Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Den Haag Ons kenmerk
17 maart 2008 MLB/LB/2008/8.614
Onderwerp
Programma leesbevordering Kunst van lezen
Vooraf
"Van alle menselijke verworvenheden is het lezen de belangrijkste," vindt Hella S. Haasse1. Ik ben het
van harte met haar eens. Lezen en literatuur geven zin en glans aan het leven. Ik beschouw literatuur
daarom als een domein dat voor iedereen toegankelijk moet zijn, een burgerrecht bijna. Om die reden
wil ik dat ieder kind kennismaakt met de waarde en het plezier van lezen.
Ter inleiding
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de achtergronden, uitgangspunten, opzet en beoogde
uitvoering van het programma leesbevordering Kunst van lezen. Kunst van lezen moet bijdragen aan
een meer geletterde samenleving. De overheid besteedt al langer structureel aandacht aan
leesbevordering. Met de openbare bibliotheken, maar ook door voortdurende inspanning van een
aantal landelijke instellingen als Stichting Lezen en Schrijvers School Samenleving. Leerlingen, ouders
en docenten worden op stimulerende wijze betrokken bij het lezen. Mede hierdoor worden ze zich
bewust van de intrinsieke waarde van het lezen en de verrijkende invloed van het lezen op de
persoonlijke (smaak)ontwikkeling. Voorbeelden van leesbevorderende activiteiten en producten zijn de
Nationale Voorleeswedstrijd, de Jonge Jury, een leesbevorderingsmodule voor het voortgezet
onderwijs (Bazar) en de onderwijsondersteunende diensten als schoolbieb.nl.
Ook de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) doet aan leesbevordering,
zij het niet alleen om culturele maar ook commerciële redenen. De boekenmarkt is immers sterk
afhankelijk van een in lezen en literatuur geïnteresseerd koperspubliek. Vandaar dat de CPNB met de
Vereniging van Openbare Bibliotheken en Stichting Lezen promotionele activiteiten organiseert als de
Nationale Voorleesdagen, de Kinderboekenweek en Nederland Leest!
Het programma Kunst van Lezen is bedoeld als extra impuls voor en als aanvulling op het reguliere
leesbevorderingsbeleid. Daarnaast beoogt het programma invulling te geven aan een geïntegreerde
aanpak van mijn onderwijs- en cultuurbeleid. Leidraad daarbij is een `doorlopende leeslijn', een geheel
van op elkaar afgestemde en aansluitende activiteiten, analoog aan de doorlopende leerlijn.
1 Hella S. Haasse, Lofrede Nederland Leest!, 2006.
blad 2/6
Ontwikkelingen in het lezen
Van een aankomend lezer wordt veel gevraagd. Hij of zij moet dan ook lange weg afleggen: van het
leren herkennen van losse letters tot het kunnen beoordelen en waarderen van een complexe literaire
tekst. Met toenemende leeservaring groeit doorgaans ook de leesvaardigheid. En al is het doel van de
leesbevordering wezenlijk anders dan van het taal- en leesonderwijs, want uiteindelijk gericht op
literaire participatie, taalonderwijs en leesbevordering gaan hand in hand. Over het (literaire) lezen als
vorm van ontspanning kan het volgende worden opgemerkt.
Tot in de tweede helft van de twintigste eeuw las men in de vrije tijd op tamelijk uitgebreide schaal
boeken, kranten en tijdschriften. Sinds de opkomst van onder meer televisie en later internet, is deze
vorm van vrijetijdsbesteding steeds meer onder druk komen te staan2. Daarmee gaat ook een deel van
de kennis over en de waardering voor literatuur en cultureel waardevolle teksten verloren.
De teloorgang van het culturele lezen is gepaard gegaan met een verminderde aandacht voor het
aanleren van basiskennis en basisvaardigheden op het terrein van taal. De laatste cijfers uit
internationaal vergelijkend onderzoek naar talige geletterdheid onder scholieren uit het primair
onderwijs (groep 6), tonen aan dat het niveau waarop Nederlandse kinderen begrijpend kunnen lezen
de laatste jaren is afgenomen.3
Deze signalen gaven aanleiding tot een omvangrijk pakket van maatregelen om de kwaliteit van het
onderwijs te verbeteren. Zo is er door de bewindslieden van OCW een expertgroep ingesteld die tot taak
had te bezien over welke basiskennis en basisvaardigheden op het gebied van taal en rekenen
leerlingen in de verschillende stadia in hun schoolloopbaan van primair tot hoger onderwijs moeten
beschikken. 4 Uw Kamer heeft het advies van deze expertgroep op 23 januari 2008 ontvangen5. De
beleidsreactie op dit advies is in voorbereiding en zal de Kamer zo spoedig mogelijk worden
toegezonden.
Van aanzienlijke betekenis zijn ook de kwaliteitsagenda's primair en voortgezet onderwijs6, bedoeld om
de verbetering van de onderwijskwaliteit, waaronder die van het taal- en rekenonderwijs,
gestructureerd tot stand te brengen. Leesbevordering levert daaraan, aanvullend, een zinvolle
bijdrage.
Eveneens actueel is de problematiek van de laaggeletterdheid. Naar schatting is een kleine tien
procent van de Nederlandse bevolking laaggeletterd. De gevolgen daarvan, ook financieel, zijn
2 De tijd als spiegel (SCP, 2005) In 1975 las de Nederlander van 12 jaar en ouder als vrijetijdsbesteding gemiddeld 6,4 uur per
week gedrukte media. In 1990 was dat al gedaald tot 5,6 uur. In 2005 las men gemiddeld nog slechts 4,7 uur per week.
3 Progress in International Reading Literacy Study (PIRLS) 2006
4 Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen o.l.v. Heim Meijerink.
5 Over de drempels met taal en rekenen. Hoofdrapport van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (SLO, 2007)
6 Kwaliteitsagenda Primair Onderwijs `Scholen voor morgen' en Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs `Tekenen voor kwaliteit'
(OCW, november 2007)
blad 3/6
aanzienlijk. Uit onderzoek blijkt dat een structurele aanpak van laaggeletterdheid de samenleving een
besparing van 537 miljoen euro per jaar oplevert.7 Een adequate aanpak van deze problematiek is
dringend geboden. In 2005 hebben de toenmalige bewindspersonen van OCW het initiatief genomen tot
een `aanvalsplan laaggeletterdheid'. Dat plan wordt momenteel uitgevoerd en loopt tot en met 20108.
Een uitgangspunt bij het plan is dat leesbevordering bijdraagt aan de preventie van laaggeletterdheid.
De Stichting Lezen en de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) zijn hierbij als landelijk
coördinerende instellingen nauw betrokken. In september 2007 hebben de staatssecretarissen van
Onderwijs, de staatssecretaris van SZW en de Stichting van de Arbeid een convenant gesloten waarin
zij zich committeren aan de aanpak van het probleem, met specifieke aandacht voor werkende
laaggeletterden. Een bij dit convenant behorend uitvoeringsplan, dat als een belangrijke aanvulling op
het Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010 kan worden gezien, is op 4 februari jl. aan de Kamer
aangeboden.
Bovenstaande ontwikkelingen, inclusief een eerder kritisch advies van de Raad voor Cultuur9, hebben
mij doen besluiten een programma leesbevordering te starten. Dit programma, Kunst van lezen, maakt
deel uit van mijn 10-puntenplan Cultuurparticipatie dat moet bijdragen aan een brede basis voor
cultuur. Het gaat primair dus om cultuurbeleid, maar in tweede instantie ook om verbetering van het
taalonderwijs. Deze integrale benadering van onderwijs- en cultuurbeleid is in lijn met wat besproken
is op de Taaltop op 7 juni 200710. Ook het eerder genoemde Aanvalsplan Laaggeletterdheid heeft
dezelfde invalshoek, hoewel het accent daarin toch vooral ligt op laaggeletterdheid en het bestrijden
daarvan.
Leesbevordering en leesonderwijs
Voordat ik het programma leesbevordering schets, wil ik kort stilstaan bij de verhouding tussen
leesbevordering (gericht op cultuurparticipatie) en leesonderwijs (gericht op leesvaardigheid).
Lezen is een complexe cognitieve bezigheid. Het leesonderwijs concentreert zich aanvankelijk vooral
op het zogenaamde technisch lezen, het ontcijferen van de letters en tekens en uitspreken wat er
staat. De volgende stap is begrijpend lezen; de boodschap begrijpen, verbanden kunnen leggen tussen
zinnen en alinea's en hoofd- en bijzaken onderscheiden. Vanaf het moment dat een leerling technisch
7 Henriëtte Maassen van den Brink en Wim Groot, Stil vermogen, een onderzoek naar de maatschappelijke kosten van
laaggeletterdheid (Stichting Lezen en Schrijven, 2006).
8 Van A tot Z betrokken. Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010 (OCW, 2005). Hoofduitvoerders zijn de Stichting Lezen en
Schrijven, het Centrum Innovatie van Opleidingen (CINOP) en het Expertisecentrum ETV.nl
9 Van zwarte lijnen en witte tussenruimte tot zinvolle werkelijkheid. Advies leesbevordering. Raad voor Cultuur, 2005 (opgesteld
in samenwerking met de Onderwijsraad). In het advies laat de Raad zich uit over het literatuuronderwijs en de mate waarin
leerlingen in het voortgezet onderwijs zich bezighouden met cultureel(historisch) waardevolle teksten. De kritiek gaat meestal
over de positie van het literatuuronderwijs ten opzichte van andere vakken en de status van het onderdeel literatuur in de
beoordeling van leerlingenprestaties.
10 Een gezamenlijk initiatief van de Stichting Lezen en Schrijven, Stichting Lezen en de Vereniging van Openbare Bibliotheken.
Aan het gesprek namen deel de bestuurders van genoemde instellingen, de bewindslieden van OCW, de minister van Jeugd en
Gezin en de staatssecretaris van SZW.
blad 4/6
voldoende leesvaardig is, ligt de nadruk vrijwel uitsluitend op het begrijpend lezen. Begrijpend lezen is
niet alleen een voorwaarde om iets van een geschreven tekst te kunnen leren, maar ook om ervan te
kunnen genieten. Met plezier lezen - bij voorkeur van cultureel waardevolle teksten - is het eigenlijke
doel van de leesbevordering. Leesonderwijs en leesbevordering liggen dus in elkaars verlengde.
Opzet en uitgangspunten van het programma leesbevordering
Leidend principe van Kunst van lezen is dat leesbevordering het meest effectief is bij een doorlopend
aanbod van ondersteunende en op het taalonderwijs aansluitende activiteiten. Daarin wordt ook
aandacht besteed aan voorlezen, dat stimulerend werkt op het (latere) leesgedrag. Een tweede
uitgangspunt is dat de leesbevordering het beste kan worden vormgegeven in structurele en
inhoudelijke samenwerking met consultatiebureaus, peuterspeelzalen en scholen in het basis- en
voortgezet onderwijs. Een laatste vertrekpunt is de cultuurhistorische canon van de Commissie Van
Oostrom.11 Het kabinet heeft bepaald dat de canon wordt opgenomen in de kerndoelen van het
basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs12. Het programma leesbevordering zal
specifiek aandacht besteden aan de literaire aspecten van de cultuurhistorische canon en de wijze
waarop literatuur kan bijdragen aan een beter begrip van de vijftig vensters 13.
Mede op basis van gesprekken met culturele instellingen en deskundigen op het terrein van primair en
voortgezet onderwijs kwamen we tot onderstaande programmalijnen. De voorgestelde
deelprogramma's beantwoorden aan de hierboven geschetste uitgangspunten en bieden het op dit
moment meest adequate antwoord op de wederzijdse behoefte aan goed op elkaar afgestemde
activiteiten op de terreinen leesonderwijs en leesbevordering.
1. Een proef met een leesbevorderingsmodel dat is afgeleid van Bookstart, het in Groot-Brittannië al
jaren met succes draaiende leesbevorderingsprogramma voor kinderen tot vier jaar en hun ouders.
Daar delen consultatiebureaus en bibliotheken een pakket uit met boeken, (voor)leestips, een
uitnodiging voor een bezoek aan de openbare bibliotheek en informatie over het belang van lezen.
Dat gebeurt drie keer: als de kinderen acht maanden oud zijn, als ze een jaar zijn en als ze bijna
naar de basisschool gaan. De Nederlandse versie van Bookstart krijgt een Nederlandse naam en
wordt minder gericht op het aanbod van materialen en meer op de actieve rol van bibliotheken en
consultatiebureaus, inclusief mediaondersteuning (Z@ppelin). Het project moet nauw aansluiten
bij bestaande programma's en activiteiten, zoals het professionaliseringproject Vversterk (gericht
op scholing en begeleiding van leidsters en leraren in de voor- en vroegschoolse educatie).
2. Ondersteuning taal- en leesonderwijs op de basisschool. Dit programmaonderdeel sluit aan op de
pilots Taalbeleid Onderwijsachterstanden van staatssecretaris Dijksma, uitgevoerd door de PO-
Raad (Platform Kwaliteit en Innovatie). Hiervoor zijn scholen geselecteerd met veel
achterstandskinderen die goede plannen hebben om het leesniveau te verhogen. Daarvoor wordt
geïnvesteerd in de kwaliteit van de leraren op het gebied van leesonderwijs. De komende jaren
investeert de staatssecretaris 12 miljoen euro in de pilots. Vanuit het programma
11 En toen.nu. De canon van Nederland. Rapport van de Commissie Ontwikkeling Nederlandse canon in drie delen (2006, 2007)
12 Brief aan de Tweede Kamer. Vergaderjaar 2007-2008, 31 200 VIII, nr. 82
13 In het bijzonder de aanbevelingen 8 en 9 uit deel A van het rapport Entoen.nu, blz. 55-57
blad 5/6
leesbevordering zullen openbare bibliotheken worden gefaciliteerd voor het positief stimuleren van
leesgedrag en leesprestaties in nauwe samenwerking met de aan de pilots deelnemende scholen.
3. Kennismaking met de cultuurhistorische canon van de Commissie Van Oostrom aan de hand van
Nederlandstalige (jeugd)literatuur en klassieke literaire werken. In samenwerking met de Digitale
Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren, het Letterkundig Museum, het Nederlands Literair
Productie- en Vertalingenfonds (NLPVF), de Stichting Entoen.nu en vertegenwoordigers uit de
onderwijspraktijk worden de canonvensters, bekeken vanuit literair perspectief, op een zo
aantrekkelijk mogelijke wijze toegankelijk gemaakt voor het onderwijs. In eerste instantie zal het
programma zich vooral richten op de invoering van de canon in de bovenbouw van het
basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs.
Ter ondersteuning van bovenstaande lijnen zal er vanuit het programma leesbevordering verder
gewerkt worden aan een landelijk dekkende voorziening van lokale en bovenlokale netwerken.14 Doel
van deze netwerken is het bijeenbrengen van relevante partijen op het terrein van leesbevordering en
taalonderwijs15. De deelnemers aan het netwerk wisselen onderling kennis en ervaringen uit en
ontwikkelen een gezamenlijke, integrale visie op de aanpak van leesbevordering en taalonderwijs.
Gemeenten worden aangesproken op hun regisserende rol als beheerder van de Lokale Educatieve
Agenda.
Om de voortgang en de resultaten van het programma in kaart te brengen, worden de verschillende
deelprogramma's systematisch gemonitord.
Onder meer vanwege de talige en leesbevorderende activiteiten aan de voorkant van het
onderwijscurriculum die in opdracht van de gemeente kunnen worden uitgevoerd door de
jeugdgezondheidszorg heeft afstemming plaatsgevonden met het ministerie van Jeugd en Gezin.
Uitvoering en financiën
Voor de aansturing van het programma zal een centrale rol zijn weggelegd voor Stichting Lezen en de
Vereniging van Openbare Bibliotheken, die zoals gezegd als landelijke instellingen ook het reguliere
leesbevorderingsbeleid van de rijksoverheid in belangrijke mate bepalen. Zo kan optimale afstemming
plaatsvinden tussen regulier beleid en de activiteiten in het kader van het programma. Gelet op de
beoogde integrale aanpak zullen deze partijen zich nadrukkelijk moeten verstaan met organisaties als
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de koepel van zorgorganisaties Actiz, de PO-Raad
(Platform Kwaliteit en Innovatie), de VO-Raad en de Stichting Entoen.nu. Momenteel worden de
hierboven genoemde programmalijnen met de meest betrokken instanties nader uitgewerkt. In de loop
van 2008 beginnen de eerste activiteiten.
14 Met de opzet hiervan is reeds een begin gemaakt in het kader van het Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010.
15 Bijvoorbeeld basisscholen, scholen voor voortgezet onderwijs, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, bibliotheken,
gemeenten en roc's.
blad 6/6
Het programma loopt tot en met 2011. Voor 2008 is een budget beschikbaar van 1 miljoen. De helft
hiervan komt uit de enveloppe cultuur, de andere helft uit de enveloppe bibliotheekvernieuwing. Dat
laatste is gerechtvaardigd omdat de bibliotheeksector dient bij te dragen aan een vitale leescultuur.
Ik streef ernaar het beschikbare budget vanaf 2009 te verhogen, tot indicatief 1,5 miljoen uit de
enveloppe cultuur in 2011.
De verdere bijdrage uit de enveloppe voor de bibliotheekvernieuwing zal medio 2008 worden
vastgesteld, bij de besluitvorming over de bibliotheekvernieuwing in de periode 2009-2012.
Slot
Een bloeiende cultuur, een bloeiende literatuur kan niet zonder lezers. Hoe meer actieve en
competente lezers, hoe levendiger en rijker de (literaire) cultuur. Maar lezen is geen luxe, het is een
onmisbare vaardigheid. Wie niet kan lezen, staat maatschappelijk langs de zijlijn. Dat geldt ook in onze
digitale samenleving. Het programma Kunst van lezen moet daarom een zinvolle bijdrage leveren aan
de leesvaardigheid en geletterdheid van onze samenleving. Ik ben van plan u halverwege de looptijd
van het programma nader te informeren over de voortgang en de resultaten.
Mede namens de minister van Jeugd en Gezin
en de beide staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk