Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940 - 1945
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
5 maart 2008
OHW-CB-U-2831216
Bij brief van 4 februari 2008, kenmerk VWS-08-93, heeft de vaste
commissie voor
Volksgezondheid, Welzijn en Sport verzocht om mijn reactie op de brief
van 2 januari 2008 van de heer W.R. Pronk te Kota Batu, Indonesië. In
de brief informeert de heer Pronk of uitvoering van de Wet uitkeringen
vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) in een specifiek geval leidt
tot discriminatie van uitkeringsgerechtigden. Deze vraag is actueel nu
de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) er op 16 augustus 2007 (CGB
2007-152) een oordeel over heeft gegeven.
Op grond van de Wuv wordt door de Pensioen- en Uitkeringsraad een
uitkering verstrekt aan vervolgingsslachtoffers van de Tweede
Wereldoorlog. De uitkering vult het inkomen aan tot het niveau dat men
gehad zou hebben zonder geestelijke of lichamelijke invalidering als
gevolg van de Tweede Wereldoorlog. Bij de berekening van de hoogte van
de uitkering wordt uitgegaan van het levenspeil in Nederland
(Euro-grondslag). Alleen als men is vervolgd in Nederlands-Indië en de
uitkering in Indonesië aanvraagt, wordt het levenspeil daar als
uitgangspunt genomen (Rupiah-grondslag). Zonder de
uitzonderingsbepaling zouden recht-hebbenden in Indonesië een
buitenproportioneel hoge uitkering ontvangen.
De Commissie Gelijke Behandeling is van oordeel dat de doelstelling
van de wet, het behouden of herstellen van het oorspronkelijke
levenspeil voor de vervolging dan wel voor het intreden van de
invaliditeit, legitiem is. Maar met het argument dat het aantal
Wuv-gerechtigden in Indonesië van niet-Nederlandse afkomst hoger is
dan het aantal van Nederlandse afkomst én dat de uitkering lager is
dan de uitkering op Euro-grondslag concludeert de Commissie Gelijke
Behandeling dat er sprake is van een indirect onderscheid op grond van
ras.
Ik heb de Commissie Gelijke Behandeling gemeld dat ik de wet zodanig
zal aanpassen dat het onderscheid wordt weggenomen. De complexiteit in
de berekeningssystematiek maakt echter dat een kleine verandering een
voordeel voor een aantal uitkeringsgerechtigden op kan leveren, maar
tegelijk een nadeel voor andere uitkeringsgerechtigden. Ik ben met de
CGB in overleg om gezamenlijk te bepalen op welke wijze het indirecte
onderscheid wegge-nomen kan worden zonder negatieve gevolgen voor
uitkeringsgerechtigden in Indonesië en daarbuiten. Nadere informatie
kan pas worden verstrekt wanneer besluitvorming heeft plaatsgevonden
naar aanleiding van dat overleg.
Ik hecht er veel waarde aan dat het geconstateerde indirecte
onderscheid op grond van ras wordt weggenomen. Met in achtneming van
de vereiste zorgvuldigheid zal ik daar op de kortst mogelijke termijn
voor zorgdragen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker