percentages zouden in 2012
respectievelijk 70 en 50 procent moeten zijn.
Dan wil ik graag nog iets over gehandicaptensport zeggen. Ons land
telt zo'n 1,7 miljoen mensen met een lichamelijke beperking en circa
110.000 mensen met een verstandelijke beperking. De sportdeelname van
mensen met een handicap blijft duidelijk achter bij de rest van de
bevolking. Daar wil ik wat aan veranderen, want het is een feit dat
ook - of misschien wel juist - voor mensen met een handicap sporten en
bewegen veel voordelen biedt. Niet alleen voor de eigen gezondheid,
maar ook uit oogpunt van integratie in en deelname aan de samenleving.
Ik laat momenteel een nulmeting uitvoeren door NebasNsg naar de
sportdeelname door mensen met een handicap. Op basis van die nulmeting
wil ik nog dit jaar concrete afspraken maken met NOCNSF en NebasNsg
over hoe mensen met een handicap kunnen worden gestimuleerd meer te
sporten en te bewegen. Ook individuele sportbonden, sportverenigingen,
zorginstellingen en onderwijsinstellingen kunnen daar natuurlijk een
bijdrage aan leveren.
Een goed voorbeeld in dit verband vind ik de Wandelsportorganisatie,
die ervoor heeft gezorgd dat een 160 kilometer lange wandelroute, de
Koninklijke Weg, volledig toegankelijk is voor mensen met een
lichamelijke beperking. Zo'n initiatief draagt uiteraard bij aan de
sport- en bewegingsmogelijkheden voor mensen met een handicap.
Tenslotte nog iets over de keerzijde van sportbeoefening: blessures.
Want hoe belangrijk het ook is om meer te sporten en te bewegen, het
is natuurlijk niet de bedoeling dat je daardoor iets oploopt. Daarom
geef ik geld aan de sportbonden om voorlichting aan hun leden te
kunnen geven over het voorkómen van blessures. Het gaat om in totaal
900.000 euro per jaar.
Met dat geld kan voorlichting worden gegeven aan trainers over
methoden, technieken of uitrusting waarmee ze hun sporters kunnen
behoeden voor blessures. Ook heb ik geld beschikbaar gesteld voor de
opleiding van sportartsen. En voor de sporters zelf is er de site
www.sportzorg.nl, waarop veel informatie over het voorkómen en
behandelen van blessures is te vinden.
dit onderwerp te vinden is.
Een andere keerzijde van sport is het fysieke en verbale geweld en
ander onbehoorlijk gedrag tussen en langs de lijnen. Ik vind dat de
sportsector zelf het voortouw moet nemen bij het bestrijden van
dergelijke uitwassen. Dat gebeurt gelukkig steeds vaker. Bij de
hockeybond bijvoorbeeld. Die heeft aan elke hockeyvereniging gevraagd
een ambassadeur voor sportiviteit en respect aan te stellen. Verder
ben ik benieuwd naar de uitkomsten van het vervolgonderzoek dat het
Sociaal en Cultureel Planbureau uitvoert onder de titel `Een gele
kaart voor de sport'. Met de uitkomsten - die niet lang meer op zich
zullen laten wachten - zal ik zeker aan de slag gaan.
En het gaat natuurlijk niet alleen om sportiviteit en respect ten
opzichte van de tegenstander, maar zeker ook ten opzichte van de
scheidsrechter. Om die reden is maart vorig jaar het Masterplan
Arbitrage van start gegaan. Dat plan heeft niet alleen als doel het
verhogen van de kwaliteit, kwantiteit en samenstelling van het
scheidsrechterskorps, maar ook om een einde te maken aan de onheuse
bejegening van scheidsrechters door spelers, trainers en publiek. Pas
geleden is een campagne begonnen om in de komende jaren 50.000 extra
scheidsrechters te werven, uit de verschillende geledingen van onze
samenleving. Die extra menskracht is hard nodig om de vele wedstrijden
goed te kunnen begeleiden.
Dames en heren,
Ik rond af. Ik heb u in hoofdlijnen verteld wat ik de komende jaren ga
doen op het terrein van sport en gezondheid. En dan heb ik het nog
niet eens gehad over aanverwante zaken als het antidopingbeleid, de
aanpak van discriminatie en intimidatie in de sport en het tegengaan
van alcoholmisbruik in kleedkamers en kantines.
Met al de maatregelen die ik heb genoemd en ook die ik nu niet heb
genoemd, wil ik bereiken dat sporten en bewegen bijdraagt aan een
actieve, gezonde en veilige samenleving. Sport is bij uitstek geschikt
om dat soort doelen te bereiken. Anders gezegd: sport is het
belangrijkste sociale verband van onze huidige samenleving. Dát is wat
mij betreft de grote kracht van de sport en daarom ga ik daar de
komende jaren zo veel in investeren.
Dank u wel.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport