Antwoord op Kamervragen over uitlatingen van minister Verburg (LNV)
Kamerstuk | 11-03-2008
De minister-president en de minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit hebben vragen beantwoord van de Tweede Kamerleden
Thieme en Ouwehand (beiden PvdD) over uitlatingen op het weblog van
minister Verburg.
Hierbij doe ik u toekomen, mede namens de minister van Landbouw,
Natuur en Voedselveiligheid, de antwoorden op de vragen van de leden
Thieme en Ouwehand (beiden PvdD) over het weblog van minister Verburg,
ingediend op 22 februari 2008, met nummer 2070812490.
De minister-president, Minister van Algemene Zaken,
mr.dr. J.P. Balkenende
Antwoord op schriftelijke vragen van de leden Thieme en Ouwehand
(beiden PvdD) aan de minister-president, minister van Algemene Zaken
en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de
uitlatingen op het weblog van minister Verburg op de website van het
ministerie van LNV. (Ingezonden 22 februari 2008, nr. 2070812490)
1.
Heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit haar weblog
"LNV-ers leveren huzarenstukje 1)" zelf geschreven? Zo ja, is het
volgens de minister-president, minister van Algemene Zaken wenselijk
dat een minister partijpolitieke uitlatingen doet en waarom? Zo neen,
kunt u aangeven of het wenselijk is dat tekstschrijvers namens de
minister partijpolitieke uitlatingen doen?
Ja, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is zelf
verantwoordelijk voor de tekst van haar weblog.
Een bewindspersoon is, behalve lid van het kabinet, ook
partijpoliticus. Vanuit die rol kan een minister bijdragen aan
gedachtevorming in partijverband over de lange termijn, zolang
duidelijk is dat dit in dat verband en in die context plaatsvindt.
2.
Is het gebruikelijk dat een minister zich in partijpolitieke zin
uitlaat over de bijdragen die geleverd zijn door specifieke deelnemers
aan het debat? Zo ja, welke criteria of richtlijnen worden gesteld aan
het kunnen doen van partijpolitieke uitspraken en kan de
minister-president, minister van Algemene Zaken op basis hiervan
aangeven of de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit deze
criteria al dan niet heeft nageleefd? Zo neen, kunt u aangeven of u de
inhoud van het weblog en het doen van partijpolitieke uitspraken in
een weblog afwijst?
3.
Acht de minister-president, minister van Algemene Zaken het doen van
partijpolitieke uitlatingen op de officiële website van een ministerie
wenselijk, gebruikelijk en toelaatbaar? Zo ja, waarom en hoe verhoudt
zich dat tot het takenpakket van ministers c.q ministeries? Zo neen,
waarom niet en op welke wijze kan de minister-president, minister van
Algemene Zaken voorkomen dat ministers partijpolitieke uitlatingen
doen op de websites van hun ministeries?
Het is niet gebruikelijk, noch gewenst dat een bewindspersoon zich in
partijpolitieke zin uitlaat, anders dan in de onder het antwoord op
vraag 1 beschreven omstandigheden.
Voor het weblog van een bewindspersoon geldt derhalve dat wanneer deze
onderdeel is van de departementale website, hierin geen
partijpolitieke uitspraken worden gedaan. De opmerkingen van minister
Verburg in de bewuste aflevering van haar weblog over het debat over
de Nota Dierenwelzijn beschouw ik echter niet als partijpolitiek van
aard.
4.
Kan de minister-president, minister van Algemene Zaken uiteenzetten
vanuit welk oogpunt een lid van het kabinet zich in kwalitatieve zin
kan uitlaten over debatbijdragen van specifieke partijen? Is het
daarbij geoorloofd kwalificaties van afkeuring te uiten?
5.
Kan de minister-president, minister van Algemene Zaken uiteenzetten of
er sprake is van een kabinetsstandpunt wanneer een minister zich een
oordeel aanmeet over de wijze waarop wordt gedebatteerd en
veronderstellingen uit over het oordeel dat kiezers van een specifieke
partij daarover zouden kunnen hebben? Zo ja, acht hij het bedrijven
van partijpolitiek verenigbaar met het ministersambt? Zo neen, op
welke wijze vallen de uitlatingen van de minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit dan te duiden?
15.
Acht de minister-president, minister van Algemene Zaken het, gezien
het voorgaande, waar, terecht en wenselijk dat de minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit haar weblog op de officiële
website van het ministerie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van
gebruikt voor het geven van een speculatief waardeoordeel over de
Partij voor de Dieren en de overwegingen van haar kiezers?
In haar weblog merkt de minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit op het jammer te vinden dat de Partij voor de Dieren
niet deelnam aan het debat, vanuit het perspectief van de burgers die
op de Partij voor de Dieren hebben gestemd. Ik zie hierin geen
uitlating in kwalitatieve zin in over de debatbijdrage van een
specifieke partij. Door zich te verplaatsen in deze burgers toont de
minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit juist oprechte
betrokkenheid bij al die mensen die zich bezorgd getoond hebben over
het welzijn van de dieren in Nederland. Tevens laat zij hiermee zien
deze zorgen serieus te nemen.
6.
Kan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uiteenzetten
op basis waarvan zij stelt dat de Partij voor de Dieren "niet deelnam
aan het debat" en op grond waarvan zij tot deze kwalificatie is
overgegaan?
7.
Is het de minister-president, minister van Algemene Zaken en de
minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bekend dat op basis
van de Handelingen valt vast te stellen dat de Partij voor de Dieren
als enige fractie met twee leden deelnam aan het debat en dat deze
leden gezamenlijk 4.198 woorden hebben bijgedragen aan het debat in de
eerste termijn en 2.185 woorden in de tweede termijn (exclusief het
indienen van moties)?
8.
Is het de minister-president, minister van Algemene Zaken en de
minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bekend dat in totaal
door de politieke partijen 70.435 woorden zijn bijgedragen aan het
debat over de nota Dierenwelzijn en dat de leden van de Partij voor de
Dieren dus ruim 9% van de debatbijdrage van de Kamer hebben geleverd,
terwijl zij gezien de zetelverdeling logischerwijs verantwoordelijk
zouden zijn voor 1,3%?
9.
Kan de minister-president, minister van Algemene Zaken uiteenzetten of
hij het op basis van deze kwantitatieve berekening terecht vindt dat
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in haar weblog
opmerkt dat de Partij voor de Dieren geen bijdrage heeft willen
leveren aan het debat? Zo ja, waarom? Zo neen, op welke wijze gaat u
hij de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aanspreken op
het verspreiden van onjuiste en tendentieuze informatie en binnen
welke termijn?
14.
Hoe beoordeelt de minister-president, minister van Algemene Zaken
uitspraak van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit dat
'het voor burgers die speciaal op de partij voor de dieren hebben
gestemd een enorme teleurstelling moet zijn dat, juist als het debat
over welzijn en gezondheid van dieren gaat, 'hun' partij niet meedoet
aan het debat'?
17.
Wat bedoelt de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met
haar zinsnede "dat de Partij voor de Dieren niet deelnam aan het
debat"? Kan de minister aangeven of die kwalificatie louter gebaseerd
is op een waardeoordeel over de wijze waarop de Partij voor de Dieren
deelnam aan het debat, of heeft zij tijdens het debat mogelijk niet
opgelet en verzuimd de handelingen hierop na te slaan?
18.
Kan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uiteenzetten
waarom zij in haar weblog de volgende constatering wil delen met de
lezers: 'het moet voor burgers die speciaal op de partij hebben
gestemd een enorme teleurstelling zijn dat, juist als het debat over
welzijn en gezondheid van dieren gaat, 'hun' partij niet meedoet aan
het debat'? Kan de minister aangeven waarop zij deze negatieve
kwalificatie van de Partij voor de Dieren baseert?
Met "niet deelnam aan het debat" bedoelt de minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit dat de Partij voor de Dieren in eerste
termijn haar spreektijd alleen heeft gebruikt voor het stellen van één
algemene vraag en haar spreektijd in de tweede termijn geheel heeft
gebruikt voor het oplezen van 41 Kamermoties. Zij stelt daarom vast
dat de Partij voor de Dieren een relatief weinig actieve rol heeft
gespeeld in het debat over de nota Dierenwelzijn. Daarmee wil zij
niet gezegd hebben dat de Partij voor de Dieren op geen enkel moment
het woord zou hebben gevoerd. Dit is wel gebeurd, zoals ook blijkt uit
de Handelingen van uw Kamer.
Overigens merk ik op dat de minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit ook tijdens het debat zelf al heeft gewezen op het
belang van het debat in de rolverdeling tussen Kamer en regering.
Daarbij heeft de minister erop gewezen dat zij het noodzakelijk acht
dat er een gedachtewisseling, een debat plaatsvindt waarin Kamer en
regering elkaar op basis van argumenten proberen te overtuigen, met
een zorgvuldig hoor en wederhoor. De minister gaf aan het juist daarom
zo jammer te vinden dat zo'n debat op dit punt niet heeft kunnen
plaatsvinden.
10.
Is het beide bewindslieden bekend dat de Partij voor de Dieren
voorafgaand aan het debat, in een schriftelijk overleg met de minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 358 vragen van de in totaal
478 vragen van alle politieke partijen tezamen heeft gesteld; 75% van
het totaal?
Ja.
11.
Is het bij de minister-president, minister van Algemene Zaken bekend
dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het grootste
deel van de vragen heeft geclusterd in zeer algemene antwoorden en dat
zij nauwelijks tot niet inhoudelijk is ingegaan op de door de
vraagstellers geconstateerde onduidelijkheden, knelpunten, omissies en
tegenstrijdigheden in de Nota Dierenwelzijn? Wat is daarover uw
oordeel?
Gezien de aard en de hoeveelheid schriftelijke vragen naar aanleiding
van de Nota Dierenwelzijn was het logisch om vragen die betrekking
hadden op hetzelfde onderwerp zoveel mogelijk te clusteren. Hierdoor
kon tevens ook de samenhang in de antwoorden beter worden bewaakt en
werd versnippering voorkomen. De inhoudelijke kwaliteit van de
antwoorden was van een adequaat niveau.
12.
Is het bij de minister-president, minister van Algemene Zaken bekend
dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ook in het
mondelinge debat over de Nota Dierenwelzijn niet is ingegaan op de
vele schriftelijke vragen en overwegingen van de Partij voor de Dieren
en de andere politieke partijen? Wat is daarover uw oordeel?
Het vooraf stellen van schriftelijke vragen heeft tot doel de
kwaliteit van het debat te verhogen en het de leden van uw Kamer
mogelijk te maken om alvast standpunten in te nemen. Het is niet
gebruikelijk dat een bewindspersoon tijdens het behandelen van een
nota alsnog mondeling ingaat op vooraf gestelde schriftelijke vragen.
Het is mij bekend dat het debat met uw Kamer over de Nota
Dierenwelzijn ruim 15 uren geduurd heeft. Een fors deel van die tijd
is door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit besteed
aan de vele mondelinge vragen van alle betrokken politieke partijen.
Ik wil daarbij opmerken dat de minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit op alle opmerkingen, vragen en moties van de Partij
voor de Dieren een reactie heeft gegeven. Gezien de tijd die haar ter
beschikking stond heeft de minister zich bekwaam en gewetensvol van
haar taak gekweten.
13.
Acht de minister-president, minister van Algemene Zaken gezien deze
gebrekkige en incomplete beantwoording van vragen vanuit de Kamer het
wenselijk en terecht dat de minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit spreekt van een 'huzarenstukje' van haar ambtenaren?
Het 'huzarenstukje' van haar ambtenaren heeft betrekking op de
constatering door de minister dat op de Nota Dierenwelzijn nauwelijks
wijzigingen zijn aangebracht, ondanks de veelheid van moties en
vragen. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat de Nota kan
rekenen op een breed draagvlak binnen uw Kamer. Tegen die achtergrond
geeft de minister in haar weblog een compliment aan haar ambtenaren.
16.
Deelt minister-president, minister van Algemene Zaken het vermoeden
dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit elke
mogelijkheid aangrijpt om de Partij voor de Dieren in een kwaad
daglicht te stellen en hierbij grijpt naar middelen die een minister
onwaardig zijn? Zo ja, op welke wijze gaat hij de minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aanspreken en hoe is hij
voornemens om dit soort praktijken in de toekomst te voorkomen? Zo
neen, waarom niet en hoe verhoudt dit zich dit tot eerdere reprimandes
van zijn kant van leden van het kabinet?
Nee. Reprimandes zijn daarom op geen enkele manier aan de orde.
19.
Kan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uiteenzetten
wat bedoeld wordt met de zin: "De pakweg dertig wilde dieren in het
circus mogen blijven doen waar zij goed en gelukkig in zijn en daarmee
duizenden mensen en vooral kinderen vermaken"?
20.
Waarop baseert de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
dat er slechts 30 wilde dieren worden gebruikt in circussen in
Nederland? Kan zij hierbij een overzicht produceren van de in
Nederland optredende (wilde) dieren in circussen, hun aantallen en de
frequentie waarmee zij Nederland aandoen?
21.
Hoe is de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tot de
conclusie gekomen dat wilde dieren in circussen doen waar ze "goed en
gelukkig in zijn"? Kan zij daarvan een wetenschappelijke onderbouwing
geven? Zo neen, op basis van welke informatie doet zij deze uitspraak
over wilde dieren in circussen?
22.
Kan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uiteenzetten
of zij met haar uitspraak een voorschot wil nemen op het zojuist
ingezette onderzoek naar het welzijn van wilde dieren in het circus?
Zo ja, waarom en hoe verhoudt zich dit tot het zojuist gestarte
onderzoek en de daarin gehanteerde vraagstelling? Zo neen, waarom
niet?
23.
Kan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uiteenzetten
of zij de uitkomsten van het onderzoek wenst te beïnvloeden door het
doen van deze uitspraak en door het afzetten van het aantal dieren
tegen het aantal bezoekers van het circus, daarmee het probleem
bagatelliserend?
De Animal Science Group van Wageningen Universiteit en Researchcentrum
heeft onlangs een eerste inventarisatie gedaan naar de situatie van
circusdieren, waarbij ook is gekeken naar het aantal dieren. In
totaal worden in Nederlandse circussen zo'n honderd dieren gebruikt,
waarvan er een dertigtal aan te duiden zijn als 'wilde dieren'. Als
bijlage treft u aan een tabel met de resultaten van deze eerste
inventarisatie.
Het tweede deel van deze zin refereert aan de positieve, persoonlijke
associatie van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
bij het circus, waarvan optredende dieren van oudsher deel uit maken,
een positieve associatie die de minister deelt met talloze
landgenoten. Dit laat onverlet de toezegging aan uw Kamer inzake het
onderzoek naar het welzijn van circusdieren, waarvan het
projectvoorstel u is toegestuurd op 19 februari jl. Ik wil hier graag
benadrukken dat de wetenschappelijke onafhankelijkheid en integriteit
van de Animal Science Group, ook wat betreft dit onderzoek, op geen
enkele manier ter discussie staat.
24.
Is de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bereid in het
vervolg af te zien van diffamerende en/of feitelijk onjuiste
partijpolitieke uitspraken zoals in casu gedaan? Zo neen, waarom niet?
In het licht van de antwoorden op de voorgaande vragen moge duidelijk
zijn dat de minister-president en de minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit van opvatting zijn dat de tekst op het weblog van de
minister op geen enkele manier diffamerend is of feitelijk onjuiste
partijpolitieke uitspraken bevat.
1) http://www.minlnv.nl/, 18 februari 2008
http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1647800&_dad=portal&
_schema=PORTAL&p_news_item_id=23078
Ministerie van Algemene Zaken