Voorbereidingsactiviteiten Antillenregeling
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Z/VV-2835498
14 maart 2008
Tijdens het overleg met de vaste commissie voor Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, in aanwezigheid van de vaste commissie voor
Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, op 27 februari heb ik
toegezegd de Tweede Kamer binnen een week schriftelijk nader te
informeren over de voorlichtings- en inschrijvingsactiviteiten die
hebben plaatsgevonden in het kader van het voorstel van rijkswet
voorzieningen bij ziekte voor Nederlands-gepensioneerden in de
Nederlandse Antillen (hierna: de Antillenregeling). Deze informatie
treft u hieronder aan.
In genoemd overleg kwam de vraag naar voren of in het kader van de
voorbereiding van de bij het rijksparlement ingediende
ontwerp-rijkswet voorzieningen bij ziekte voor
Nederlands-gepensioneerden in de Nederlandse Antillen het
rijksparlement zou zijn gepasseerd door de suggestie als zou de wet al
zijn goedgekeurd. Zoals ik u heb toegezegd heb ik naar aanleiding van
uw vraag onderzocht of de voorlichtings- en inschrijvingsactiviteiten,
die het Antilliaanse Bureau Ziektekostenvoorzieningen met
ondersteuning van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) hebben
verricht aanleiding kunnen geven voor bedoelde veronderstelling. Ik
heb geconstateerd dat bij de ondernomen voorbereidingsactiviteiten,
zowel de mondelinge als de schriftelijke, telkens naar voren is
gebracht dat een en ander plaatsvond onder het beslag dat de wet nog
goedkeuring van het parlement behoeft.
De desbetreffende documenten voeg ik voor uw informatie hierbij.
In het overleg met de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport kwam naar voren dat de voorbereidingsactiviteiten van het Bureau
Ziektekostenvoorzieningen en het CVZ niettemin tot onrust bij
betrokkenen hebben geleid. De berichten van verontruste burgers die
verschillende Kamerleden hebben ontvangen, hebben ook mij bereikt.
Betrokkenen verwijzen naar de inschrijvingsformulieren die zij
ontvangen, maar spreken niet van het begeleidend schrijven
(bijgevoegd), waaruit blijkt dat het gaat om een ontwerp-regeling
waarover het parlement zich nog moet uitspreken.
De documenten overziende, moet ik constateren dat de
uitvoeringsorganisaties formeel gezien telkens hebben gewezen op het
voorbehoud van parlementaire behandeling.
Belangrijk is echter wel dat het voorbehoud nu eens zeer summier en
soms in dusdanige bewoordingen is gemeld dat dit de nodige voorkennis
veronderstelt van procedures bij formele wetgevingstrajecten om de met
het voorbehoud gemoeide boodschap daadwerkelijk te kunnen vatten. Ik
kan en wil niet anders constateren dan dat uw Kamer mij daar terecht
op heeft gewezen.
Het geven van tijdige voorlichting is op zichzelf geheel in lijn met
de veelvuldig geuite wens van uw Kamer om zo spoedig mogelijk een
regeling voor betrokkenen te treffen (zie vragen van de SP-fractie
tijdens de Begrotingsbehandeling van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties op 20 december 2006, Kamervragen van de
SP-fractie van 25 april 2007, Kamervragen van de CDA-fractie van 22
november 2007 en laatstelijk de vraag van de vaste commissie voor
Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de vaste commissie voor
Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse zaken van 20 december 2007) en is
ook in lijn met de conclusie die de regering heeft verbonden aan het
rapport `Zorg(en) in het buitenland' van de Nationale Ombudsman, over
de wijze waarop personen die in het buitenland wonen door het CVZ zijn
voorgelicht over de invoering van de Zorgverzekeringswet. Voorlichting
is één van de belangrijkste pijlers bij de implementatie van nieuw
beleid en dat geldt des temeer met betrekking tot personen die in het
buitenland wonen en de ontwikkelingen als het ware `van een afstand'
beleven, maar dan moet deze voorlichting ook voor een ieder zo
inzichtelijk mogelijk zijn. Dat had beter gekund en dit is en blijft
een onderwerp dat mijn voortdurende aandacht heeft.
Naar aanleiding van de opmerking van uw Kamer over de motie van de
Staten van de Nederlandse Antillen op 4 december 2007 inzake het
rechtskarakter van de regeling, deel ik u nog mee dat ik mij, ook met
betrekking tot de voorbereidings- en voorlichtingsactiviteiten, beraad
op de gevolgen daarvan voor het onderhavige wetsvoorstel. Ik zal u
over de uitkomst hiervan nader informeren.
Het bovenstaande overziend, zal ik de bij de voorlichting betrokken
instanties op de hoogte stellen van uw en in het verlengde daarvan ook
mijn bevindingen rondom de in het verleden geboden voorlichting. Ook
zal ik de media op de Nederlandse Antillen via een persbericht in
kennis stellen van het feit dat het voorbehoud van parlementaire
goedkeuring tijdens de voorlichtings- en registratiecampagnes
krachtiger tot uitdrukking had moeten komen.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink