Dure geneesmiddelen in gehandicapteninstellingen
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
GMT/VDG 2836308
14 maart 2008
In de Algemene Overleggen van 24 mei en 20 juni 2007 heeft uw Kamer de
regering in een motie verzocht de vermeende problematiek rondom de
vergoeding van dure geneesmiddelen in gehandicapteninstellingen nader
te onderzoeken en met passende maatregelen en oplossingen te komen.
In deze brief zal ik daar, mede namens de staatssecretaris van VWS, op
ingaan.
In een brief van 3 september 2007 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik
de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) heb verzocht om haar
zienswijze over dit onderwerp.
De reactie van de VGN luidde destijds dat door de Carante Groep, een
landelijke koepelorganisatie voor regionale dienstverleners in de
zorg, het initiatief was genomen om zelf onderzoek te verrichten naar
de aard en omvang van de vermeende problematiek.
Zoals toegezegd aan uw Kamer in het Algemeen Overleg Dure
Geneesmiddelen van 17 januari jl., heb ik de Carante Groep benaderd om
mij op de hoogte te stellen van de status van dit onderzoek. Ik heb
daarbij vernomen dat het onderzoek inmiddels is afgerond. Hierbij
informeer ik u over de resultaten van het onderzoek.
De Carante Groep heeft haar lidinstellingen gevraagd een
retrospectieve inventarisatie uit te voeren naar het gebruik van dure
geneesmiddelen en na te gaan in welke mate er een beroep gedaan had
kunnen worden op de NZa beleidsregel dure geneesmiddelen in
verpleeghuizen (CA-71) als deze voor deze instellingen vigerend zou
zijn. Uit deze inventarisatie volgt dat geen van de zeven betrokken
instellingen blijk heeft gegeven hinder te ondervinden van deze
vermeende problematiek. Tevens volgt uit de inventarisatie dat bij die
instellingen waar melding werd gemaakt van het gebruik van dure
geneesmiddelen de omvang van de daarmee gemoeide kosten bescheiden is
in vergelijking met het budget van die instellingen.
Ik heb behalve bij de Carante Groep ook navraag gedaan bij de
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over dit onderwerp. De reden hiervoor
is dat gehandicapteninstellingen zich kunnen wenden kunnen tot de NZa
om in gevallen de beleidsregel dure geneesmiddelen in verpleeghuizen
van toepassing te laten verklaren. Naar ik heb vernomen is er geen
sprake geweest van dergelijke verzoeken aan de NZa.
Op basis van het hierboven geschetste beeld kom ik vooralsnog tot de
conclusie dat de vermeende problematiek niet is bevestigd. Daarom
blijf ik bij mijn standpunt dat er geen aanleiding is om de wijze van
financiering van dure geneesmiddelen in gehandicapteninstellingen te
herzien. Instellingen die problemen ondervinden met de financiering
van dure geneesmiddelen kunnen zich wenden tot de NZa met het verzoek
de beleidsregel dure geneesmiddelen in verpleeghuizen van toepassing
te laten verklaren.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink