Kamerbrief inzake de Nederlandse inzet NAVO Top te Boekarest van 2 tot en
met 4 april 2008
21-03-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Hierbij informeer ik u, mede namens de minister-president en de
minister van Defensie, over de agenda van en de Nederlandse inzet voor
de NAVO-top die van 2 tot en met 4 april 2008 in Boekarest wordt
gehouden. In deze brief wordt tevens ingegaan op de visie van de
regering op de toekomst van de NAVO en op de partnerschappen, zoals
toegezegd tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer d.d. 4 december
2007.
1. Agenda
De top in Boekarest begint met een werkdiner op 2 april. Op 3 april is
er een werksessie van de NAVO-Raad (NAR), gevolgd door een lunch van
de Euro-Atlantische Partnerschapsraad. `s Middags wordt een werksessie
over Afghanistan gehouden met de Afghaanse president Karzai, niet-NAVO
ISAF-contribuanten en internationale organisaties waaronder de VN, de
EU en de Wereldbank. Op 4 april wordt de top afgesloten met
bijeenkomsten van achtereenvolgens de NAVO-Oekraïne Commissie en de
NAVO-Rusland Raad.
De exacte invulling van de verschillende werksessies is op het moment
van schrijven van deze brief nog niet bekend. Niettemin bestaat na de
bijeenkomst van ministers van Defensie in Vilnius d.d. 7-8 februari
jl. en de bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken in Brussel
op 6 maart jl. een goed beeld van de onderwerpen die in Boekarest aan
de orde zullen komen. Het betreft in de eerste plaats de operatie in
Afghanistan, alsmede de situatie in Kosovo en de regio en
NAVO-uitbreiding. Ook zal aandacht worden besteed aan nieuwe
veiligheidsuitdagingen waaronder de proliferatie van ballistische
raketten, energieveiligheid en cyber defence. Over de uitkomsten van
de bijeenkomst van de ministers van Defensie bent u reeds geïnformeerd
(kamerstuk 28676, nr 48). De uitkomsten van de bijeenkomst van
ministers van Buitenlandse Zaken zijn in deze brief verwerkt.
2. Toekomst van de NAVO en de rol van partnerschappen
Tijdens het Algemeen Overleg d.d. 4 december 2007 heeft uw Kamer
gevraagd naar de strategische visie van de regering op de toekomst van
de NAVO, alsook naar de visie van de regering op de samenwerking van
de NAVO met derde landen via de verschillende partnerschappen.
Publieke verklaring
Volgend jaar bestaat de NAVO 60 jaar. Naar de mening van de regering
is dat een goed moment om de balans op te maken van de stand van het
politieke en militaire transformatieproces, dat formeel met de top in
Praag (2002) is begonnen en tijdens de toppen in Istanbul (2004) en
Riga (2006) een vervolg heeft gekregen. Deze balansopname zou haar
weerslag moeten krijgen in een politieke verklaring, waarin het
bondgenootschap uiteenzet welke waarden ons verenigen en hoe wij ons
als politieke gemeenschap met een gezamenlijk defensief vermogen
zullen inzetten om die waarden uit te dragen en ons te weer zullen
stellen tegen de bedreigingen van die waarden. Tijdens de top in
Boekarest moet naar de mening van de regering het startsein worden
gegeven voor de voorbereiding van deze verklaring, die in een later
stadium samen met andere bouwstenen (waaronder de tijdens de top in
Riga goedgekeurde Comprehensive Political Guidance) als basis zou
kunnen dienen voor een eventuele actualisering van het Strategisch
Concept. De transformatie van het bondgenootschap zal echter ook na de
top in 2009 moeten worden voortgezet, gedreven door zowel nieuwe
ontwikkelingen op veiligheidsgebied als de lessen die de NAVO trekt
uit de ervaringen in met name Afghanistan. Nederland zal in Boekarest
het belang benadrukken van een brede NAVO-evaluatie van ISAF, met
aandacht voor zowel militaire, politieke als institutionele aspecten.
Expeditionaire capaciteiten
De regering is van mening dat de NAVO het politieke forum bij uitstek
blijft voor de trans-Atlantische dialoog over veiligheidsvraagstukken.
Op militair vlak beschikt de NAVO over unieke capaciteiten. Een
bedreiging van het grondgebied van de bondgenoten door een aanval met
conventionele middelen is voor de voorzienbare termijn
onwaarschijnlijk. Hiervoor zijn andere dreigingen in de plaats
gekomen, waaronder internationaal terrorisme, het gevaar van
proliferatie van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen
en bepaalde binnenlandse conflicten die regionaal een destabiliserende
invloed kunnen hebben. Deze dreigingen hebben een grensoverschrijdend
karakter en vragen om een gezamenlijk antwoord.
Bij het tegengaan van deze dreigingen komen militaire middelen niet
altijd op de eerste plaats, of zijn zij in isolement bezien,
ontoereikend. Als onderdeel van een geïntegreerde aanpak zijn zij
echter onmisbaar. Dat vereist wel dat militaire capaciteiten van de
bondgenoten worden aangepast aan de nieuwe realiteiten. Zo dienen de
strijdkrachten van de bondgenoten die dat nog niet hebben gedaan, van
statische verdedigingslegers omgevormd te worden in snel inzetbare,
expeditionaire strijdkrachten.
Dit transformatieproces, formeel ingezet tijdens de top in Praag in
2002, is in Nederland al ver gevorderd. In veel andere landen is dit
echter nog onvoldoende het geval. Nadat lange tijd de NATO Response
Force (NRF) de motor is geweest van het transformatieproces, is het
thans ook de NAVO-operatie in Afghanistan die duidelijk maakt waar
verdere hervormingen nodig zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de
al eerder genoemde samenwerking met andere organisaties, of de
hervorming van het defence planning process, dat dan ook thans wordt
herzien.
Dat het huidige systeem van defensieplanning onvoldoende werkt blijkt
onder andere uit het structurele tekort aan bepaalde capaciteiten,
zoals luchttransport. Dergelijke tekorten nopen tot nieuwe
oplossingen, die verder strekken dan het hervormen van het
defensieplanningsproces. Om het tekort aan strategisch luchttransport
op te heffen heeft een aantal landen besloten tot gezamenlijke
aanschaf van C17 toestellen. De mogelijkheden worden onderzocht om
deel te nemen aan dit C-17 initiatief. Bij de Voorjaarsnota 2008 wordt
hierop teruggekomen. Een andere tekortkoming bij NAVO-operaties is dat
over onvoldoende helikopters wordt beschikt. Er worden veelal
technische redenen aangevoerd waarom helikopters niet inzetbaar zijn
voor operaties zoals Afghanistan. Op basis van een analyse van de
defensieplannen van de NAVO-landen kan worden geconcludeerd dat de
huidige tekortkoming ook op langere termijn blijft voortbestaan. De
ministers van Defensie hebben daarom tijdens de ministeriële in
Noordwijk in oktober vorig jaar opdracht gegeven om te inventariseren
waar de problemen liggen en vervolgens met concrete oplossingen en
aanbevelingen te komen. Een aantal landen heeft reeds aangegeven
bereid te zijn hun (veelal Russische) helikopters nader aan te passen,
zodat ze in de toekomst inzetbaar worden in operaties. Dit onderwerp
zal nader aan de orde komen in Boekarest.
Lastenverdeling
Wat betreft de noodzaak om tot een eerlijker verdeling van de lasten
te komen zal op Nederlands initiatief, en mede in reactie op verzoeken
vanuit uw Kamer om meer transparantie ten aanzien van de bijdragen aan
operaties door de NAVO bondgenoten, binnenkort op de NAVO website een
overzicht worden geplaatst van de bijdragen van landen in 2007 aan
crisisbeheersingsoperaties onder NAVO-, EU-, VN-auspiciën of
anderszins. Ook zijn data opgenomen over deelname aan NATO Reponse
Force, EU battle groups, reserve-eenheden, etc. Tevens hebben veel
landen een link opgenomen naar de eigen, nationale websites, waar een
actueel overzicht van de stand van zaken wordt gegeven.
Geïntegreerd beleid
Het belang dat Nederland hecht aan een geïntegreerde aanpak bij
crisisbeheersingsoperaties betekent overigens niet dat Nederland van
mening is dat de NAVO zelf civiele capaciteiten moet gaan ontwikkelen,
maar wel dat de NAVO veel beter moet gaan samenwerken met andere
organisaties die over dergelijke capaciteiten beschikken, zoals de EU
en de VN.
Zowel de EU als de VN zijn in Boekarest op het hoogste niveau
uitgenodigd, en de Secretarissen-Generaal van de NAVO en de VN zullen
naar verwachting een gemeenschappelijke verklaring ondertekenen die de
samenwerking tussen beide organisaties verder zal verstevigen.
De relaties met de EU blijven problematisch, zij het dat de veranderde
opstelling van Frankrijk nieuw momentum heeft gecreëerd. Nederland
beschouwt een goede samenwerking tussen de EU en de NAVO als een
voorwaarde voor een effectief en efficiënt veiligheidsbeleid en zal
zich daarom blijven inzetten voor een duurzame oplossing. Minister van
Middelkoop heeft hiertoe tijdens de informele bijeenkomst van EU
ministers van Defensie in Ljubljana d.d. 21-22 februari jl.
voorstellen gedaan, en tijdens zowel de NAVO ministeriele op 6 maart
als de RAZEB op 10 maart heb ik nog eens benadrukt dat de huidige
patstelling volstrekt onaanvaardbaar is en dat wij gezamenlijk dienen
te zoeken naar creatieve oplossingen.
Overigens zal tijdens de top in Boekarest naar verwachting een
actieplan ter implementatie van de geïntegreerde aanpak
(`comprehensive approach') worden aanvaard. Dit actieplan heeft tot
doel in het kader van onze huidige en toekomstige operaties de
praktische samenwerking op alle niveaus met partners, VN, andere
internationale organisaties, NGO's en lokale autoriteiten te
verbeteren, onder andere door meer informatie-uitwisseling,
gezamenlijke planning en training.
Samenwerking met partners
Het feit dat de veiligheidsdreigingen van deze tijd zich niet beperken
tot de grenzen van een land of een regio betekent niet dat de NAVO de
politie-agent van de wereld is: zij heeft daartoe de politieke wil
noch het militaire vermogen. De NAVO zal moeten optreden wanneer en
waar de belangen van het bondgenootschap in het geding zijn. Gezien de
aard van de dreigingen zal de NAVO steeds meer samenwerking zoeken met
partners (landen of organisaties) wereldwijd. Het belang voor de NAVO
van de samenwerking met partners komt duidelijk tot uitdrukking in de
opzet van de Boekarest-top, waarvoor naast de staatshoofden en
regeringsleiders van de NAVO-bondgenoten ook de leiders van ongeveer
30 partnerlanden en -organisaties zijn uitgenodigd. Een bijeenkomst
van deze omvang op een dergelijk niveau is in de geschiedenis van de
NAVO zonder precedent. Naast de aanwezigheid van `oude' partners zoals
de niet-NAVO leden van de Euro-Atlantische Partnerschapsraad (EAPR),
zijn voor het eerst ook alle niet-NAVO ISAF contribuanten op het
hoogste niveau uitgenodigd. Voor een deel betreft het landen die
tevens lid zijn van de EAPR, maar voor het overige gaat het om landen
van buiten de Euro-Atlantische regio die dezelfde waarden delen en op
dezelfde manier tegen de nieuwe veiligheidssituatie aankijken, zoals
Australië en Japan. Het Noord-Atlantisch Verdrag van 1949 stelt dat
alleen Europese landen uitgenodigd kunnen worden lid te worden.
Momenteel is de vraag of dit verruimd dient te worden niet aan de
orde; de meeste van deze landen hebben te kennen gegeven daar zelf
geen behoefte aan te hebben en zich tot intensivering van de
praktische samenwerking te willen beperken.
De operatie in Afghanistan ligt ook ten grondslag aan de
partnerschappen die de NAVO heeft gesloten met Afghanistan en
Pakistan. Naast politieke dialoog bieden deze partnerschappen een
kader voor praktische samenwerking, onder andere ten aanzien van
training van de strijdkrachten, grensbewaking en capaciteitsopbouw
binnen de veiligheidssector.
Het overleg met de niet-NAVO landen die bijdragen aan ISAF heeft de
rol van de EAPR ten aanzien van overleg over deelname van
niet-NAVO-landen aan NAVO-geleide crisisbeheersingsoperaties enigszins
naar de achtergrond geduwd. De EAPR is in 1997 gecreëerd als forum
voor politiek overleg in aanvulling op het Partnerschap voor Vrede
(PvV). Het PvV is in 1994 opgericht met als doel de bevordering van
praktische samenwerking met landen van het voormalige Warschaupact.
Het feit dat in de loop der jaren een aantal van de oorspronkelijke
EAPR-landen (Polen, Tsjechië, Slowakije, de Baltische staten,
Slovenië, Hongarije, Bulgarije en Roemenië) lid is geworden van de
NAVO en dat mogelijk nog een aantal zal volgen, heeft het beeld
gecreëerd van de EAPR als voorportaal voor NAVO-lidmaatschap. Dit
beeld is naar de mening van de regering niet correct. Van de huidige
niet-NAVO EAPR-leden willen of kunnen de meeste geen NAVO-lid worden,
maar zij hechten wel belang aan een permanente veiligheidsrelatie.
Hieraan wordt invulling gegeven via een uitgebreid `menu' van
samenwerkingsactiviteiten, gericht op het bevorderen van
interoperabiliteit en, wat betreft de landen van de Kaukasus en
Centraal-Azië, security sector reform.
Andere partnerschappen zijn de Mediterrane Dialoog (MD) en het
Istanbul Cooperation Initiative (ICI). Evenals het PvV is de MD
opgericht in 1994. Dit partnerschap kent een vergelijkbare mix van
politieke dialoog en praktische samenwerking. Sinds de aanslagen in de
VS in 2001 is het belang van de MD toegenomen. De samenwerking heeft
zich vooral sinds de top in Istanbul snel uitgebreid, van ongeveer 100
activiteiten in 2004 tot ruim 600 activiteiten in 2007. Het politieke
overleg heeft in 2007 nieuwe impulsen gekregen tijdens
MD-bijeenkomsten met de ministers van Defensie in februari en de
ministers van Buitenlandse Zaken in december.
De samenwerking met de landen van het bredere Midden-Oosten in het
Istanbul Cooperation Initiative (ICI) is onderdeel van de outreach van
de NAVO naar deze landen na 9/11. De samenwerking is in 2004 van start
gegaan en is vooralsnog beperkt tot de landen van de Golfregio. Sinds
de NAVO top in Riga hebben de landen van de MD en het ICI ruimere
toegang tot het PvV-instrumentarium.
Een sui generis categorie vormen de samenwerkingsrelaties met
respectievelijk Rusland in de NAVO-Rusland Raad (NRR) en Oekraïne in
de NAVO-Oekraïne Commissie (NUC). Evenals Nederland ziet de NAVO
Rusland als een belangrijke strategische partner. De relatie is
geformaliseerd in de op 28 mei 2002 opgerichte NAVO-Rusland Raad. In
deze Raad participeren de NAVO-bondgenoten en Rusland op voet van
gelijkheid en besluitvorming vindt plaats met consensus. Naast enkele
praktische samenwerkingsprojecten biedt de NRR een platform om met
Rusland van gedachten te wisselen, ook over zaken waarover
uiteenlopende meningen bestaan.
Ook Oekraïne is een belangrijke strategische NAVO-partner. Sinds de
top van Praag (2002) is de samenwerking tussen de NAVO en Oekraïne
geïntensiveerd door de oprichting van de NAVO-Oekraïne Commissie en de
introductie van het Annual Target Plan (ATP). In het ATP zijn zowel
doelstellingen ten aanzien van militaire als politieke hervormingen
opgenomen. Sinds april 2005 voert de NAVO bovendien een
Geïntensiveerde Dialoog (ID) met Oekraïne. De praktische samenwerking
strekt ver: Oekraïne is de enige partner die aan alle NAVO-operaties
bijdraagt.
3. Operaties
3.1. Afghanistan
Afghanistan blijft de topprioriteit van de NAVO. In Boekarest zullen
de regeringsleiders hun goedkeuring geven aan een Strategisch Politiek
Militair Plan voor de komende jaren. Het document zal uit twee delen
bestaan: een politiek deel dat bestemd is voor het publiek, en een
intern, meer technisch deel, waarin een aantal doelstellingen nader
worden uitgewerkt. Dit plan zal de komende jaren verder richting geven
aan de belangrijkste operatie van de NAVO. Het plan zal de successen
van ISAF benoemen, maar ook de uitdagingen. In de voorbereidende
ministeriële NAVO-vergaderingen in Vilnius en Brussel hebben de
minister van Defensie en de minister van Buitenlandse Zaken benadrukt
dat groter Afghaans eigenaarschap en meer Afghaanse leiderschap
centraal moeten staan in deze strategie. ISAF is een
ondersteuningmacht die tot doel heeft de verantwoordelijkheid voor de
veiligheid zo snel als mogelijk over te dragen aan het Afghaanse
leger. Daarnaast heeft Nederland aandacht gevraagd voor de noodzaak om
de lasten binnen het bondgenootschap eerlijker te verdelen (burden
sharing), mensenrechten en solidariteit, de regionale context,
intensivering van het verzoeningsspoor en eindigheid van de
Provinciale Reconstructie Teams als ontwikkelingsinstrument. Voorts
heeft Nederland er op aangedrongen de bestaande beperkingen
("caveats") op te heffen, die de operationele flexibiliteit van de
ISAF-troepen en hun commandanten beperken. Tenslotte heeft Nederland
aangedrongen op stevigere internationale coördinatie, met een groter
primaat van de Afghaanse regering en de VN voor de wederopbouw en de
bestuursopbouw. In dat kader verwelkomt Nederland de uitnodiging aan
de Secretaris-Generaal van de VN voor de top in Boekarest.
Complementariteit tussen NAVO, VN en EU is essentieel om het optreden
van de internationale gemeenschap effectiever te maken.
3.2. Kosovo en buurlanden
Tijdens de top zullen ook de situatie in de Balkan en specifiek de
situatie in Kosovo sinds de onafhankelijkheidsverklaring d.d. 17
februari jl. aan de orde komen. Tijdens de NAVO bijeenkomst van
ministers van Buitenlandse Zaken is opnieuw bevestigd dat KFOR in
Kosovo aanwezig blijft en verantwoordelijkheid draagt voor de
veiligheidsituatie op grond van 1244. Het is van belang dat KFOR in
samenwerking met UNMIK ook in Noord Kosovo aanwezig blijft.
Meer in het algemeen zal tijdens de top worden gesproken over de
toekomstige betrekkingen van de NAVO met de buurlanden van Kosovo. In
aanvulling op de brief die uw Kamer voorafgaand aan de bijeenkomst van
de ministers van Buitenlandse Zaken is toegegaan (kamerstuk 28676 nr
49), kan worden meegedeeld dat na Montenegro nu ook Bosnië-Herzegovina
heeft verzocht om toekenning van de Intensified Dialogue-status.
Tijdens de ministeriele bijeenkomst op 6 maart bleek ruime steun te
bestaan voor het honoreren van de verzoeken van beide landen.
Zoals eerder gemeld staat Nederland niet afwijzend tegenover een
positief signaal richting Montenegro en Bosnië-Herzegovina. Integratie
op termijn in Euro-Atlantische structuren is immers het belangrijkste
instrument voor het bevorderen van duurzame stabiliteit in de regio.
In Boekarest zal Servië duidelijk moeten worden gemaakt dat ook voor
dit land de deur blijft openstaan. Nederland zal echter blijven
vasthouden aan de eis van volledige samenwerking met het Joegoslavië
Tribunaal, zoals - op Nederlandse instigatie - in Riga is
overeengekomen.
4. Uitbreiding
Tijdens de informele bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken
op 6 maart bleek grote waardering te bestaan voor de vorderingen die
de drie Membership Action Plan (MAP)-landen, te weten Kroatië,
Macedonië en Albanië de afgelopen periode hebben geboekt. Hiermee is
een uitnodiging tot lidmaatschap voor deze landen weer een stap
dichterbij gekomen. Nederland heeft opgemerkt dat de hervormingen nog
niet zijn voltooid en dat de drie landen, en met name Macedonië en
Albanië, hun inspanningen zullen moeten voortzetten, ongeacht het
besluit dat in Boekarest zal worden genomen. Over de uitbreiding is
het laatste woord evenwel nog niet gesproken, nu de Griekse minister
van Buitenlandse Zaken expliciet heeft gesteld dat haar land een
uitnodiging aan Macedonië zal blokkeren zolang geen oplossing is
gevonden voor de naamskwestie. De voorstellen voor een samengestelde
naam die de Speciale Vertegenwoordiger van de VN, Nimetz, in februari
jl. heeft gedaan, hebben de partijen vooralsnog niet dichter bij
elkaar gebracht. Vrijwel alle landen spraken op 6 maart de hoop uit
dat tijdig een compromis zal worden gevonden. Ik heb gesteld dat de
naamskwestie naar Nederlands oordeel op geen enkele manier verbonden
is met een besluit inzake toetreding.
Wat betreft eventuele toekenning van MAP-status aan Oekraïne en
Georgië zijn de bondgenoten op 6 maart niet dichter tot elkaar gekomen
en zal het overleg informeel worden voortgezet.
5. Veiligheidsuitdagingen van de 21ste eeuw
5.1. Raketverdediging
Conform de toezegging van de minister van Defensie gedaan tijdens het
VAO met de Kamer op 12 februari jl. over de informele bijeenkomst van
ministers van defensie in Vilnius zal de Kamer door een separate brief
worden geïnformeerd over het standpunt van de regering inzake
raketverdediging.
5.2. Wapen beheersing en non-proliferatie
Nederland heeft zich aangesloten bij een Duits-Noors initiatief om de
discussie in de NAVO op het gebied van wapenbeheersing en
non-proliferatie te versterken ( "Raising the profile of NATO in
disarmament"). Dit initiatief, dat door acht landen wordt gesteund, te
weten België, Duitsland, Italië, Denemarken, Hongarije, Noorwegen,
Spanje en Nederland heeft geleid tot de instelling van een werkgroep.
Doelstelling van die werkgroep is een document op te stellen waarin
het blijvend belang van wapenbeheersing en non-proliferatie in het
veiligheidsbeleid van de NAVO-landen wordt benadrukt. Het gaat erom de
inzet van de NAVO-landen op de diverse deelterreinen in kaart te
brengen en verdere discussie te bevorderen. Van belang is dat geen
duplicatie plaatsvindt met werk dat al in andere fora wordt gedaan
(OVSE, CD Genève). Nederland heeft zich in het verleden eerder voor
aandacht voor ontwapening binnen de NAVO ingezet. In augustus 2006 is
in reactie op het AIV advies inzake non-proliferatie (is aan de Tweede
Kamer gestuurd) aangegeven dat het van belang is dat de NAVO-raad zich
over non-proliferatie buigt en zich daarvoor inzet. Of tijdens de top
in Boekarest een document kan worden aanvaard hangt af van de vraag of
de bestaande verschillen van inzicht tussen de bondgenoten kunnen
worden overbrugd. Er is een verschil van inzicht tussen landen die
veel verder willen gaan m.b.t. ontwapening en internationale
regelgeving en landen die vinden dat de tijd daar nu niet rijp voor
is.
5.3. Energy security
Tijdens de NAVO top van Riga is afgesproken te bezien wat de
toegevoegde waarde van de NAVO kan zijn op gebied van
energieveiligheid, in het bijzonder ten aanzien van de bescherming van
vitale energie infrastructuur. Op het moment van schrijven zijn de
onderhandelingen over dit onderwerp nog gaande. De besprekingen
concentreren zich op een aantal terreinen waarop de NAVO meerwaarde
zou kunnen hebben, in aanvulling op hetgeen landen en internationale
organisaties doen. Het betreft inlichtingen- en informatie-
uitwisseling; het ondersteunen van de bescherming van de vitale
infrastructuur (o.a. in de maritieme omgeving); het versterken van de
dialoog met en assistentie en advies voor partnerlanden; het
ondersteunen van rampenbestrijding; en het bevorderen van regionale en
internationale samenwerking. Nederland kan instemmen met een rol van
de NAVO op genoemde terreinen. Overeenstemming is echter nog niet in
zicht: sommige landen wensen een grotere NAVO-rol, terwijl andere
juist meer terughoudend zijn.
5.4. Cyber defence
Tijdens de top van Riga is besloten dat de NAVO de bescherming van de
vitale communicatie- en informatiesystemen tegen zogenoemde
cyber-aanvallen zou moeten verbeteren. Tijdens de bijeenkomst van
ministers van Defensie in Vilnius is dit beleid vastgesteld. Het gaat
in de eerste plaats om veiligheidsmaatregelen om de communicatie en
informatiesystemen van de NAVO beter te beschermen tegen
cyberaanvallen. Ook is voorzien in betere coördinatie tussen de
lidstaten. Op verzoek kan voorts steun aan lidstaten worden verleend.
Thans worden de beleidsvoorstellen geïmplementeerd. In Boekarest
zullen de staatshoofden en regeringsleiders worden geïnformeerd over
de stand van zaken.
5.5. Maritime situational awareness
De Comprehensive Political Guidance benadrukt het belang van
verbeteringen van capaciteiten voor verdediging tegen terrorisme,
bescherming van eigen bevolking en grondgebied, belangrijke
infrastructuur en strijdkrachten en verspreiding van
massavernietigingswapens. Een permanente capaciteit om tijdige en
betrouwbare informatie te leveren is vereist. Op maritiem gebied is
Navo Maritime Situational Awareness de capaciteit om een eenduidig
gemeenschappelijk beeld van de maritieme situatie te verkrijgen en
daarmee effectief te kunnen plannen en opereren. Het betreft de
beeldopbouw en het monitoren van de maritieme omgeving - voornamelijk
scheepvaart activiteit - met behulp van diverse informatiebronnen. Om
dit te bereiken worden verschillende informatiesystemen aan elkaar
gekoppeld.
6. Partnerschappen
6.1. Euro-Atlantische Partnerschapsraad
Mogelijke onderwerpen voor de werklunch van de EAPR zijn de rol van de
EAPR in de internationale veiligheid en de rol van de EAPR ten aanzien
van veiligheidsdreigingen van de 21ste eeuw. Definitieve vaststelling
van de agenda moet nog plaatsvinden.
6.2. NAVO-Oekraïne Commissie
De bijeenkomst van de NAVO-Oekraïne Commissie zal sterk in het teken
staan van de MAP-aanvraag van Oekraïne en de uiteindelijke reactie
daarop van het bondgenootschap. Tijdens de bijeenkomst van ministers
van Buitenlandse Zaken bestond overeenstemming over het belang van
nauwere betrekkingen met Oekraïne. W at betreft eventuele toekenning
van MAP-status aan Oekraïne zijn de bondgenoten op 6 maart niet
dichter tot elkaar gekomen en zal het overleg informeel worden
voortgezet. Nederland heeft veel waardering voor de militaire
samenwerking met Oekraïne in NAVO-operaties. Positief is ook dat
Oekraïne onlangs heeft aangeboden een bijdrage te leveren aan de NRF.
Nederland is echter bezorgd over de geringe politieke en publieke
steun voor NAVO-toenadering in Oekraïne.
6.3. NAVO-Rusland Raad
Voor deze bijeenkomst is president Putin uitgenodigd. De nieuwe
Russische president zal pas op 7 mei 2008 worden geïnaugureerd. Naast
de bestaande praktische samenwerking in het kader van de NRR zullen
onvermijdelijk onderwerpen waarover de meningen uiteenlopen, zoals het
Verdrag inzake Conventionele Strijdkrachten in Europa (CSE),
raketverdediging, Kosovo en mogelijke toekomstige NAVO-uitbreiding,
aan de orde komen. Nederland wil van de gelegenheid gebruik maken om
het strategisch belang van het partnerschap met Rusland te
benadrukken, maar tegelijkertijd Rusland nogmaals oproepen het
CSE-verdrag niet teloor te laten gaan en het overleg over het parallel
action plan te hervatten. Op het gebied van raketverdediging hecht
Nederland belang aan zo nauw mogelijke samenwerking met Rusland. Ten
aanzien van Kosovo wil Nederland er bij de Russische president op
aandringen de onherroepelijkheid van de Kosovaarse onafhankelijkheid
te accepteren en zijn invloed aan te wenden om ook Servië daarvan te
overtuigen. Wat betreft NAVO-uitbreiding blijft Nederland van mening
dat de NAVO-partners daarover eigenstandig beslissen.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken