Gepubliceerd op 15 februari 2008
UvA-kunsthistoricus werpt nieuw licht op kunsthandel aan eind Gouden Eeuw
Gepubliceerd op 15 februari 2008
Amsterdam, 26 juli 1713, vroeg in de ochtend. In het Oudezijds
Herenlogement had men alles in gereedheid gebracht. De schilderijen
waren gerestaureerd en afgestoft. De bewaker hield een oogje in het
zeil. Alle belangrijke gasten sijpelden stilaan binnen. Die dag vond
er de belangrijkste kunstveiling sinds decennia plaats. De veiling,
waar op de kijkdagen, volgens de kunstenaar-biograaf Arnold Houbraken
kunstliefhebbers uit alle windstreken urenlang naar de schilderijen
staarden, was die van de collectie van de stadhouder-koning Willem
III. Om negen uur precies ging het eerste stuk uit de verzameling, tot
die tijd bewaard op paleis het Loo, onder de hamer. Het waren kapitale
werken van Anthony van Dyck, Peter Paul Rubens, Paolo Veronese, Gerard
Dou en andere grote meesters.
In het boek The Auction of King William's Paintings (1713), dat op 9
maart 2008 verschijnt, werpt Koenraad Jonckheere, kunsthistoricus aan
de UvA, aan de hand van de veiling van de schilderijencollectie van de
stadhouder-koning een nieuw licht op de exclusieve, internationale
kunsthandel aan het eind van de Gouden Eeuw. Hij geeft een unieke kijk
op zowel het klein menselijk drama dat ermee gepaard ging als op de
socio-economische context waarin de meest exclusieve kunstwerken in
die periode werden verhandeld. In het eerste deel wordt uitvoerig
beschreven hoe het organiseren van zo'n evenement in zijn werk ging.
De tientallen onuitgegeven brieven, vol petites histoires die Jan van
Beuningen (de organisator) en Maria Louise van Hessen-Kassel (de
initiatiefneemster) uitwisselden, vertellen hoe zo'n veiling werd
georganiseerd, wie daarvoor werd aangesteld en hoe de internationale
markt werd bespeeld. In het tweede deel verhaalt Jonckheere hoe de
vele schilderijen hun weg vonden naar de belangrijkste kunstcollecties
in Europa op dat moment. De keurvorsten Johan Willem van de Palts en
Lothar Frans von Schönborn bijvoorbeeld stuurden een agent. Anton
Ulrich, de hertog van Braunschweig reisde zelf naar Amsterdam en James
Brydges of Chandos, een Britse edelman sloeg eveneens zijn slag. Zij
boden op tegen de belangrijkste verzamelaars in de Republiek, zoals
Jacques Meyers en Cornelis Wittert van Valkenburg. Jonckheere laat
zien dat kunst voor de meesten deel uitmaakte van hun leven. Ze
verzamelden en verhandelden op grote schaal, soms in dienst van hun
broodheer, soms ten behoeve van zichzelf.
Het boek is gebaseerd op stapels onuitgegeven bronnenmateriaal en
brengt tientallen belangrijke - maar voorheen onbekende -
kunsthandelaars en kunstverzamelaars opnieuw voor het voetlicht. Het
boek wordt op zondag 9 maart om 14.00 uur op the European Fine Arts
Fair (Tefaf) gepresenteerd aan het publiek (bij de stand van Thomas
Heneage Art Books).
De auteur
Dr. Koenraad Jonckheere (1975) promoveerde in 2005 aan Universiteit
van Amsterdam. Momenteel werkt Jonckheere aan het door NWO
gefinancierde onderzoeksproject Schilderkunst na de Beeldenstorm
(1566-1585). Hij publiceerde eerder over zestiende- en
zeventiende-eeuwse Antwerpse kunst en de geschiedenis van de
kunstmarkt.
Publicatiegegevens
Koenraad Jonckheere: The Auction of King William's Paintings (1713).
Elite International Art Trade at the End of the Dutch Golden Age
OCULI: Studies in the Arts of the Low Countries. 11
John Benjamins Publishing company, 2008
373 pagina's, 69 zwart/wit illustraties & 75 full-color illustraties
Bron: UvA Persvoorlichting
Universiteit van Amsterdam