Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Antwoorden op kamervragen over het weren van vandalen en
overlastgevenden in het openbaar vervoer
7 maart 2008
Antwoorden op kamervragen van de leden Kuiken en Roefs (beiden PvdA)
aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van
Justitie en de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over het
weren van vandalen en overlastgevenden in het openbaar vervoer.
(Ingezonden 12 februari 2008)
1. Vraag
Kent u het bericht "Reisverbod vandaal" en `'Lastige reiziger
aangepakt'' over het voornemen van de gemeente Rotterdam om vandalen
en overlastgevenden uit het openbaar vervoer te weren? 1)
1. Antwoord
Ja.
2. Vraag
Deelt u de mening dat vandalisme zwaarder weegt dan de plicht tot
vervoeren, en dat vandalen en overlastgevenden een vervoersverbod
opgelegd moeten krijgen?
2. Antwoord
Het tegengaan van geweld tegen werknemers met een publieke taak, onder
wie de medewerkers van het openbaar vervoer, is een van de belangrijke
punten in het kabinetsbeleid. De opvatting dat geweld en vandalisme
onacceptabel zijn en effectief moeten worden aangepakt wordt dan ook
gedeeld. Het opleggen van een vervoersverbod is daartoe een van de
mogelijkheden. Een opgelegd reisverbod kan aan de rechter worden
voorgelegd die dan de omvang en duur van het reisverbod kan toetsen.
De opvatting dat vandalisme zwaarder weegt dan de plicht tot
vervoeren, moet echter steeds in iedere individuele zaak worden
getoetst. Dit volgt uit de beginselen van proportionaliteit en
subsidiariteit.
3. Vraag
Hebben de gemeente Rotterdam en andere gemeenten nu al de mogelijkheid
om dergelijke vandalen uit het openbaar vervoer te weren? Zo ja, bent
u bereid om gemeenten over deze mogelijkheid te informeren? Zo niet,
welke stappen gaat u ondernemen om er voor te zorgen dat gemeenten
deze maatregel wel in kunnen zetten?
3. Antwoord
Ja. De mogelijkheid tot het opleggen van een reisverbod bestaat op
basis van de Wet personenvervoer 2000. Op basis van artikel 72 van
deze wet is het verboden om zich in het openbaar vervoer dan wel in of
in de nabijheid van een station of halteplaats zodanig te gedragen dat
orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang wordt of kan worden
verstoord. De primaire verantwoordelijkheid om daar tegen op te treden
ligt bij de openbaar vervoerbedrijven zelf. Toezichthouders, waaronder
die door het vervoerbedrijf zijn aangewezen, zijn op grond van artikel
98 bevoegd het vervoerbewijs in te trekken en de reiziger zo nodig met
behulp van de sterke arm het gebruik van het openbaar vervoer te
ontzeggen.
Om de openbaar vervoerbedrijven over deze bevoegdheid en de toepassing
daarvan te informeren is in 2004 in het kader van het Aanvalsplan
sociale veiligheid openbaar vervoer de "Handreiking voor reis- en
verblijfsverboden in het openbaar vervoer" uitgebracht. Die
handreiking bevat onder andere een inventarisatie van de mogelijkheden
die de wetgeving biedt om op civiel-, straf-, en bestuursrechtelijke
basis reis- en verblijfsverboden op te leggen. In het vervolg
Aanvalsplan sociale veiligheid openbaar vervoer is aangekondigd dat in
de eerste helft van 2008 deze handreiking op basis van de opgedane
praktijkervaringen beter toepasbaar zal worden gemaakt en zo mogelijk
zal worden aangevuld met best practices. Daarin wordt ook de rol van
gemeente, politie en OM betrokken.
Daarnaast is in 2004 ook de "Handreiking lokale
veiligheidsarrangementen" verschenen, die bedoeld is voor lokale of
regionale partijen in OV-gebieden, die onveiligheid willen aanpakken
of een bepaald veiligheidsniveau willen handhaven of die specifiek
problemen in de samenwerking met partners in de keten ondervinden en
deze willen oplossen. Gemeenten en andere betrokkenen zullen actief
worden geattendeeerd op de herziene handleiding reis- en
verblijfsverboden, zodra deze gereed is.
4. Vraag
Vindt u het belangrijk dat vandalen en overlastgevenden snel worden
berecht en gestraft? Zo ja, op welke manier kan snelrecht worden
toepast om er voor te zorgen dat vandalen ook in het openbaar vervoer
snel worden gestraft? Zo neen, waarom niet?
4. Antwoord
Ja. Het is belangrijk dat zaken waarbij vandalen en overlastgevenden
betrokken zijn snel worden beslecht. Ik verwijs naar hetgeen de
minister van Justitie over het toepassen van snelrecht naar voren
heeft gebracht in het debat van 14 februari 2008 naar aanleiding van
het Algemeen Overleg op 31 januari 2008 inzake het programma
Veiligheid begint bij Voorkomen 2). Zowel met de Raad voor de
Rechtspraak als het College van procureurs-generaal wordt overlegd
over de toepassing, de consequenties en de complicaties hiervan.
Daarbij wordt de uitvoering van de motie Teeven (ingediend 14
februari) betrokken. 3)
5. Vraag
Vindt u het belangrijk dat vandalen zelf en anders hun ouders,
opdraaien voor de materiële en immateriële schade? Zo ja, op welke
manier vindt schadeverhaal in het openbaar vervoer plaats? Zo neen,
waarom niet?
5. Antwoord
Ja, in het strafrecht bestaat de mogelijkheid voor de benadeelde om
zich te voegen in de strafzaak. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om
via het civielrecht de schade te verhalen op de dader.
Vervoerbedrijven maken waar mogelijk gebruik van de mogelijkheid tot
schadeverhaal. Binnen het programma Veilige Publieke Taak loopt op dit
moment een verkenning naar de haalbaarheid van een gezamenlijke
letsel-/schade- en incassofaciliteit voor werkgevers met een publieke
taak, waaronder ook het openbaar vervoer valt. Ook wordt in de eerste
helft van 2008 bezien of schadeverhaal in geval van vandalisme in
brede zin efficiënter en effectiever kan. Daarbij zal het
schadeverhaal in het openbaar vervoer worden betrokken.
6. Vraag
Kunt u aangeven op welke manier slachtoffers, in dit geval de
trambestuurders, worden bijgestaan in het verwerken van de emotionele
schade en het afhandelen van de mogelijke immateriële schade?
6. Antwoord
Vervoerbedrijven hebben als werkgevers de verantwoordelijkheid voor de
opvang en ondersteuning van personeel dat slachtoffer is geworden van
bedreiging of geweld. Bedrijven hebben deze taak op grond van de
ARBO-wetgeving en hierop vindt controle plaats door de
Arbeidsinspectie. Dit betekent dat de verantwoordelijkheid voor de
ontwikkeling, implementatie en borging van het veiligheidsbeleid
binnen de bedrijfsvoering bij werkgevers ligt. Daarnaast zijn
werkgevers verantwoordelijk voor het afleggen van verantwoording over
gemaakte keuzen en de resultaten van het veiligheidsbeleid. Voor wat
betreft de afhandeling van mogelijke immateriële schade wordt verwezen
naar de beantwoording bij vraag 5.
7. Vraag
Kunt u concreet aangeven welke maatregelen in het wetsvoorstel
´´Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast´´ en
in het actieplan ´´Overlast en verloedering´´ worden opgenomen om
vandalisme en overlast in het openbaar vervoer aan te pakken?
7. Antwoord
Door de maatregelen uit het Aanvalsplan sociale veiligheid openbaar
vervoer uit 2002 is de veiligheid in en rondom het openbaar vervoer
verbeterd en reizigers en personeel beoordelen de veiligheid
positiever. Het vervolg Aanvalsplan sociale veiligheid openbaar
vervoer, dat op 17 oktober 2007 aan uw Kamer is verstuurd, is bedoeld
om op een aantal gebieden nog een extra impuls te geven.
Terwijl het (vervolg) Aanvalsplan sociale veiligheid openbaar vervoer
specifiek is gericht op het openbaar vervoer, zien het actieplan
overlast en verloedering en het wetsvoorstel maatregelen bestrijding
voetbalvandalisme en ernstige overlast vooral op de aanpak van
overlast in het publieke domein. Deze plannen bevatten dan ook geen
specifieke maatregelen op het terrein van bestrijding van vandalisme
en overlast die gericht zijn op het openbaar vervoer.
1) de Volkskrant en AD, 7 februari 2008
2) Verslag Tweede Kamer, 54e vergadering, donderdag 14 februari 2008
3) TK, 2007-2008, 28684, nr. 125.