Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk
21 maart 2008 DE/2008/8871
Onderwerp
Beleidsreactie Sardes-rapport, Talentenkracht en
jongens op de Pabo's, toezegging ID 1431
Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer over de Emancipatienota d.d. 7 en 12 november 2007 heb
ik u toegezegd een inhoudelijke reactie op het onderzoek van Sardes "Ongezien onderscheid in
onderwijs" toe te sturen en daarbij de hoge uitval van jongens op de Pabo alsook het project
TalentenKracht te betrekken. In deze brief informeer ik u eerst op hoofdlijnen over het genoemde
onderzoek en de projecten, waarna ik mijn inhoudelijke reactie geef.
De rapporten
Het Sardes-rapport dat een verzameling is van onderzoek van de afgelopen jaren, laat zien dat meisjes
het goed doen in het basis- en het voortgezet onderwijs. Op een aantal punten doen ze het inmiddels
beter dan jongens. Kwantitatieve achterstanden zijn daarmee volledig ingelopen behalve door de groep
van allochtone meisjes. Kwalitatief kiezen meisjes anders dan jongens; er zijn grote verschillen tussen
de aantallen jongens en meisjes in bepaalde profielen, studierichtingen en uiteindelijk in beroepen.
Meisjes kiezen minder vaak dan jongens voor een technische studie, jongens kiezen nauwelijks voor
zorg en onderwijs. Meisjes kiezen voor vakkenpakketten/profielen waarmee zij later minder verdienen
dan jongens. Sardes beschrijft onderzoek waarmee aangetoond is dat leerkrachten hierbij een rol
spelen. Docenten zien meisjes als ijveriger, rustiger en serieuzer; jongens echter zouden meer inzicht
vertonen en beter in staat zijn om verbanden te leggen. Jongens worden meer dan meisjes uitgenodigd
om zich actief op te stellen en zich duidelijk te manifesteren. Doordat leerlingen hun gedrag
afstemmen op wat van hen wordt verwacht, worden de van elkaar verschillende `schoolse identiteiten'
van jongens en meisjes gevormd en worden verschillen tussen meisjes en jongens verder versterkt.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/5
Sardes verklaart het probleem op drie niveaus:
· het structurele niveau, d.w.z. ordening en organisatie van het onderwijs. De inhoud van de
kerndoelen, de indeling in sectoren en profielen hebben er niet voor gezorgd dat horizontale
segregatie in het onderwijs is verdwenen. Het onderwijssysteem is ingericht op het maken van
vroegtijdige keuzes, terwijl bekend is dat er op jongere leeftijd traditionelere keuzes worden
gemaakt. Een ander voorbeeld zijn de vakkenpakketten, die sterker dan voorheen sturen in de
richting van een tweedeling tussen opleidingen met en opleidingen zonder technische en
exacte vakken. Een uitzondering hierop is de invoering van het profiel Natuur & Gezondheid dat
door veel meisjes wordt gekozen. Tegenhanger daarvan is wel dat het `hardere' profiel Natuur
& Techniek nog maar door heel weinig meisjes wordt gekozen. Uit het Sardes-rapport blijkt
verder dat keuzes lastig te veranderen zijn, maar dat de school hieraan wel een bijdrage kan
leveren, bijvoorbeeld door goede rolmodellen te bieden, roldoorbrekende studieadviezen en
bewuste stimulering van meisjes om technische profielen te kiezen.
· het symbolische niveau: samenspel van factoren die onbewust doorwerken. Mannelijke
eigenschappen worden hoger gewaardeerd dan vrouwelijke. Van meisjes heeft men een lager
verwachtingspatroon. Dit zijn dagelijkse beelden in onze samenleving en daarmee klinken ze
door op scholen. Hier beveelt Sardes aan dat er inhoudelijke aandacht komt voor
beeldvorming, keuzeprocessen en de vorming van toekomstbeelden.
· het psychologische niveau: meisjes hebben een minder positief zelfbeeld en ze hebben minder
zelfvertrouwen dan jongens. Ze hebben een gebrek aan rolmodellen en ouders en leerkrachten
hebben een lager verwachtingspatroon van hen.
In het rapport "Paboy's gezocht" is onderzoek gedaan naar de oorzaken waardoor jongens minder vaak
naar de Pabo gaan en waarom ze uitvallen. Het rapport concludeert dat jongens minder snel voor de
Pabo kiezen omdat rolmodellen ontbreken, het beroep "meer iets is voor meisjes" en daarom ook hun
peergroup negatief reageert op hun mogelijke keuze. Jongens verlaten de opleiding ook sneller omdat
de studie niet de eerste keuze was, de studiemethode jongens minder aanspreekt (o.a. reflectie op
eigen handelen etc.) en omdat ze weinig steun ondervinden van de collega-studenten.
Het Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt (SBO) heeft in samenwerking met zes hogescholen pilots
uitgevoerd om meer mannen te werven voor de Pabo en om het studierendement van mannen op de
Pabo te verhogen.
Deze pilots zijn inmiddels afgerond en hebben geresulteerd in een aantal wervingsinstrumenten,
verbetering van de (stage)begeleiding, curriculumaanpassingen en vooral maatwerk. De pilots hebben
de Pabo's meer bewust gemaakt van de feminisering van het Pabo-onderwijs. Zij zijn nu actief aan de
slag met de aanpassing van de opleiding, waardoor deze meer aansluit bij jongens. De effecten van dit
proces zijn pas over enkele jaren te meten. Daarom zijn de resultaten van deze inspanningen nog niet
terug te vinden in de cijfers.
Het SBO heeft opdracht gegeven voor een onderzoek naar de keuze voor het beroep van leerkracht. Op
basis van bestaande onderzoeken wordt nagegaan welke motieven jongeren hebben om al dan niet te
blad 3/5
kiezen voor de lerarenopleiding. Met de uitkomsten van het onderzoek kunnen de lerarenopleidingen
hun voorlichting aan jongens en meisjes over het beroep van leerkracht verbeteren.
Het SBO brengt binnenkort een publicatie uit over de minor Onderwijskundig Leiderschap binnen de
Pabo en lerarenopleiding, waarmee studenten ervaring kunnen opdoen met het leiderschap. De
verwachting is dat de opleiding hierdoor aantrekkelijker wordt voor mannen. Tegelijkertijd kunnen ook
vrouwen ontdekken wat hun leiderschapskwaliteiten zijn.
Het onderzoeksprogramma TalentenKracht is gericht op het in kaart brengen van talenten van jonge
kinderen (3-5 jaar) en mogelijkheden om deze talenten vast te houden en verder te ontwikkelen. Dit
gebeurt onder andere door aan te sluiten bij de belevingswereld van kinderen, bij hun enthousiasme en
nieuwsgierigheid. Onderzoeksgroepen van de Universiteit van Amsterdam, Rijksuniversiteit Groningen,
Universiteit Leiden, Universiteit Maastricht en Universiteit Utrecht voeren het onderzoek uit. In de
loop van 2008 zal naar verwachting ook de Universiteit Nijmegen aansluiten. Het hoofddoel van
TalentenKracht is de vergroting van kansen voor optimale individuele ontwikkeling van kinderen. De
opbrengsten van het onderzoek kunnen waardevol zijn voor het onderwijs. Het onderzoek wordt tot en
met 2010 financieel ondersteund door OCW. Na afronding van het onderzoek zal ik uw Kamer over de
uitkomsten informeren.
Inhoudelijke reactie
Ik constateer dat meisjes het goed doen in het onderwijs, maar dat er grote verschillen zijn in aantallen
meisjes en jongens in bepaalde profielen en opleidingen. Dit heeft volgens het Sardes-rapport onder
meer te maken met de structuur of de inrichting van het onderwijs, met de wijze waarop meisjes
anders dan jongens worden benaderd of gestimuleerd en met het lagere zelfvertrouwen van meisjes in
hun prestaties bij exacte vakken.
Het feit dat meisjes en jongens een andere onderwijsloopbaan volgen en daardoor op andere plaatsen
op de arbeidsmarkt terechtkomen, is het gevolg van de keuzes die zij maken. Deze keuzeprocessen
worden niet alleen beïnvloed door ouders, familie, medescholieren en docenten, maar ook de
beeldvorming in het algemeen speelt hierbij een rol.
De horizontale segregatie die uit de keuzes voortvloeit, maakt dat er talent verloren gaat. Dit is
enerzijds schadelijk voor de kenniseconomie; anderzijds veroorzaakt horizontale beroepensegregatie
ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, doordat beroepen met een vrouwelijk imago over het
algemeen financieel minder opleveren. Daarnaast tast het de keuzevrijheid en ontwikkelingskansen
van individuen aan.
Kortom, het is gewenst dat meisjes en jongens hun talent in alle richtingen kunnen ontwikkelen, en dat
ze hierin niet beperkt worden door stereotiepe beeldvorming of beperkt inzicht in de verschillende
profielen, studies en beroepen. De begeleiding van keuzeprocessen verdient dan ook extra aandacht,
evenals het aantrekkelijk neerzetten van profielen en studierichtingen voor zowel meisjes als jongens.
Horizontale segregatie is niet makkelijk te doorbreken, maar gezien de ervaringen vanuit het Platform
Bèta Techniek is het wel mogelijk. Ik wil de komende jaren - mede vanuit het emancipatiebeleid -
prioriteit geven aan voorlichting over keuzes van meisjes voor techniek, jongens voor onderwijs en
blad 4/5
algemene aandacht geven aan het tegengaan van genderstereotypering. In de Emancipatienota heb ik
de doelstelling opgenomen dat minstens de helft van de groei in instroom in bèta/techniek moet
bestaan uit meisjes. Daarbij wil ik mijn rol zorgvuldig kiezen. Het onderwijsproces in de klas is een
verantwoordelijkheid van de school zelf.
Hieronder geef ik aan welke activiteiten ik onderneem of door het onderwijsveld worden ondernomen.
· Het Platform Bèta Techniek, dat al vanaf 2004 actief bezig is met het verhogen van de instroom in
de techniek, heeft in het beleidskader 2008 een specifieke focus op meisjes opgenomen. Het
platform werkt in de uitvoering van zijn programma's samen met VHTO, landelijk expertisebureau
meisjes/vrouwen en bèta/techniek. De inzet van het platform richt zich op alle scholen in vmbo,
havo, vwo, mbo, hbo en wo. Deelnemende scholen ontwikkelen targets en ambities op de
deelname van meisjes in bèta/techniek. VHTO en het platform leveren samen analyse-
instrumenten waarmee scholen hun beleid kunnen verbeteren. Ook worden scholen gefaciliteerd
door middel van expertise en in te zetten rolmodellen. Gender is een kernelement in alle audits van
scholen, bedrijven en kennisinstellingen. Ik ga samen met het platform bespreken hoe de
specifieke focus op meisjes verder versterkt kan worden in de komende jaren. Hiervoor zijn ook
extra middelen beschikbaar.
· De Taskforce Technologie Onderwijs Arbeidsmarkt (TTOA), die regionaal georganiseerd gaat
worden, zal ik vragen haar activiteiten ten aanzien van de tekorten op de arbeidsmarkt in bèta en
techniek mede te richten op het onbenutte vrouwelijke potentieel, zoals de zij-instromers en
herintreders. In het bedrijfsleven lijkt er sprake te zijn van een witte vlek ten aanzien van de
inzetbaarheid van vrouwen in de techniek en de technologie.
· De VO-Raad zal ik vragen extra aandacht te besteden aan de begeleiding van keuzeprocessen van
leerlingen door scholen. De projecten van het Platform Bèta Techniek laten namelijk zien dat op
scholen waar goede begeleiding en beroepsvoorlichting plaatsvindt leerlingen andere keuzes
maken en vaker voor techniek kiezen.
· Ouders spelen een grote rol bij de keuzes die hun kinderen maken en kunnen dan ook grote invloed
uitoefenen op hun profielkeuzes. Ik zal het onderwerp van de profiel- en studiekeuze daarom
agenderen in de Leerling Ouder Kamer Voortgezet Onderwijs. Dit is een vast overleg waarin
leerlingorganisaties, ouderorganisaties van het voortgezet onderwijs en de staatssecretaris Van
Bijsterveldt participeren en waarvan het secretariaat bij mijn ministerie is belegd.
· Het SBO (Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt) en de Pabo's zullen de opgedane kennis van de
pilots `Paboys' in de Pabo's verspreiden via de regionale platforms en op het kennisportaal
www.onderwijsarbeidsmarkt.nl. Daarnaast zijn de Pabo's zelf actief bezig met wervingsactiviteiten
voor meer mannen op de Pabo en aanpassingen van de opleiding. Bovendien ondersteunt SBO
initiatieven, zoals de minor Onderwijskundig Leiderschap voor het primair en voortgezet onderwijs
blad 5/5
van de hogeschool Driestar Educatief, om meer studenten te interesseren voor leidinggevende en
coördinerende taken binnen het onderwijs, zoals bijvoorbeeld het beroep van schoolleider.
· Ik zal ook persoonlijk aandacht geven aan het belang van meisjes in techniek en jongens in het
onderwijs. Zo zal ik dit jaar op 24 april op Girlsday met een groep meisjes meegaan naar een
bedrijf. Kern van Girlsday is dat duizenden meisjes van 10 tot 15 jaar in kleine groepjes op bezoek
gaan bij bedrijven in hun eigen regio en actief kennismaken met techniek en ICT.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk