Antwoorden op kamervragen van Arib over de discussie omtrent het maagdenvlies
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2834200
7 maart 2008
Antwoorden van minister Klink, mede namens de ministers voor Wonen,
Wijken en Integratie en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, op de
vragen van het Kamerlid Arib (PvdA) over de discussie omtrent het
maagdenvlies (2070808700).
Vraag 1
Bent u bekend met de discussie over het maagdenvlies?
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met deze discussie.
Vraag 2
Deelt u de mening dat binnen de zorg, artsen -vooral gynaecologen-
steeds meer geconfronteerd worden met vraagstukken die te maken hebben
met culturele en religieuze opvattingen waar artsen niet altijd een
antwoord op hebben, waarbij onder andere gedacht kan worden aan de
onlangs gevoerde discussie over het weigeren van een mannelijke
gynaecoloog door mensen met een islamitische achtergrond? 2) Zo ja,
wat is uw mening hierover?
Antwoord 2
Zoals ik reeds heb aangegeven in het plenair debat van 18 december
2007 inzake de mondelinge vragen van het lid Agema (PVV) over het
bericht dat steeds meer artsen worstelen met de vraag of er
tegemoetgekomen moet worden aan het weigeren van een mannelijke arts
door moslima's, is het voor mij niet bewezen dat de zorg in toenemende
mate aan dergelijke problemen wordt blootgesteld.
Desalniettemin volg ik de ontwikkelingen rondom deze thema's om te
bezien of zich hier een patroon aftekent.
Vraag 3
Wat is uw mening over het herstel van het maagdenvlies en het bieden
van een pil, de zogenaamde "maagdenvliespil", als alternatief voor het
bloeden bij de eerste geslachtsgemeenschap?
Antwoord 3
Het is een signaal dat in sommige gemeenschappen belang gehecht wordt
aan maagdelijkheid. Ik ben van mening dat afwegingen hierover dienen
plaats te vinden tussen de zorgverlener en de cliënt. Zoals ik al heb
aangegeven in de beantwoording van de kamervragen van het Kamerlid
Agema over een verbod op maagdenvlieshersteloperaties (2060722470,
brief van 3 september 2007), dienen zorgverleners hierbij de gepaste
zorgvuldigheid te betrachten zoals omschreven in de Wet op de
Geneeskundige Behandelovereenkomst (art. 7:446 e.v. BW). Iedere
hulpverlener is verplicht om de zorg zoals een goed hulpverlener
betaamt te verlenen, en daarbij te handelen in overeenstemming met de
op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor
hulpverleners geldende professionele standaard. Dit betekent dat een
hulpverlener zich kritisch moet opstellen tegenover een verzoek dat
geen medisch doel dient, zoals dat het geval is bij een
"maagdenvliespil". Overigens zal een cliënt de kosten hiervoor zelf
moeten betalen aangezien het niet behoort tot de verzekerde prestaties
krachtens de Zorgverzekering.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de discussie hierover verder gaat dan alleen het
wel of niet vergoeden van dit soort ingrepen, en dat hier een
emancipatiestrijd aan ten grondslag ligt van een grote groep
Marokkaanse en Turkse meisjes? Zo ja, op welke wijze kunt u de
discussie over gebruiken, tradities etcetera die belemmerend werken
voor de emancipatie van allochtone meisjes, actief entameren en
stimuleren?
Vraag 5
Deelt u de mening dat een meer actieve benadering van de groepen waar
het hier om gaat voor nodig is? Bent u bereid met een plan van aanpak
te komen waarin concreet wordt aangegeven op welke wijze de
belemmeringen die deze groepen Marokkaanse en Turkse meisjes
ondervinden, die inherent zijn aan tradities, gebruiken, religie of
wat dan ook, actief te bestrijden en de discussie binnen deze groepen
om dit soort taboes te doorbreken, te initiëren?
Antwoord 4 en 5
Ik erken dat het vraagstuk gaat om meer dan vergoeding. Kwesties rond
maagdelijkheid raken de omgang tussen mensen, individuele
keuzevrijheid en de opvattingen over man-vrouw verhoudingen.
Emancipatie moet vanuit het veld (mensen en organisaties) zelf komen,
en de overheid stimuleert dat. Discussies over gebruiken en tradities
die belemmerend werken voor de emancipatie van allochtone meisjes
moeten daarom gestimuleerd worden. Een specifiek programma gericht op
het maagdenvlies is echter niet nodig.
Binnen verschillende beleidsthema's heeft het de aandacht. Vanuit het
integratiebeleid (WWI) en emancipatiebeleid (OCW) zijn projecten
geïnitieerd zoals een pool van getrainde gespreksleiders die binnen de
allochtone doelgroep moeilijk bespreekbare onderwerpen als deze
bespreekbaar maken. Via het multicultureel instituut FORUM kunnen
gemeenten en andere organisaties gebruik maken van deze pool.
Daarnaast financiert VWS ZonMW voor de innovatie van de seksuele en
relationele vorming in primair en voortgezet onderwijs.
Naast de discussies over de correctie van het maagdenvlies vindt ook
een maatschappelijke discussie plaats over de toenemende
seksualisering van de samenleving, onder meer over meisjes die
chirurgische ingrepen aan hun geslachtsorganen ondergaan. Daar waar
sprake is van uitwassen van seksualisering, zoals bedreigingen van de
lichamelijke integriteit of seksueel geweld, is een rol weggelegd voor
de overheid om bij te dragen aan de bescherming van jongeren wanneer
ouders hierin zelf niet slagen. Dit vraagt allereerst om een gedegen
verkenning van de effecten van de seksualisering in de maatschappij op
meisjes en jongens. Dit jaar laat het ministerie van OCW daarom de
gevolgen van de seksualisering van de maatschappij onderzoeken.
Hierbij zal ook de relatie tussen religie en cultuur en
geweld/intimidatie tegen meisjes, waaronder de heersende opvattingen
en gebruiken binnen een aantal allochtone groepen inzake seksualiteit,
worden betrokken. Op basis van deze verkenning zullen vervolgens
maatregelen worden genomen.
Vraag 6
Bent u bereid te werken aan een actieve en directe voorlichting
gericht op het doorbreken van bepaalde heersende opvattingen en
gebruiken binnen een aantal allochtone groepen, met name de
Marokkaanse en Turkse gemeenschappen, inzake seksualiteit zoals het
verschijnsel "maagdenvlies"?
Antwoord 6
Zie ook mijn antwoord op vraag 4 en 5. In aanvulling hierop subsidieer
ik de Rutgers Nisso Groep, het kenniscentrum seksualiteit in
Nederland. Zij beheert de website www.youxme.nl, een website voor en
door jongeren over partnerkeuze, seksualiteit en relaties. Deze
website is door WWI medegefinancierd. De website is juist ook gericht
op jongeren met een Turkse of Marokkaanse achtergrond. Tevens zijn
andere informatiematerialen beschikbaar, zoals de folder "Feiten en
fabels over het maagdenvlies".
Vraag 7
Bent u bereid met de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot
bevordering der Geneeskunst (KNMG) in overleg te gaan over de vraag
hoe om te gaan met dit soort vraagstukken binnen de zorg, en dat uit
-gaande van het belang van de patiënten-, er duidelijke richtlijnen
moeten komen waar artsen zich aan dienen te houden, analoog aan de
KNMG- richtlijn die onlangs over mannelijke artsen is opgesteld?
Antwoord 7
Naar mijn mening is het aan de beroepsgroep zelf om te duiden hoe met
deze vraagstukken om te gaan.
Overigens heb ik onder meer over de onlangs verschenen richtlijn
"vrije artsenkeuze" op 9 januari jongstleden contact gehad met de
KNMG. In tegenstelling tot wat u in uw vraag aangeeft betreft dit geen
richtlijn over "mannelijke artsen", maar een richtlijn "vrije
artsenkeuze", dus los van enige religieuze invalshoek. Mijn standpunt
over de vrije artsenkeuze heb ik reeds in het plenaire debat van 18
december 2007 uiteengezet.
1) Eenvandaag, 3 december 2007
2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2007-2008, nr. 6