NOS, Gesprek met de vice-minister-president, Nederland 1
Radio / TV-interview | 14-03-2008
Vice-minister-president Bos, na afloop van de wekelijkse ministerraad,
over de aanpak van topinkomens, de politie-CAO en de filmplannen van
de heer Wilders.
VAN DEN BRINK:
Meneer Bos, het kabinet heeft vandaag gesproken over een aantal
maatregelen te treffen om de beloningen van topbestuurders aan te
pakken. Hoe belangrijk is het dat dit pakket er nu is?
BOS:
Erg belangrijk. Ik denk dat er in Nederland al een aantal jaren grote
onrust, zorg en ook verontwaardiging is over beloningen die niet meer
uit te leggen zijn. Bijvoorbeeld omdat niemand begrijpt welke
prestatie daar tegenover staat of het zelfs zichtbaar is dat er een
slechte prestatie tegenover staat. Het heeft heel lang geduurd voor we
voldoende draagvlak hadden, met name ook in de Tweede Kamer, om
maatregelen te nemen. Ik ben er eigenlijk best trots op dat we nu het
eerste kabinet hebben dat in staat is om een goed pakket aan
maatregelen te presenteren.
VAN DEN BRINK:
Is het ook voor u persoonlijk een triomf?
BOS:
Een triomf... Ik heb niet de illusie dat ik hiermee voor eens en voor
altijd een eind heb gemaakt aan te hoge beloningen. Wel dat als er te
hoge beloningen betaald worden die niet meer gerelateerd zijn aan
prestaties we dan in ieder geval ook belasting heffen en dat we
daarmee iets aan eerlijkheid winnen. En verder hoop ik dat mensen
hiermee de overtuiging krijgen dat wij ons rekenschap willen geven van
waar zij zich aan ergeren. Dat ook wij de excessieve beloningen als
een probleem zien en dat ze ook zien dat we niet passief aan de kant
staan en zeggen: ja, het gebeurt nou eenmaal en het gebeurt overal en
we kunnen er niks aan doen. Daar wat we wat kunnen doen, doen we dat
nu ook.
VAN DEN BRINK:
Wat zal het effect zijn van deze maatregelen?
BOS:
Er kunnen twee soorten effecten zijn. Men kan aan de top van het
bedrijfsleven beloningen aanpassen. Dat zou prima zijn. Dus minder
hoge beloningen geven of ze anders vormgeven. Of als men dat niet
doet, dan gaat men belasting betalen. Het lijkt me naar beide kanten
toe winst voor de samenleving.
VAN DEN BRINK:
Want dan krijgt u meer geld in de schatkist dat voor iedereen
beschikbaar komt?
BOS:
Dan betalen topbestuurders met hoge beloningen meer mee aan wat ik aan
belastingen binnen krijg.
VAN DEN BRINK:
De gouden handdruk. Die mag niet meer bedragen dan een jaarsalaris en
als dat wel zo is moet daar belasting over betaald worden. Verwacht u
dat er echt minder grote handdrukken worden uitgedeeld?
BOS:
Ik denk het wel. Als er iets is waar mensen zich aan ergeren, dan is
het dat iemand die ontslagen wordt nog een keer een miljoen mee
krijgt.
VAN DEN BRINK:
Dat is de vrijheid van bedrijven.
BOS:
Dat is de vrijheid van bedrijven, maar het is ook de vrijheid van
mensen om zich daar vervolgens aan te ergeren. Dat gebeurt en dat
begrijp ik heel goed. Er is in het bedrijfsleven zelf al een keer
afgesproken dat daar paal en perk aan gesteld moet worden, dus
contracten zoals we die nu nog steeds kennen waarbij mensen in hun
contract hebben staan 'als ik ontslagen word, neem ik drie
jaarsalarissen mee', terwijl je al een goed jaarsalaris verdient, dat
begrijpt niemand meer. In het bedrijfsleven is afgesproken dat
maximaal 1 jaarsalaris eigenlijk de norm zou moeten zijn. Wij zeggen
nu: als je daar toch overheen gaat, dan betaal je - tenminste bij een
inkomen van meer dan 500.000 euro - 30% extra belasting als werkgever.
VAN DEN BRINK:
Dus er wordt in totaal 80% ingehouden.
BOS:
Ja, want degene die het geld krijgt, betaalt natuurlijk al 50%
belasting en de werkgever betaalt dan ook nog eens een keer 30%.
VAN DEN BRINK:
Hoeveel mensen worden getroffen door deze maatregelen?
BOS:
Dat is moeilijk te zeggen, maar het zal in de orde van grootte van
duizenden zijn.
VAN DEN BRINK:
Duizenden, dat is een relatief kleine groep.
BOS:
Het is een relatief kleine groep, maar dat is ook de bedoeling, want
mensen ergeren zich niet aan het feit dat zangers met uitzonderlijk
talent goed verdienen of dat voetballers die heel hard werken en
geweldig goed zijn veel verdienen. En ook topmensen in het
bedrijfsleven waarvan iedereen zegt 'die doen hun best, die doen goede
dingen', daarvan vindt de gemiddelde Nederlander dat die best wat mag
verdienen. Maar de groep waar excessen zijn, de groep waar de beloning
gewoon niet meer uit te leggen valt, dat is een kleine groep en daar
moet je heel gericht de maatregelen op toespitsen. Dat hebben we nu
ook gedaan.
VAN DEN BRINK:
Hoe groot is de kans dat dit debat nu voorbij is?
BOS:
Ik hoop dat dit debat voorbij is in de zin van dat dit kabinet
verweten wordt niets te doen. Integendeel, we zijn het eerste kabinet
dat er iets aan doet.
VAN DEN BRINK:
Maar helpt het ook?
BOS:
Dat zullen we rustig bekijken. Kijk, niemand heeft de uitgewerkte
wetsvoorstellen nog gezien, dus die stellen we natuurlijk ook zo op
dat je zo min mogelijk ontwijkingsmogelijkheden hebt. We hebben een
Belastingdienst die er ook heel goed in is om gaatjes - mochten die
erin geschoten worden - meteen weer dicht te metselen. Dus wat dat
betreft heb ik er vol vertrouwen in dat we dit overeind kunnen houden,
maar wat echt sleutel zal zijn met betrekking tot de vraag of deze
discussie voortduurt of niet is of aan de top van het bedrijfsleven de
praktijk nu wordt aangepast. Deze maatregelen zijn niet alleen bedoeld
om bij mij meer geld in het laatje te brengen, maar vooral ook om
prikkels te geven om de manier waarop mensen aan de top beloond worden
te veranderen.
VAN DEN BRINK:
Hoeveel bedrijven gaan Nederland verlaten?
BOS:
Daar is geen enkele reden voor.
VAN DEN BRINK:
U heeft ook geen signalen gehoord?
BOS:
Nee, we hebben natuurlijk ook over dit soort maatregelen overleg
gevoerd met het bedrijfsleven en ook het bedrijfsleven zelf ziet dat -
zolang er ruimte blijft om mensen die goed presteren ook goed te
belonen en mensen een goed salaris te geven als dat de enige manier is
waarop je ze binnen de poorten houdt - als ze daarmee door willen gaan
het ook in hun belang is dat we de excessen met elkaar aanpakken. En
dat gebeurt nu.
VAN DEN BRINK:
Heeft u de garantie gekregen dat zij niet gaan protesteren?
BOS:
Nee er zijn geen garanties, maar ik heb wel de zekerheid gekregen dat
ook de werkgevers zien dat, zolang goed presteren goed beloond mag
worden, zij ook wel zien dat het in ieders belang is, ook in hun
belang, om excessen, dingen die echt niet uit te leggen zijn, aan te
pakken.
VAN DEN BRINK:
En het CDA gaat niet opnieuw dwarsliggen?
BOS:
Ik ga uit van niet.
VAN DEN BRINK:
Deze week was er ook veel te doen over de politie-CAO. Hoe verwacht u
dat het nu verder gaat?
BOS:
De vertegenwoordigers van de politiebonden hebben eigenlijk allemaal
in de openbaarheid gezegd dat zij er van overtuigd zijn dat dit het
is. Er is echt geen cent meer beschikbaar. Ik hoop ook dat zij bij
nadere bestudering van het bod zien dat we echt heel genereus zijn
geweest en dat we oog hebben voor de specifieke omstandigheden waarin
politiemensen hun werk moeten doen. Ik hoop dat dat betekent dat we
toch op deze basis op een gegeven moment de CAO ook kunnen
ondertekenen.
VAN DEN BRINK:
U hoopt dat de leden alsnog zullen instemmen met dit bod?
BOS:
Dat is uiteraard mijn hoop.
VAN DEN BRINK:
Verwacht u het ook?
BOS:
Ik durf daar niks over te zeggen. Daar gaan de minister van
Binnenlandse Zaken en de vertegenwoordigers van de bonden over. Laten
we dat even rustig afwachten.
VAN DEN BRINK:
U heeft goeie hoop dat het toch nog goed komt?
BOS:
Ik weet één ding zeker: meer geld zit er niet in. Er is een enorme
beweging vooruit gemaakt door de minister van Binnenlandse Zaken. Er
is echt een heleboel geld vrijgemaakt voor politiemensen. We gaan nog
een keer kijken naar de functiewaardering en de vraag of de risico's
waar politiemensen aan bloot staan wel op een goede manier gewaardeerd
en beloond worden. Dat is echt een heel mooi bod. Daar kan iedereen
mee thuiskomen.
VAN DEN BRINK:
Er is gesuggereerd dat het een uitstralingseffect zou kunnen krijgen
naar andere sectoren zoals de zorg en het onderwijs. Heeft u genoeg
geld om al die andere werknemers vergelijkbare loonsverhoging te
geven?
BOS:
Een van de redenen dat het kabinet gezegd heeft 'tot hier en niet
verder en er kan geen cent bij' is wel geweest om die
uitstralingseffecten te voorkomen. Wij kijken als wij
CAO-onderhandelingen voeren ook in andere sectoren gewoon naar wat er
bijvoorbeeld in het bedrijfsleven gebeurt en dan vergelijkbaar
salarisstijgingspercentage maken we ook beschikbaar voor mensen die in
dienst van de overheid werken. En dat geld dus ook bij
CAO-onderhandelingen over het onderwijs en in de zorg.
VAN DEN BRINK:
Dus daar kunnen ze een vergelijkbare loonsverhoging als de politie
tegemoet zien?
BOS:
Ik ga niet mijn hele onderhandelingspositie hier op televisie
blootgeven, maar ook voor die CAO-onderhandelingen hebben we denk ik
een goed bod op tafel.
VAN DEN BRINK:
Dus wat de politie nu binnengehaald heeft, ligt eigenlijk ook al klaar
voor de zorg en het onderwijs.
BOS:
U probeert het mij nu voor de derde keer op een andere manier te
vragen.
VAN DEN BRINK:
U zegt het eigenlijk, toch?
BOS:
Ik voer die onderhandelingen niet en ik wil ze ook hier niet voeren.
Maar bij al die sectoren hebben we ervoor gezorgd dat mensen die in
dienst van de overheid werken op een vergelijkbare salarisstijging
kunnen rekenen als mensen die in het bedrijfsleven werken.
VAN DEN BRINK:
Dat gaat u volhouden de komende tijd?
BOS:
Zeker.
VAN DEN BRINK:
Dan nog even een toefje Wilders. Hij kan z'n film nergens vertonen en
weet niet waar hij nu heen moet.
BOS:
Het enige wat ik zeker weet is dat hij zelf geconcludeerd lijkt te
hebben dat hij het niet in Nieuwspoort kan c.q. wil vertonen, maar
naar ik begrepen heb kan hij het in ieder geval via internet vertonen
en welke andere mogelijkheden hij nog bestudeerd weet ik niet.
VAN DEN BRINK:
Zou de overheid niet een kazerne ter beschikking moeten stellen?
BOS:
De overheid is vooral verantwoordelijk voor de veiligheid van de heer
Wilders en die verantwoordelijkheid nemen we serieus en daar trekken
we ook geld voor uit en daar zal het de heer Wilders aan niets
ontbreken. Hij is zelf verantwoordelijk voor wat hij wil doen en waar
hij het wil en wanneer hij het wil doen. Naar ik begrepen heb staat in
ieder geval internet hem daarbij ter beschikking.
VAN DEN BRINK:
Zegt u daarmee 'een kazerne gaan we niet ter beschikking stellen'?
BOS:
Ik zeg dat ik niet geloof dat het een taak van de regering is om
allerlei faciliteiten ter beschikking te stellen aan parlementariërs
die gewoon hun werk kunnen doen en die door ons beveiligd worden,
waarbij wij alle kosten voor onze rekening nemen. Dan is het
vervolgens...
VAN DEN BRINK:
Zegt u dat het niet bij z'n werk hoort.
BOS:
Dan is het vervolgens de verantwoordelijkheid van de heer Wilders om
zelf te bekijken wat hij nog meer wil doen, waar hij dat wil doen en
wanneer hij dat wil doen.
VAN DEN BRINK:
Hij vindt dat dit bij z'n werk hoort. Zegt u dat dat niet het geval
is?
BOS:
Dat zeg ik niet. Ik constateer dat er in ieder geval via internet
mogelijkheden zijn om die film uit te zenden als hij dat wil. En daar
leggen we hem ook geen strobreed in de weg.
VAN DEN BRINK:
Staatssecretaris De Vries heeft gisteren gezegd: hij komt niet in onze
kazernes. Wij willen niet dat die film uitkomt en wij gaan hem er
zeker niet bij helpen. Bent u het daarmee eens?
BOS:
Ik denk dat het iets zorgvuldiger zou zijn geweest als
staatssecretaris De Vries had gezegd dat wij daar niet over gaan, dat
de heer Wilders zelf bepaalt wat hij wanneer en op welke manier en
tegen welke kosten wil vertonen.
VAN DEN BRINK:
Wat zegt u als hij bij u aanklopt?
BOS:
Dat wij verantwoordelijk zijn voor zijn beveiliging. Waar hij ook komt
en wat hij ook doet: we zullen hem die beveiliging leveren.
VAN DEN BRINK:
Maar als hij vraagt om faciliteiten voor deze vertoning?
BOS:
De overheid is geen bioscoopbedrijf. Maar als hij ergens die film wil
vertonen, hij daar een persconferentie over wil geven en daar
veiligheidsrisico's aan verbonden zijn die op hem direct terugslaan,
dan zullen wij onze verantwoordelijkheden nemen en hem beveiligen.
(letterlijke tekst, ongecorrigeerd, IW)
Ministerie van Algemene Zaken