Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Administratieve Lasten bij de voorbereiding
van Buitenschoolse Opvang

Tweede tussenrapportage

Verslag van de metingen januari ­ juli 2007

Anne Luc van der Vegt
Karin Westerbeek

Sardes
Oktober 2007

Inhoudsopgave


1. Inleiding....................................................................................................................................3
1.1 Aanleiding tot het onderzoek..............................................................................................3
1.2 Onderzoeksvraag.................................................................................................................3
1.3 Inhoud tussenrapportage .....................................................................................................4
2. Methode van onderzoek............................................................................................................5
2.1 Opzet en fasering.................................................................................................................5
2.2 Werkwijze gegevensverzameling........................................................................................5
3. Resultaten: tijdsbesteding en kosten van buitenschoolse opvang.............................................8 3.1 Stadium: voorbereiding of uitvoering buitenschoolse opvang............................................8 3.2 Bestede tijd per school........................................................................................................9 3.3 Bestede tijd per functiecategorie.......................................................................................11 3.4 Tijdsbesteding tussenschoolse opvang..............................................................................13 3.5 Kosten buitenschoolse opvang..........................................................................................13
4. Conclusies...............................................................................................................................15 Bijlage 1 Tijdsbesteding per activiteit, BSO en TSO..................................................................16 Bijlage 2 Non-responsonderzoek................................................................................................18


---


1. Inleiding


1.1 Aanleiding tot het onderzoek

Sinds augustus 2007 zijn alle basisscholen verplicht om aansluiting met buitenschoolse opvang te organiseren als de ouders daar behoefte aan hebben. Het daaraan voorafgaande schooljaar (2006/2007) moesten de scholen die nog geen relatie hadden met een kinderopvangorganisatie, zich daarop gaan voorbereiden: inventariseren wat de wensen van de ouders zijn en afspraken maken met organisaties voor kinderopvang in de buurt. Voor de meeste scholen waren dit nieuwe taken. Het ministerie van OCW wil door middel van een onderzoek nagaan hoeveel tijd scholen besteden aan deze taken.

Naschoolse opvang in het basisonderwijs
De motie Van Aartsen/Bos, die in september 2005 is aangenomen door de Tweede Kamer, is de aanleiding geweest voor het ministerie van OCW om een stappenplan te ontwerpen voor de invoering van buitenschoolse opvang in het basisonderwijs en een wetswijziging voor te bereiden. Inmiddels is de wetswijziging aangenomen door de Tweede en de Eerste Kamer. De wetswijziging regelt dat basisscholen verplicht worden om de aansluiting met buitenschoolse opvang te organiseren tussen 7.30 uur en 18.30 uur. De uitvoering van de opvang kan daarbij worden uitbesteed aan een kinderopvangorganisatie, maar het is de verantwoordelijkheid van de school om de aansluiting te organiseren. Buitenschoolse opvang georganiseerd door de school moet het voor ouders beter mogelijk maken om arbeid en zorg te combineren. Voor de voorbereiding en implementatie in het schooljaar 2006/2007 is eenmalig een bedrag van 50 miljoen vrijgemaakt voor de basisscholen. Een gemiddelde basisschool heeft hiermee de ruimte gekregen om 5 uur per week coördinerende werkzaamheden te laten uitvoeren door een onderwijsondersteunend medewerker.
Sardes onderzoekt in opdracht van OCW of scholen structureel tijd kwijt zijn aan het organiseren van buitenschoolse opvang en hoeveel tijd. In deze tweede tussenrapportage doen we verslag van de metingen die zijn uitgevoerd in de periode van januari tot en met juli 2007. Eerder is verslag gedaan van de nulmeting, die is gehouden in september 2006.


1.2 Onderzoeksvraag

De eerste en centrale onderzoeksvraag is:
Hoeveel tijd zijn scholen kwijt aan administratieve en organisatorische taken in de aanloop naar de nieuwe regeling, en zodra de regeling van start is gegaan?

In de aanloop naar de wetswijziging moeten scholen allerlei voorbereidende taken uitvoeren, maar ook zodra de opvang van start is gegaan blijven er (wellicht) administratieve en organisatorische taken voor basisscholen. Binnen de vraag `hoeveel tijd besteden scholen' wordt daarom onderscheid gemaakt tussen incidentele en structurele activiteiten.


---

Ook kijken we naar de volgende vragen:

- Aan welke activiteiten wordt tijd besteed?
- Wie besteedt de tijd? Is dat de directie, het onderwijzend personeel, het ondersteunend personeel of een combinatie daarvan?

Naast tijd kunnen scholen ook geld kwijt zijn aan organisatie en administratie, samenhangend met het voorbereiden en uitvoeren van buitenschoolse opvang. De tweede onderzoeksvraag luidt daarom:
Hoeveel geld besteden scholen aan de organisatie van buitenschoolse opvang? Hoeveel daarvan is incidenteel en hoeveel structureel?

Tenslotte is ook gevraagd naar de tijd die is besteed aan tussenschoolse of tussen-de-middag- opvang.


1.3 Inhoud tussenrapportage

In deze tussentijdse rapportage wordt verslag gedaan van de tweede meting van het onderzoek. Op basis van deze meting is een voorlopige prognose gemaakt van de tijdsinvestering en de kosten die scholen maken in het kader van de organisatie van buitenschoolse opvang.


---


2. Methode van onderzoek


2.1 Opzet en fasering

Het onderzoek bestaat uit een nulmeting (najaar 2006) en twee vervolgmetingen (najaar 2007 en 2008). In de opzet van het onderzoek is er voor gekozen om de gegevensverzameling continu te laten plaatsvinden tijdens de hele looptijd van het onderzoek. De reden daarvoor is dat onderzoek naar tijdsbesteding geen betrouwbare resultaten oplevert als respondenten terugblikken over een langere periode. De gegevens moeten daarom verzameld worden zo kort mogelijk na de uitvoering van activiteiten. Aangezien die activiteiten gedurende het hele jaar verricht kunnen worden, dient er ook gedurende het hele schooljaar te worden gemeten. Daarom is een eenvoudige tijdschrijfmethode ontwikkeld. Schematisch ziet de onderzoeksopzet er als volgt uit.

Schema onderzoeksopzet
Fase onderzoek Tijdstip/periode voorbereiding september 2006 0-meting oktober 2006 tussenrapportage begin november 2006
1-meting (eerste periode) januari­ februari 2007
1-meting (tweede periode) maart ­ juli 2007 tussenrapportage oktober 2007
2-meting (eerste periode) september 2007 ­ januari 2008
2-meting (tweede periode) februari ­ juli 2008 eindrapportage september 2008


2.2 Werkwijze gegevensverzameling

Vragenlijst
Aan scholen en schoolbesturen is gevraagd de volgende vragen te beantwoorden:

a) Algemene vragen over buitenschoolse opvang
Gevraagd is in welke fase de organisatie van de buitenschoolse opvang verkeert. Is de school in de voorbereidende fase of is men al begonnen met de uitvoering en zo ja, sinds wanneer? Een andere belangrijke vraag is of een deel van de organisatorische en administratieve taken op bovenschools niveau of door een extern bureau worden uitgevoerd. In het laatste geval is gevraagd naar de kosten die daarmee gemoeid zijn.

b) Registratie tijdsinvestering
Gevraagd is aan te geven hoeveel tijd scholen en schoolbesturen per week hebben gespendeerd aan de organisatie van buitenschoolse opvang. Daarbij is onderscheid gemaakt
---

tussen voorbereidende en uitvoerende activiteiten. Per activiteit is gevraagd wie deze heeft verricht en hoeveel tijd dit in beslag nam. Hierbij zijn de volgende categorieën activiteiten voorgelegd: Administratie

* Verzamelen informatie

* Behoeftepeiling onder ouders

* Opstellen van planning en begroting

* Registratie en verslaglegging

* Administratie overig
Communicatie

* Overleg met ouders/mr

* Overleg met leden van het schoolteam

* Overleg met mogelijke aanbieders van BSO
* Overleg met andere externe partijen

* Communicatie overig
Overige activiteiten

Omdat de precieze werkzaamheden van school tot school kunnen verschillen, krijgen scholen ook op enkele plaatsen de mogelijkheid om de tijdsbesteding aan `overige voorbereidende activiteiten' te registreren. Daarbij is gevraagd te vermelden om welke activiteiten het gaat. Vragen naar tijdsbesteding zijn ook gesteld met betrekking tot tussenschoolse opvang.

Elektronische gegevensverzameling
Respondenten hebben een brief gekregen met het verzoek om medewerking te verlenen aan het onderzoek. In de brief stond ook het internetadres vermeld waar geregistreerd kon worden welke werkzaamheden zijn verricht in het kader van de organisatie van buitenschoolse opvang. Elke school kreeg een unieke inlogcode en wachtwoord. Bij de uitvoering van de enquête via internet is samengewerkt met Desan Research Solutions, een gespecialiseerd veldwerkbureau voor online-onderzoek.

Samenstelling steekproef
Het onderzoek moet een zo nauwkeurig mogelijke schatting opleveren van de tijd die scholen kwijt zijn aan de organisatie van buitenschoolse opvang. Een voorwaarde daarvoor is dat de steekproef zorgvuldig wordt samengesteld. Er is daarom rekening gehouden met relevante achtergrondkenmerken van de scholen en de omvang moet voldoende zijn. De steekproef is aselect getrokken, vervolgens is gecontroleerd of de steekproef een getrouwe afspiegeling vormt van de populatie, naar schoolgrootte en graad van verstedelijking (stad of platteland), leerlingenpopulatie en denominatie. De verhoudingen binnen de steekproef bleken goed overeen te komen met de verhoudingen binnen de populatie.

Omvang steekproef en respons
Met het oog op de betrouwbaarheid van de prognose is bij de 0-meting een ruime steekproef getrokken: 1900 scholen, waarbij we rekenden op een respons van 35%. Dat zou betekenen dat de respons ongeveer 650 zou zijn, waarvan ongeveer 200 met ervaring in het organiseren van
---

buitenschoolse opvang. De feitelijke respons bleef hierbij achter. Ondanks een herinneringsbrief kwam het netto responspercentage niet uit boven de 26%. Bij de vervolgmeting is een steekproef getrokken van 850 scholen; 353 daarvan hebben vragen beantwoord over de fase waarin ze verkeren en over de kosten van de voorbereiding van buitenschoolse opvang. Het invullen van de dagboeken is gebeurd door 153 scholen, iets minder dan de helft van de scholen die de vragenlijst hebben ingevuld en 18% van de steekproef. Omdat de respons opnieuw achterbleef bij de verwachtingen, is een non-responsonderzoek uitgevoerd. Daaruit bleek dat degenen die niet hebben meegewerkt aan het onderzoek niet sterk verschilde van de groep respondenten. Sommige directeuren wilden niet meewerken omdat de school (nog) niets doet aan buitenschoolse opvang, maar bij de meeste scholen is de belangrijkste reden tijdgebrek of men doet so wie so niet aan onderzoek mee. Aan de non- respondenten is vervolgens gevraagd of men de afgelopen week tijd heeft besteed aan buitenschoolse opvang. 43 procent had hier geen enkele tijd aan besteed; bij de responsgroep was dit 37 procent. Voor dit verschil is gecorrigeerd bij de berekeningen.1 De organisatie van de buitenschoolse opvang wordt niet alleen uitgevoerd door het personeel van de scholen. Ook vertegenwoordigers van schoolbesturen en bovenschoolse managers zijn hierbij betrokken. Daarom hebben we ook een aantal vertegenwoordigers van schoolbesturen om medewerking aan het onderzoek. Er zijn 275 besturen aangeschreven, hiervan hebben er 103 meegewerkt aan het onderzoek; 61 hebben het dagboekje ingevuld. Dat is een respons van 22%.

Optimaliseren respons
Om de respons te optimaliseren zijn de volgende maatregelen genomen:
· Bij het schriftelijke verzoek de vragenlijst in te vullen is een aanbevelingsbrief van OCW gevoegd.

· Tijdens de periode van gegevensverzameling was een helpdesk operationeel voor de respondenten.

· De uiterste datum voor het invullen van de formulieren was enkele dagen na de laatste dag van registratie. Onmiddellijk daarna is een schriftelijk rappel verstuurd naar de respondenten.

· Respondenten die niet meer de beschikking hadden over de benodigde inloggegevens kregen deze telefonisch dan wel via de e-mail opnieuw verstrekt.

Representativiteit
Belangrijker dan het precieze responspercentage is het te weten of de groep die geantwoord heeft representatief is voor de gehele populatie aan basisscholen. Daarnaast is het van belang om te weten of de gegevens die we binnen hebben gekregen ook correct zijn. Om de eerste vraag te beantwoorden hebben we gekeken naar denominatie, leerling-populatie (percentage allochtone leerlingen), schoolgrootte en mate van verstedelijking van de scholen die de vragenlijst hebben ingevuld, en dat vergeleken met de totale groep basisscholen. Op drie van deze kenmerken (alle behalve denominatie) blijkt de groep die de lijst beantwoord heeft representatief te zijn voor het bestand met alle basisscholen.


1 Meer specifieke informatie over het non-responsonderzoek is te vinden in bijlage 2.
---


3. Resultaten: tijdsbesteding en kosten van buitenschoolse opvang

In dit hoofdstuk gaan we in op de resultaten van de metingen in de periode januari ­ juli 2007. De scholen en schoolbesturen is gevraagd zo nauwkeurig mogelijk aan te geven hoeveel tijd en geld ze gedurende de maand september hebben besteed aan organisatorische en administratieve lasten rondom de voorbereiding/uitvoering van buitenschoolse opvang. Op basis van deze gegevens is een prognose gemaakt. We gaan verder in op de tijdsbesteding aan tussenschoolse opvang en de kosten die scholen maken bij het organiseren van buitenschoolse opvang.

3.1 Stadium: voorbereiding of uitvoering buitenschoolse opvang

Allereerst is gevraagd in welk stadium de scholen verkeren. Zijn ze al bezig met voorbereidingen? Hoever zijn ze daarmee? Of zijn de voorbereidingen al afgerond en is men bezig met het (laten) uitvoeren van buitenschoolse opvang? Deze vragen zijn voorgelegd aan de directies van de scholen en aan vertegenwoordigers van de schoolbesturen.

In de volgende tabel is te zien in welk stadium de responderende scholen verkeren.

Tabel 3.1a: Fase waarin de scholen verkeert m.b.t. BSO, volgens de scholen (N = 353) jan. ­ feb. 2007 mrt. ­ juli 2007 Stadium 1: nog niet begonnen aan voorbereiding 4% 3% Stadium 2: voorbereidingen bezig 75% 52% Stadium 3: voorbereidingen net afgerond 6% 29% Stadium 4: al bezig met aanbieden BSO 15% 16% Totaal 100% 100%

Tabel 3.1b: Fase waarin de scholen verkeert m.b.t. BSO, volgens de schoolbesturen (N = 103) jan. ­ feb. 2007 mrt. ­ juli 2007 Stadium 1: nog niet begonnen aan voorbereiding 4% 0% Stadium 2: voorbereidingen bezig 75% 52% Stadium 3: voorbereidingen net afgerond 5% 22% Stadium 4: al bezig met aanbieden BSO 7% 7 Scholen binnen het bestuur zitten in verschillende fasen 9% 19% Totaal 100% 100%

Van de scholen was driekwart in de periode van januari tot en met juli bezig met de voorbereidingen van BSO. De informatie van scholen en schoolbesturen levert hetzelfde beeld op. Ten tijde van de nulmeting was dit nog 59%. Toen was 26% nog niet begonnen met de voorbereidingen, nu is dat 4%.
Van de scholen organiseerde 15% al in het schooljaar 2006/2007 een BSO-aanbod. Dit percentage is niet sterk toegenomen sinds de nulmeting, toen was het 13%.


---

In de nulmeting werd nog niet gevraagd naar de taakverdeling tussen scholen en schoolbestuur bij de organisatie van buitenschoolse opvang. Bij de vervolgmeting hebben we dit wel gedaan. De vraag is voorgelegd aan de scholen en aan de schoolbesturen.

Tabel 3.2: Door wie worden de organisatorische en administratieve taken uitgevoerd volgens de volgens de schoolbesturen schooldirectie (N = 103) (N = 353) Bovenschools niveau
leden schoolbestuur en/of bovenschools manager 63% 44% Schoolniveau
directie 71% 68% onderwijsgevend personeel 5% 1% onderwijsondersteunend personeel 10% 6% Overig
extern bureau 19% 15% anders 13% 15% scholen binnen het bestuur verschillen hierin 3% Totaal 183%* 153%*
* Bij deze vragen kon meer dan één antwoord worden gegeven. De som van de percentages is daardoor groter dan 100%.

Het meeste werk wordt gedaan door de schooldirecteuren. Zo gaat het op ongeveer 70% van de scholen. Daarover zijn scholen en schoolbesturen het eens. Leerkrachten hebben zelden taken, onderwijsondersteunend personeel wat vaker.
Over de rol van het schoolbestuur verschillen de mening enigszins. Meer dan de helft van de besturen zegt organisatorische en administratieve taken uit te voeren, terwijl een minderheid van de schoolleiders zegt dat het schoolbestuur hierbij betrokken is. Andere partijen dan schooldirectie en schoolbestuur blijken geen belangrijke rol te spelen. De informatie over de betrokkenheid van directies en schoolbesturen is gebruikt om te berekenen wat de gemiddelde tijdsinvestering is.

3.2 Bestede tijd per school

Aan de schooldirecteuren en schoolbesturen is gevraagd aan te geven hoeveel tijd zij per week (september 2006) hebben besteed aan organisatorische en administratieve taken rondom BSO. De tabellen 3.3a en 3.3b geven de tijd in uren per week, eerst van de scholen, vervolgens van de schoolbesturen. Bij de schoolbesturen is de totale tijdsinvestering gedeeld door het aantal scholen onder het bestuur, zodat we weten wat de tijdsinvestering per school is. Verder is bij het berekenen van de gemiddelde tijdsinvestering rekening gehouden met wie de organisatie voor zijn rekening neemt: schoolleiding en/of schoolbestuur (zie tabel 3.2). We berekenen dus de gemiddelde tijdsinvestering voor alle scholen, niet alleen voor de scholen waar de schoolleiding respectievelijk het bestuur een taak heeft in de organisatie van de BSO. Daardoor kunnen op
---

basis van deze gemiddelden schattingen worden gemaakt van de tijdsinvestering op landelijk niveau.
De onderstaande tabellen geven een totaaloverzicht van de scholen vanaf stadium 2. In dit totaaloverzicht zitten veel scholen die nog aan het voorbereiden zijn, een (kleine) groep die de voorbereidingen net heeft afgerond en een groep die bezig is met de uitvoering. Er is bij de vraag onderscheid gemaakt naar de voorbereiding en naar de uitvoering van BSO.

Tabel 3.3a: Gemiddelde hoeveelheid bestede tijd per week in uren, januari ­ juli 2007 (N = 153), scholen
voorbereiding uitvoering totaal Stadium 2: voorbereidingen bezig 1,96 0,25 2,21 Stadium 3: voorbereidingen net afgerond 2,07 0,46 2,53 Stadium 4: al bezig met aanbieden BSO 1,37 0,85 2,22

Tabel 3.3b: Gemiddelde hoeveelheid bestede tijd per week in uren, januari ­ juli 2007 (N = 61), besturen, aantal uren per school voorbereiding uitvoering totaal Stadium 2: voorbereidingen bezig 1,18 0,04 1,22 Stadium 3: voorbereidingen net afgerond 0,00 0,00 0,00 Stadium 4: al bezig met aanbieden BSO 0,06 0,00 0,06

Gemiddeld besteden de scholen ruim 2 uur per week aan de organisatie van BSO. Dat is 8 à 9 uur per maand. Het maakt daarbij niet veel uit in welke fase ze verkeren. Bij de nulmeting was er een groter verschil. De scholen in fase 4 besteedden toen 22 uur per maand aan BSO, dat is ongeveer 5 uur per week. Mogelijk is er juist aan het begin van het schooljaar veel tijd geïnvesteerd en in de loop van het jaar minder.
Scholen in de voorbereidende fase zijn ­ begrijpelijkerwijs ­ vooral bezig met de voorbereiding van BSO en nog weinig met de uitvoering. Scholen die al BSO aanbieden, besteden aanzienlijk meer tijd aan de uitvoering, maar de meeste tijd gaat nog steeds op aan voorbereidende activiteiten. Het lijkt erop dat sommige van deze activiteiten een structureel karakter hebben. Een gedetailleerd overzicht van de tijdsbesteding per activiteit geven we in bijlage 1.

Schoolbesturen zijn vooral actief in de voorbereidende fase. Besturen die de voorbereidingen hebben afgerond, besteden over het algemeen geen tijd meer aan BSO, op enkele uitzonderingen na.

De tijdsinvestering van de scholen en de schoolbesturen kunnen we bij elkaar optellen. We kunnen dus concluderen dat scholen in de voorbereidende fase ongeveer 3,5 uur per week besteden aan organisatie en administratie met betrekking tot BSO, en dat scholen die al BSO aanbieden hier ruim 2 uur per week aan besteden.


10

Prognose
De prognose baseren we op tabel 3.3a en 3.3b. Om de tijdsinvestering per jaar te berekenen, gaan we uit van 40 schoolweken per jaar. We nemen aan dat de gevonden gemiddelden representatief zijn voor het schooljaar.

Voor een prognose van de incidentele tijdsbesteding gaan we uit van de scholen in stadium 2, die in de voorbereidende fase zitten. Gemiddeld hebben deze scholen in 2,21 uur besteed aan organisatie en administratie.
Dan zou dat betekenen dat de tijdsbesteding van een gemiddelde school in de voorbereidende fase per jaar 40 keer 2,21 = 88,4 uur is. Als alle scholen in Nederland een jaar lang bezig zijn met deze voorbereidende fase, kost dat 6954 keer 88,4 = 614.733 uur per jaar. Als we uitgaan van een normjaartaak van 1659 uur, komt dit neer op 371 fte. Daarbij komt nog de tijdsinvestering van de schoolbesturen, 1,22 uur per week. Voor heel Nederland is dat 6954 x 40 x 1,22 uur, dat is 339.355 uur per jaar. Dit zijn 205 fte. In totaal vraagt de voorbereiding op alle scholen gedurende een heel schooljaar 576 fte, van scholen en schoolbesturen samen. Bij de nulmeting schatten we de tijdsinvestering op 549 fte.

Bij een schatting van de structurele tijdsbesteding gaan we uit van de scholen in stadium 4, die al begonnen zijn met de uitvoering. De schatting verschilt nauwelijks van de incidentele tijdsbesteding, tenminste voor wat betreft het aandeel van de scholen. Deze besteedden in de eerste helft van 2007 gemiddeld 2,22 uur per week aan BSO. Als we dit vermenigvuldigen met het aantal scholen in Nederland en het aantal schoolweken per jaar, komen we op 6954 x 40 x 2,22 uur, dat is 617.515 uur per jaar, ofwel 372 fte. Anders dan in de voorbereidende fase is de tijdsinvestering van de schoolbesturen hier heel gering. Ze besteden 0,06 uur per week aan BSO. Voor heel Nederland zouden dat 16.690 uur zijn, dat is slechts 10 fte. In totaal is dus 382 fte nodig.
Deze schatting ligt veel lager dan de schatting op basis van de nulmeting. Zoals gezegd besteedden scholen in september 2006 veel meer tijd aan de BSO dan in de maanden januari tot juli. Destijds werd de landelijke tijdsinvestering geschat op 935 fte.

3.3 Bestede tijd per functiecategorie

Door wie is tijd besteed aan de organisatie van buitenschoolse opvang? Om een goede prognose te kunnen maken van de kosten van de organisatie van de BSO, is het van belang te weten door wie de voorbereidingen zijn verricht. Wanneer de werkzaamheden op directieniveau worden verricht, is dat kostbaarder dan wanneer het werk door ondersteunend personeel wordt gedaan.

De volgende tabel geeft de bestede tijd per functiecategorie. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen directie, onderwijzend personeel en ondersteunend personeel. We maken onderscheid tussen scholen die in de voorbereidende fase (stadium 2) zitten en scholen die al BSO aanbieden (stadium 4). Aan de schoolbesturen is niet gevraagd om een uitsplitsing naar functiecategorie. We presenteren dus alleen gegevens van de scholen.


---

Tabel 3.4: Gemiddelde hoeveelheid bestede tijd per week in uren, januari ­ juli 2007 (N = 153), scholen, naar functiecategorie directie OP OOP totaal Stadium 2: voorbereidingen bezig 1,69 0,10 0,42 2,21 Stadium 4: al bezig met aanbieden BSO 1,70 0,13 0,40 2,22

Eerder in dit hoofdstuk meldden we al dat de taken met betrekking tot de organisatie van BSO vooral door de directie worden uitgevoerd. Dat wordt hier bevestigd. Onderwijzend personeel (OP) wordt nauwelijks ingezet, ondersteunend personeel (OOP) iets meer.

Er is heel weinig verschil tussen scholen in fase 2 en scholen in fase 4. Dat geldt zowel voor de totale tijdsinvestering als voor de verdeling van de taken. In beide fasen neemt de directie het leeuwendeel van de taken voor zijn rekening.

Prognose
Voor een prognose van de incidentele tijdsbesteding gaan we uit van de scholen in stadium 2. Het gaat ons hier om een prognose uitgesplitst naar directie, onderwijzend personeel en ondersteunend personeel. Dit onderscheid is relevant omdat het verschil in functieniveau consequenties heeft voor de kosten. Net als bij de prognose van de totale tijdsinvestering gaan we uit van 40 schoolweken per jaar en nemen we aan dat de gevonden gemiddelden representatief zijn voor het schooljaar. Eerder raamden we de totale tijdsinvestering van de Nederlandse basisscholen scholen op 371 fte. Uitsplitsing naar functiecategorie betekent het volgende:

- de directie van een gemiddelde school besteedt per jaar 40 keer 1,69 = 67,6 uur aan organisatorische en administratieve zaken. Voor alle scholen in Nederland samen gaat het om 6954 keer 67,6 = 470.090 uur per jaar. Als we uitgaan van een normjaartaak van 1659 uur, komt dit neer op 283 fte.

- het onderwijzend personeel besteedt per jaar 40 keer 0,10 = 4 uur aan organisatorische en administratieve zaken. Voor alle scholen in Nederland samen gaat het om 6954 keer 4 = 27.816 uur per jaar. Als we uitgaan van een normjaartaak van 1659 uur, komt dit neer op 17 fte.

- het ondersteunend personeel besteedt per jaar 40 keer 0,42 = 16,8 uur aan organisatorische en administratieve zaken. Voor alle scholen in Nederland samen gaat het om 6954 keer 16,8 = 116.827 uur per jaar. Als we uitgaan van een normjaartaak van 1659 uur, komt dit neer op 70 fte.

Bij een schatting van de structurele tijdsbesteding gaan we uit van de scholen in stadium 4, die al begonnen zijn met de uitvoering. Een gemiddelde school in stadium 4 besteed 1,99 per week aan organisatie en administratie. Voor heel Nederland is dat jaarlijks 372 fte. Uitgesplitst naar directie, onderwijzend en ondersteunend personeel, betekent dit:
- de directie van een gemiddelde school per jaar 40 keer 1,70 = 68 uur besteedt aan organisatorische en administratieve zaken. Voor alle scholen in Nederland samen gaat het om 6954 keer 68 = 472.872 uur per jaar. Als we uitgaan van een normjaartaak van 1659 uur, komt dit neer op 285 fte.

12


- het onderwijzend personeel per jaar 40 keer 0,13 = 5,2 uur besteedt aan organisatorische en administratieve zaken. Voor alle scholen in Nederland samen gaat het om 6954 keer 5,2 = 36.160 uur per jaar. Als we uitgaan van een normjaartaak van 1659 uur, komt dit neer op 22 fte.

- het ondersteunend personeel besteedt per jaar 40 keer 0,40 = 16 uur aan organisatorische en administratieve zaken. Voor alle scholen in Nederland samen gaat het om 6954 keer 16 = 111.264 uur per jaar. Als we uitgaan van een normjaartaak van 1659 uur, komt dit neer op 67 fte.

3.4 Tijdsbesteding tussenschoolse opvang

Op het tijdschrijfformulier werd niet alleen gevraagd naar de tijd die besteed is aan buitenschoolse opvang, maar ook naar de tijd besteed aan tussenschoolse opvang, die plaats vindt tussen de middag. Hierbij is geen onderscheid gemaakt naar het stadium waarin scholen verkeren, omdat tussenschoolse opvang al sinds jaar en dag door de scholen wordt verzorgd. Ook is geen uitsplitsing gemaakt tussen voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden of naar functiecategorie. Over de bevindingen kunnen we dus kort zijn. Scholen besteden gemiddeld 1,06 uur per week aan de organisatie van tussenschoolse opvang, de schoolbesturen gemiddeld 0,54 uur per school per week.

Op jaarbasis besteden de scholen 40 keer 1,06 = 42,4 uur aan tussenschoolse opvang. Voor heel Nederland is dat 6954 keer 42,4 = 294.850 uur. Dit zijn 178 fte. De tijdsbesteding van de besturen is voor heel Nederland is 6954 x 40 x 0,54 uur, dat is 150.206 uur per jaar, ofwel 91 fte.

3.5 Kosten buitenschoolse opvang

Hoeveel geld besteden scholen aan het voorbereiden en (doen) uitvoeren van buitenschoolse opvang? Het gaat om de kosten die gemoeid zijn met administratieve en organisatorische lasten. Er is gevraagd naar het geld dat men daar tot nu toe voor heeft uitgegeven, het totale bedrag dus dat voor organisatorische en administratieve zaken is uitgegeven (bijvoorbeeld inhuur externen). Deze vraag is voorgelegd aan schooldirecties en aan schoolbesturen.

Tabel 3.5: Kosten per jaar voorbereiding en uitvoering: scholen in stadium 2, 3 en 4 volgens volgens schoolbesturen schooldirecties (N = 103) (N = 353) Niets uitgegeven 67% 54% Voorbereiding
2000 1% 13% Totaal 30% 48%
13

Tabel 3.5: Kosten per jaar voorbereiding en uitvoering: scholen in stadium 2, 3 en 4 (vervolg) volgens volgens schoolbesturen schooldirecties (N = 103) (N = 353) Uitvoering
2000 0% 2% Totaal 7% 6%

De scholen die kosten hebben gemaakt, hebben volgens eigen opgave gemiddeld 1.451,-- uitgegeven. Het gaat hier om 46% van het totaal aantal scholen; de overige 54% heeft geen uitgaven gedaan. Als we de scholen die niets hebben uitgegeven meenemen bij het berekenen van het gemiddelde bedrag per school, komen we op een gemiddelde van 668,--. Volgens de schoolbesturen liggen de kosten lager. Een op de drie besturen (33%) zegt dat er tot nu toe kosten zijn gemaakt voor buitenschoolse opvang, het gemiddelde bedrag is 617,-- per school. Het gemiddelde voor heel Nederland zou dan 203,-- zijn. Bij de nulmeting kwamen we uit op een gemiddelde van 142,-- per jaar.

Verreweg de meeste kosten zijn gemaakt bij de voorbereiding van buitenschoolse opvang. Volgens de scholen is 79% besteed aan de voorbereiding, volgens de besturen 86%. Dit betekent niet dat er vanaf het volgende schooljaar weinig kosten meer gemaakt zullen worden. We hebben gezien dat scholen in stadium 4 nog steeds veel aandacht besteden aan voorbereidende activiteiten.

Prognose
Er is een groot verschil tussen de kosten zoals opgegeven door de scholen en door de schoolbesturen. Het is daarom lastig een prognose te maken van de kosten. We houden ons bij de tot nu toe gemaakte kosten. Als we de gemiddelde bedragen vermenigvuldigen met het aantal scholen, komen we op de volgende landelijke bedragen:

Tabel 3.6: Kosten voorbereiding en uitvoering buitenschoolse opvang volgens schoolbesturen volgens schooldirecties (N = 103) (N = 353) gem. totaal gem. totaal voorbereiding 175,- 1.216.950,00 487,- 3.386.598,00 uitvoering 28,- 194.712,00 130,- 904.020,00 Totaal 203,- 1.411.662,00 617,- 4.290.618,00

De schatting van de totale kosten loopt uiteen van 1,4 miljoen (volgens schoolbesturen) tot
4,3 miljoen (volgens de scholen). Dit geldt zowel voor de kosten van de voorbereiding als voor de structurele kosten.

14

4. Conclusies

In dit verslag worden de resultaten van de tweede meting gepresenteerd. Hieronder presenteren we puntsgewijs de voorlopige conclusies.


· Bijna alle scholen waren in de eerste helft van 2007 bezig met de voorbereidingen van buitenschoolse opvang. Na maart had bijna de helft de voorbereidingen inmiddels afgerond.
· De organisatorische en administratieve taken worden meestal door de schooldirectie uitgevoerd (ongeveer 70%) en in de tweede plaats door het schoolbestuur (volgens ruim 60% van de besturen, en volgens ruim 40% van de scholen). Andere partijen dan schooldirectie en schoolbestuur lijken geen belangrijke rol te spelen.
· Scholen die in het voorbereidende stadium verkeren, besteedden in de periode januari ­ juli 2007 wekelijks gemiddeld ruim 2 uur aan de administratieve en organisatorische lasten die te maken hebben met het voorbereiden van BSO. Het is voornamelijk de directie die deze tijd besteedt; onderwijzend en ondersteunend personeel worden door sommige scholen ingeschakeld voor kleine taken in dit verband. Ook scholen die al met de uitvoering van BSO zijn begonnen besteden wekelijks ruim 2 uur. Ten tijde van de nulmeting was dat aanzienlijk meer. Deze scholen besteedden toen ongeveer 5 uur per week aan BSO. Mogelijk is er juist aan het begin van het schooljaar veel tijd geïnvesteerd en in de loop van het jaar minder. Besturen besteden eigenlijk alleen tijd aan BSO in de voorbereidende fase: ongeveer 1 uur per school per week.

· In het voorbereidende stadium wordt vooral tijd besteed aan het verzamelen van informatie en aan het peilen van de behoeften van ouders. Daarnaast vraagt het overleg met de aanbieders van buitenschoolse opvang de nodige tijd. In het uitvoerende stadium vraagt de organisatie van BSO minder tijd. De meeste tijd gaat op aan registratie en verslaglegging en aan overleg, vooral met aanbieders van BSO.

· Op basis van de tweede meting hebben we een prognose berekend voor de tijdsinvestering ten behoeve van buitenschoolse opvang. Voor de incidentele tijdsbesteding zijn we uitgegaan van de scholen die nog in de voorbereidende fase zitten. Voor een heel schooljaar zou voor heel Nederland 371 fte nodig zijn op schoolniveau en 205 fte op bestuursniveau (per school). In totaal is dit 576 fte. Bij de schatting van de structurele tijdsbesteding zijn we uitgegaan van de scholen die al begonnen zijn met de uitvoering. Deze schatten we op 372 fte op schoolniveau en 10 fte op bestuurniveau. In totaal zou dus structureel jaarlijks 382 fte nodig zijn. Bij de nulmeting kwamen we tot een veel hogere schatting van de kosten, vooral van de structurele kosten.

· De scholen die al bezig zijn met voorbereiden of uitvoeren zeggen tot nu toe gemiddeld 668,-- per jaar te hebben besteed aan de administratieve en organisatorische lasten die te maken hebben met het voorbereiden en/of uitvoeren van BSO. Volgens de besturen ligt bedrag aanzienlijk lager, namelijk op 203,--. Bij de nulmeting kwamen we uit op een gemiddelde van 142,-- per jaar.


15

Bijlage 1 Tijdsbesteding per activiteit, BSO en TSO

Tabel A: Voorbereiding buitenschoolse opvang (BSO): gemiddelde hoeveelheid bestede tijd per week in uren, januari ­ juli 2007 Activiteiten Scholen Besturen stadium 2 stadium 4 stadium 2 stadium 4 Administratie
verzamelen van informatie 0,42 0,13 0,40 0,04 behoeftepeiling onder ouders 0,58 0,14 0,22 0,00 opstellen planning, begroting 0,08 0,16 0,05 0,01 registratie en verslaglegging 0,19 0,12 0,05 0,00 overig 0,10 0,34 0,02 0,00 Communicatie met...
directie scholen 0,17 0,00 ouders/MR 0,11 0,14 0,02 0,01 leden team 0,09 0,06 0,01 0,00 aanbieders 0,26 0,14 0,09 0,00 andere partijen 0,06 0,01 0,03 0,00 overig 0,07 0,00 0,05 0,00 Overige activiteiten 0,00 0,14 0,08 0,00 Totaal* 1,96 1,37 1,18 0,06
* De totaalpercentages corresponderen met tabel 3.3a en 3.3b

Tabel B: Uitvoering buitenschoolse opvang (BSO): gemiddelde hoeveelheid bestede tijd per week in uren, januari ­ juli 2007 Activiteiten Scholen Besturen stadium 2 stadium 4 stadium 2 stadium 4 Administratie
registratie en verslaglegging 0,08 0,21 0,00 0,00 overig 0,01 0,00 0,00 0,00 Communicatie met...
directie scholen 0,01 0,00 ouders/MR 0,05 0,08 0,01 0,00 leden team 0,02 0,01 0,00 0,00 aanbieders 0,03 0,29 0,01 0,00 andere partijen 0,03 0,00 0,01 0,00 overig 0,02 0,15 0,00 0,00 Overige activiteiten 0,02 0,11 0,00 0,00 Totaal* 0,25 0,85 0,04 0,00
* De totaalpercentages corresponderen met tabel 3.3a en 3.3b


16

Tabel C: Uitvoering tussenschoolse opvang (TSO): gemiddelde hoeveelheid bestede tijd per week in uren, januari ­ juli 2007 Activiteiten Scholen Besturen Administratie
registratie en verslaglegging 0,44 0,00 overig 0,01 0,00 Communicatie met...
directie scholen 0,00 ouders/MR 0,21 0,02 leden team 0,06 0,00 aanbieders 0,14 0,17 andere partijen 0,02 0,02 overig 0,06 0,10 Overige activiteiten 0,11 0,23 Totaal 1,06 0,54


17

Bijlage 2 Non-responsonderzoek

Om na te gaan hoe representatief de responsgroep is voor de populatie van basisscholen in Nederland, hebben we een telefonisch non-responsonderzoek gehouden onder 100 directeuren uit de steekproef die niet hebben meegewerkt aan het onderzoek. Aan deze directeuren hebben we enkele vragen voorgelegd: over de redenen om niet deel te nemen en over de hoeveelheid tijd die ze besteden aan buitenschoolse opvang.

Tabel D: Redenen om niet deel te nemen aan het onderzoek Redenen Directeuren (pct.) Te druk/geen tijd 48 Vergeten 2 Inlogcode vragenlijst kwijt 1 Ik doe niet aan dit soort onderzoek mee 27 Ik vind het een onzin-onderzoek 3 Anders, nl.: 18
* School organiseert (nog) geen BSO 8
* Organisatie BSO is uitbesteed 4
* Overig (redenen die niet met onderzoek te maken hebben) 4 Weet niet/ geen antwoord 1 Totaal 100

Ongeveer de helft (48%) van de directeuren uit de non-responsgroep werkt niet mee omdat men voor het onderzoek geen tijd kan vrijmaken. Dan is er nog een tamelijk grote groep (27%) die überhaupt niet aan dit type onderzoek meewerkt en enkele directeuren die niet hebben meegedaan om praktische redenen (zoals het kwijtraken van de inlogcode ­ die overigens opnieuw opgevraagd kon worden).
Voor 15 van de 100 directeuren heeft de reden om deelname te weigeren direct met het onderzoek te maken: 3 directeuren vinden het een `onzin-onderzoek', 8 directeuren zeggen dat ze geen BSO organiseren en 4 dat de organisatie is uitbesteed. Ook van deze directeuren hadden we graag informatie gewild. Doordat zij niet meewerken, kunnen de resultaten een enigszins vertekend beeld geven van de werkelijkheid.

Om een indicatie te hebben krijgen van het verschil tussen de groep respondenten en non- respondenten, zijn enkele vragen gesteld over de tijd die is besteed aan buitenschoolse opvang. Deze vragen zijn niet beantwoord door de 27 directeuren die principieel niet aan dit type onderzoek meewerken en de 3 directeuren die het een onzin-onderzoek vinden. Van de overige 70 directeuren zegt 43% dat ze de afgelopen week geen tijd hebben besteed aan buitenschoolse opvang. Onder de respondenten lag dit percentage iets lager, namelijk 37%. De conclusie is dat de resultaten inderdaad enigszins vertekend zijn, hoeveel niet in grote mate. Hiervoor is gecorrigeerd bij de analyses.


18

Vervolgens is gevraagd hoeveel tijd men heeft besteed. Gemiddeld hebben de scholen in één week 1,62 per week besteed aan de voorbereidende fase en 0,31 uur aan de uitvoerende fase. Scholen die geen tijd hebben besteed zijn bij de berekening van dit gemiddelde meegenomen. De gemiddelde tijdsbesteding ligt dicht bij het gemiddelde uit de responsgroep. Die scholen besteedden 1,47 uur per week aan de voorbereidende fase en 0,28 uur per week aan de uitvoerende fase. Omdat de vraagstelling iets verschilt van de vraag aan de respondenten, is deze vraag niet gebruikt voor een correctie op de analyses.


19