Ministerie van Buitenlandse Zaken

Beantwoording vragen van het lid Peters over de situatie in Afghanistan en Pakistan n.a.v. rapporten van de Afghan Study Group en het Center on International Cooperation (http://www.minbuza.nl:80/nl/actueel/brievenparlement,2008/03/Beantwoording-vragen-van-het-lid-Peters-over-de-si.html) 11-03-2008 |

Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Peters over de situatie in Afghanistan en Pakistan naar aanleiding van de rapporten van de Afghan Study Group en het Center on International Cooperation. Deze vragen werden ingezonden op 19 februari 2008 met kenmerk 2070812020.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Drs. A.G. Koenders

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van
Buitenlandse Zaken, en de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het
lid Peters
(Groenlinks) over de situatie
in Afghanistan en Pakistan naar aanleiding van de rapporten van de Afghan Study Group en het Center on International Cooperation.

Vraag 1

Kent u de aanbevelingen van het Center on International Cooperation, ' Counter-narcotics to Stabilize Afghanistan: the false promise of crop eradication' van 6 februari jl. die o.a. oproepen tot de ontwikkeling van een nieuwe antidrugsstrategie voor de Afghaanse overheid en de internationale gemeenschap? 1) Deelt u de analyse dat de huidige antidrugsstrategie ontoereikend is? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Ja, ik ben bekend met de aanbevelingen van het Center on International Cooperation. Het rapport werd uitgebracht in aanloop naar de Joint Coordinating and Monitoring Board (JCMB) vergadering te Tokio. Tijdens de JCMB, waar drugsbestrijding hoog op de agenda stond, werd door de internationale gemeenschap en de Afghaanse overheid geconstateerd dat de nationale drugsstrat egie op zich goed is, maar dat de uitvoering ervan te wensen over laat. In de komende periode zal hier meer aandacht aan moeten worden besteed. Provinciale overheden zullen hierbij een grotere verantwoordelijkheid toegekend krijgen.

De Afghaanse overheid en de internationale gemeenschap bevestigden dat de inzet op het gebied van drugsbestrijding zal worden geïntensiveerd.

Vraag 2
Wat is uw reactie op de concrete aanbeveling dat NAVO en Afghaanse troepen zich meer gericht moeten bezighouden met de rechtstreekse interdictie van grote drughandelaren en -konvooien? In hoeverre verschilt dit pleidooi van uw inzet voor een betere invulling door ISAF van de ondersteuning bij antidrugsactiviteiten, zoals beschreven in de laatste periodieke stand van zakenbrief? Welke factoren verzetten zich tegen opname van interdictieactiviteiten in het mandaat van ISAF opdat ISAF zich niet alleen hoeft te beperken tot opleiding en uitwisseling van informatie? Hoe staat de Afghaanse overheid tegenover een meer directe rol van ISAF en/of de NAVO bij interdictie?

Antwoord

Het doel van de ISAF missie is het ondersteunen van de Afghaanse overheid, zodat de Afghanen zelf zorg kunnen dragen voor bestuur en veiligheid. Het is dan ook niet de taak van ISAF-eenheden om zelf counter narcotics operaties uit te voeren. Evenmin is het de taak van ISAF om fysiek deel te nemen aan verdelgingscampagnes, maar slechts in extremis support te verlenen. Zoals genoemd in de Kamerbrief van 15 februari jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 295) worden de mogelijkheden om ondersteunende activiteiten op het gebied van interdictie te intensiveren verkend. SACEUR heeft aanvullende richtlijnen verstrekt aan ISAF om de bestaande key supporting task ten aanzien van counter-narcotics operaties nader te verduidelijken. Naar aanleiding van deze richtlijnen wordt binnen ISAF gewerkt aan een betere invulling van de ondersteuning bij CN-activiteiten. Mogelijkheden hierin kunnen onder andere zijn het uitwisselen van informatie, betere coördinatie en afstemming tussen de belangrijkste spelers op dit gebied, het beschikbaar stellen van transport en het versneld opleiden en trainen van de Counter Narcotics Police Afghanistan. Een verruiming van het ISAF-mandaat is hierbij nadrukkelijk niet aan de orde.

In dezelfde brief wordt kenbaar gemaakt dat de Amerikaanse Drug Enforcement Administration (DEA, onderdeel van het Amerikaanse ministerie van Justitie) op korte termijn een verkenningsmissie in Uruzgan zal uitvoeren ter ondersteuning van de Afghaanse overheid. De Afghaanse regering en DEA willen mogelijk enkele Afghaanse en DEA-agenten in Uruzgan ontplooien en zouden deze mogelijk bij Kamp Holland willen vestigen. De primaire taak van dit team wordt het verzamelen van informatie, met name ter ondersteuning van de Afghaanse autoriteiten bij het identificeren van regionaal invloedrijke leiders van drugskartels. Het team zal geen taken hebben op het gebied van verdelging. De regering staat positief tegenover deze samenwerking, die goed zal worden ingebed in de bestaande structuren.

Vraag 3
Wat is uw reactie op de aanbeveling dat maatregelen nodig zijn voor de verzoening en re-integratie van producenten en handelaren die bereid zijn hun illegale drugsactiviteiten te staken? Ziet u mogelijkheden om dit pleidooi te steunen? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

De Afghaanse regering streeft naar een gebalanceerde aanpak van de bestrijding van de papaverteelt. Interdictie (daaronder begrepen het strafrechtelijk vervolgen van drugshandelaren) en het terugdringen van de papaverteelt maken hiervan deel uit. Alleen een brede benadering kan leiden tot een duurzame en effectieve oplossing van het drugsprobleem. Nederland ondersteunt de brede benadering zoals vastgelegd in de Afghaanse drugsstrategie. Of verzoening hiervan een onderdeel zou moeten uitmaken is in de eerste plaats aan de Afghaanse regering. Voor wat betreft re-integratie moet worden opgemerkt dat wil dit duurzaam kunnen plaatsvinden er een voldoende mate van economische ontwikkeling mogelijk moet zijn. Nederland draagt hier in Uruzgan op verschillende manieren aan bij, onder andere door het opzetten van alternatieve productieketens, infrastructuur, onderwijs en microkredieten.

Vraag 4
Wat is uw reactie op de aanbeveling dat het Afghaanse ministerie van Binnenlandse zaken door alle linies heen hervormd dient te worden met het oog op verwijdering van corrupte ambtenaren? Welke activiteiten worden in deze richting reeds ondernomen? Welke rol speelt Nederland daarbij? Ziet u mogelijkheden om deze hervormingen te versterken? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Nederland erkent de noodzaak van een geïntegreerd Afghaans anti-corruptiebeleid en het belang van versterking van zwakke overheidsinstellingen, waaronder het Afghaanse ministerie van Binnenlandse Zaken. Op dit gebied is al veel bereikt, o.a. middels het zogenaamde 'Pay and Rank Reform' programma, dat de benoeming van politieofficieren van hoog tot laag heeft doorgelicht en aan objectieve criteria heeft verbonden. Daarnaast zijn verschillende initiatieven gaande in het kader van het Law and Order Trustfund (LOTFA) onder beheer van UNDP, en binnen het Amerikaanse Combined Security Transition Command ­ Afghanistan (CSCT-A) om de interne controle enn aansturing binnen het ministerie van Binnenlandse Zaken te verbeteren. Tenslotte voorziet ook EUPOL in adviseurs en mentoren om het ministerie van binnenuit te versterken. Het betreft hier echter een grote taak die nog geruime tijd zal vergen, zoals vergelijking met de buurlanden van Afghanistan zal bevestigen.

Aanvullende maatregelen op zowel centraal als provinciaal niveau blijven dan ook nodig om de legitimiteit van de Afghaanse overheid te versterken en te voldoen aan de voorwaarden zoals vastgelegd in het Afghanistan Compact. Nederland ondersteunt de opbouw van de Afghaanse overheidsinstellingen onder andere via bijdragen aan het Afghanistan Reconstruction Trust Fund en draagt in Uruzgan concreet bij aan het versterken van het politieapparaat. Op landelijk niveau kanaliseert Nederland de eigen inbreng via de geëigende fora als EUPOL en LOTFA.

Vraag 5

Wat is uw reactie op de aanbevelingen van de Afghan Study Group 2) waarin wordt opgeroepen tot een regionaal plan voor de grensstreek met Pakistan waarbij zowel de Afghaanse als de Pakistaanse autoriteiten betrokken zijn en dat meer behelst dan militaire samenwerking? Deelt u de analyse dat een gezamenlijke regionale aanpak op ook niet-militaire niveaus noodzakelijk is voor de stabilisatie van Afghanistan? Deelt u de mening dat initiatieven als presidenti ële ontmoetingen, jirga's en studiebeurzen zoals beschreven in de stand van zakenbrief onvoldoende zijn voor versterking van de Afghaans-Pakistaanse samenwerking? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe kunnen Nederland en de internationale gemeenschap een meer regionale aanpak bevorderen?

Antwoord

Nederland onderschrijft de noodzaak tot intensievere samenwerking tussen de Afghaanse en Pakistaanse regering ten aanzien van de grensregio. Voor een effectieve aanpak is een breed instrumentarium vereist dat naast maatregelen tegen grensoverschrijding door extremistische groeperingen onder andere sociaal-economische wederopbouw op basis van politieke hervormingen in de regio omvat. De internationale gemeenschap bepleit het belang daarvan telkenmale en heeft hiertoe reeds een aantal trilaterale initiatieven genomen.

Vraag 6

Hoe oordeelt u over de huidige Amerikaanse inspanningen in de Pakistaanse FATA-regio?

Antwoord

De Amerikaanse inspanningen richten zich onder andere op versterking van bestuurscapaciteit op provinciaal niveau (FATA-secretariaat) en op sociaal-economische ontwikkeling in de FATA-regio, op basis van een door Pakistan opgesteld 'FATA sustainable development plan'.

De recente aandacht voor brede ontwikkeling in de FATA en de Amerikaanse financiering is een goede zaak, vooral als deze onderdeel zijn van politie-economische hervormingen in de regio. Dit geldt ook voor het FATA sustainable development plan en de bereidheid van de Pakistaanse regering om ook een groot deel van de financiering van dit plan op zich te nemen. Economische kansen voor de FATA bevolking en onderwijs zijn belangrijk voor het tegengaan van extremisme. Armoede is een belangrijke reden voor de groei van aanhang van militante groepen, waar drugs en wapensmokkel voor inkomen zorgen.

Vraag 7

Deelt u de mening van de Afghan Study Group dat de Pakistaanse autoriteiten het normale constitutionele bestuur naar FATA dienen uit te breiden door afschaffing van het separate oud-koloniale regime? Zo ja, welke rol kunnen de internationale gemeenschap en Nederland daarbij spelen?

Antwoord

Politieke en bestuurlijke hervormingen zijn inderdaad noodzakelijk voor de ontwikkeling van de FATA. Hiervoor zijn verschillende aanknopingspunten, zoals bijvoorbeeld een studie van een Pakistaanse parlementaire commissie die hierover aanbevelingen deed. Donoren kunnen hervormingsinitiatieven aanmoedigen in hun dialoog met de betrokken autoriteiten. Wellicht dienen zich hiervoor kansen aan wanneer een nieuwe federale en provinciale NWFP regering tot stand komt.

Vraag 8

Deelt u de mening van de Afghan Study Group dat de internationale gemeenschap de Afghaanse autoriteiten moet aanmoedigen om de Durand Line als grens met Pakistan te accepteren? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

Het vraagstuk van de erkenning door Afghanistan van de Durandlijn is een onderwerp van discussie tussen Afghanistan en Pakistan, dat naar wederzijdse tevredenheid moet worden opgelost. Goede bilaterale betrekkingen en intensieve samenwerking tussen Pakistan en Afghanistan zijn immers van groot belang voor het aanpakken van grensoverschrijding door extremistische groeperingen.

Vraag 9

Hoe staat het met de Advisory Panel on Presidential Appointments? Welke donoren geven hieraan steun? In hoeverre is het in staat effectief en gezaghebbend te functioneren?

Antwoord

In september 2006 tekende president Karzai het decreet voor het instellen van het Appointments Advisory Panel. Dit panel moet president Karzai adviseren over alle seniore benoemingen onder het niveau van minister. De president heeft echter de procedureregels en praktische faciliteiten van het panel nog niet goedgekeurd en tot op heden is het panel slechts bij een beperkt aantal van seniore benoemingen betrokken. De internationale gemeenschap, inclusief Nederland, blijft bij de Afghaanse autoriteiten aandringen op een transparant en onafhankelijk panel dat daadwerkelijk bij alle seniore overheidsbenoemingen wordt betrokken, conform de afspraken in het Afghanistan Compact.

Gezien de huidige stand van zaken zijn donoren terughoudend met betrekking tot financiering van het panel. Nederland draagt dit jaar conform de toezeggingen tijdens de Londen Conferentie in 2006 wederom 25 miljoen euro bij aan het ARTF, welke bijdrage voor een groot deel wordt ingezet voor de opbouw van de Afghaanse overheid. Op dit moment wordt evenwel geen specifieke bijdrage ten behoeve van het Appointments Advisory Panel overwogen.

Vraag 10

Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het eerstkomende algemeen overleg over de stand van zakenbrief over Afghanistan?

Antwoord

Ja.


1) http:\\www.cic.nyu.edu/afghanistan/


2) Dit rapport wordt besproken in de stand van zaken brief over Afghanistan van 15 februari 2008.