Ingezonden persbericht


Persbericht

18 maart 2008

Bedrijfsleven Noord-Holland aanvaardt onder voorwaarden hogere motorrijtuigenbelasting

Een verhoging van de motorrijtuigenbelasting is acceptabel, mits de bereikbaarheid in de provincie Noord-Holland verbetert. Dat kan als de opbrengsten van de verhoging worden aangewend om infrastructurele projecten versneld uit te voeren, aldus het georganiseerde bedrijfsleven, waaronder VNO-NCW Noord-Holland. Binnenkort buigt het provinciale bestuur zich over de vraag of het de opcenten, onderdeel van de motorrijtuigenbelasting, zal verhogen.

Het bedrijfsleven in Noord-Holland heeft een prioriteitenlijst gemaakt van de broodnodige investeringen in wegen en openbaarvervoer (zie tabel onderaan dit persbericht). De extra opbrengsten uit de opcenten moeten worden uitgegeven aan grootschalige projecten die knelpunten in de infrastructuur structureel kunnen oplossen. In de eerste plaats komen investeringen in wegen daarvoor in aanmerking, zoals in de N23, N201 en de aansluiting van rijksweg A8 op rijksweg A9. In de tweede plaats zijn openbaarvervoerprojecten belangrijk, zoals de aanleg van de Zuidtangent en de ontwikkeling van knooppunt Zuidas. De belastingopbrengsten mogen echter niet worden gebruikt om exploitatietekorten van het openbaarvervoer te dekken.

De besteding van de opcenten moet passen in het rijksbeleid Anders Betalen voor Mobiliteit. Met dit beleid beoogt het kabinet rekeningrijden in 2012 in te voeren. Vanaf dat moment betaalt de automobilist voor het autogebruik (de gereden kilometers) en niet meer voor het autobezit. De huidige motorrijtuigenbelasting, inclusief opcenten, wordt dan afgeschaft. In deze gedachtegang is het niet meer dan logisch dat extra opbrengsten uit opcenten in hun geheel worden geïnvesteerd in het mobiliteitsnetwerk van de provincie.

Vier jaar geleden is dit niet gebeurd. Toen heeft de provincie Noord-Holland de opcenten ook verhoogd. Deze zogenaamde 'eerste investeringsimpuls' is slechts ten dele naar wegen en openbaar vervoer gegaan. Dit valt niet uit te leggen aan de autobezitter en is contrair met de afspraken van het kabinet in het kader van Anders Betalen voor Mobiliteit.

Het bedrijfsleven vindt dat infrastructurele projecten die al bij de eerste investeringsimpuls prioriteit hebben gekregen, maar nog een financieel gat kennen, voorrang hebben op andere projecten. Ook projecten waarmee de schop in de grond kan, hebben de voorkeur van het bedrijfsleven.

Het bedrijfsleven heeft de infrastructurele projecten in Noord-Holland in volgorde van belangrijkheid gezet. In de bijlage staan deze projecten ingetekend in een geografisch kaartje.

Prioriteit wegen

Prioriteit OV


1. N23 (Alkmaar ­ Enkhuizen)


1. aanleg Zuidtangent: passage Spaarne


2. N201 (verbinding N201 - A9, via A3 tracé)


2. ontwikkeling OV-knooppunt Zuidas


3. aansluiting A8 ­ A9 (Krommenie - A9)

3. aanleg Zuidtangent: uitbreiding richting IJburg


4. verbreding N244 (A7 ­ Edam)

4. verlenging metro naar Amstelveen Westwijk


5. verbinding A4 ­ N205 (N207 en passage Bennebroek)

5. aanleg Zuidtangent: uitbreiding richting IJmuiden


6. opwaardering westelijk randweg Alkmaar


7. verlenging N240 (Medemblik ­ Middenmeer)

Tot het georganiseerde bedrijfsleven Noord-Holland behoren: VNO-NCW Noord-Holland, vervoersorganisaties TLN en EVO, MKB Noordwest-Holland, MKB Randstad Noord, Kamers van Koophandel Amsterdam, Gooi, Eemland en Flevoland en Noordwest-Holland, landbouworganisatie LTO Noord en de vakbonden CNV, FNV en MHP