Mating decisions in a hybrid zone
Datum: 14 maart 2008
Gemengd huwelijk pakt bij vliegenvangers niet altijd slecht uit
In zijn proefschrift bestudeert Thor Veen de paarvorming van bonte
vliegenvangers (Ficedula hypoleuca) en withalsvliegenvangers (F.
albicollis). Hij concentreert zich op gemengde paren en kijkt naar de
gevolgen hiervan voor de vrouwen. Soortherkenning is bij beide soorten
goed ontwikkeld en de vraag rijst waarom er dan toch mengparen gevormd
worden. Om deze vraag te beantwoorden zijn de "kosten"en "baten" van
de partnerkeus bepaald.
Bij mengparen, bestaande uit een withalsvliegenvangervrouw en een
bonte vliegenvangerman, worden de kosten voor de vrouw verlaagd
doordat er een groot aantal niet-hybride buitenechtelijke jongen wordt
geproduceerd. Veen probeerde erachter te komen of dit komt omdat
vrouwen hun paringsstrategie aanpassen (bijvoorbeeld vaker
"vreemdgaan") of omdat intrinsieke verschillen tussen beide soorten
(bijvoorbeeld bevruchtingskans sperma) hieraan ten grondslag liggen.
Het uitgevoerde veldexperiment, het manipuleren van het verenkleed van
withalsvliegenvanger mannen zodat ze er als een bonte vliegenvanger
man uitzagen, had geen effect op het aantal buitenechtelijke jongen.
Dit geeft aan dat intrinsieke verschillen tussen de soorten
waarschijnlijk belangrijk zijn.
Ook laat Veen zien dat andere factoren, zoals verschillen in
broedhabitat tussen beide soorten, de kosten en baten van hybridisatie
beïnvloeden. Hybride nakomelingen overwinteren in Afrika, in een
gebied dat overeenkomt met dat van één der ouders. Een intermediair
wintergebied zou waarschijnlijk kostenverhogend zijn geweest.
Soortherkenning is van cruciaal belang bij de partnerkeuze. In
tegenstelling tot eerdere studies wordt aangetoond dat bij
vliegenvangers niet de sociale vader (de "opvoeder"), maar de
genetische vader bepalend is voor de latere soort die als partner
wordt gekozen. Vervolgens presenteert Veen een mathematisch model dat
de evolutie van signalen beschrijft die, afhankelijk van de context,
meer dan één functie kunnen hebben.
Wanneer de balans van kosten en baten wordt opgemaakt blijkt het
kiezen van een man van een andere soort voor vrouwelijke
withalsvliegenvangers niet altijd een slechte keus te zijn.
Thor Veen (Groningen, 1978) studeerde biologie aan de
Rijksuniversiteit Groningen en deed er zijn promotieonderzoek,
gefinancierd door NWO, bij de vakgroep Theoretische Biologie. Behalve
in Science publiceerde Veen ook al eens in Nature.
Promotie: T. Veen, 14.45 uur, Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen
Promotor(s): prof.dr. F.J. Weissing en prof.dr. B.C. Sheldon
Rijksuniversiteit Groningen