Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Briefadvies
aan minister van OC&W
van de Evaluatiecommissie KNAW
1. Samenvatting advies
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 2 oktober 2007 een
Evaluatiecommissie Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW)
ingesteld en deze commissie als taak gegeven de KNAW op hoofdlijnen te evalueren.
De evaluatiecommissie heeft zich ten doelgesteld een briefadvies aan de minister op te stellen.
Daartoe is de commissie in de periode september tot december 2007 drie keer voltallig bijeen
geweest, en heeft verder hoofdzakelijk elektronisch gecommuniceerd en overlegd. Daarnaast
heeft zij een aantal gesprekken met betrokkenen gevoerd en achtergrondliteratuur
geraadpleegd.
Het advies richt zich vooral op wat de commissie als de hoofdtaak van de KNAW ziet: het
genootschap, ook wel de forumfunctie genoemd. Een belangrijke tweede hoofdtaak is het
beleid en beheer van instituten. Alle andere taken zijn van deze twee taken afgeleid of
hiervoor instrumenteel.
De commissie stelt in haar conclusie onder de indruk te zijn van wat in de afgelopen periode
binnen de KNAW aan moderniseringen in gang is gezet, maar benadrukt dat het proces wel
voortvarend moet worden afgerond. De verbetering van de representativiteit van de KNAW
voor de wetenschap, gekoppeld aan de aanpassing van de hoofdindeling van het genootschap,
is van essentieel belang voor het gezagsvol functioneren van de KNAW. De andere
aanbevelingen zijn hieraan ondergeschikt.
2. Opdracht Minister OC&W
De Nederlandse wet- en regelgeving verplicht tot periodieke beleidsdoorlichting van de
toerusting en bekostiging van het onderzoekbestel, waaronder de KNAW. De laatste evaluatie
vond in 1997 plaats. Een nieuwe evaluatie van de KNAW was al aangekondigd in de OC&W-
begrotingen van 2006 en 2007, maar werd om verschillende redenen uitgesteld.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 2 oktober 2007 een
Evaluatiecommissie Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW)
ingesteld1 en deze commissie als taak gegeven "de KNAW op hoofdlijnen te evalueren op de
rollen die zij vervult in en voor het Nederlandse wetenschapsbestel, en op haar effectiviteit en
doelmatigheid in de vervulling van haar taken. De commissie neemt in beschouwing mee: de
1 Voor de samenstelling van de Evaluatiecommissie 2007: zie op het eind hoofdstuk 6.
Briefadvies KNAW blz. 1 / 16
uitkomsten van de evaluatie uit 1997, de reactie van de KNAW daarop en de reactie van de
minister op de brief van de KNAW."2
In de toelichting op de instelling van de evaluatiecommissie worden drie rollen genoemd die
de KNAW zelf onderscheidt, namelijk die van genootschap, adviseur en organisatie
verantwoordelijk voor de KNAW-instituten. Per rol worden ondermeer de volgende vragen
relevant genoemd:
Genootschap: Is de samenstelling van het Genootschap adequaat en kan er in dit opzicht iets
geleerd worden van het model van de Britse Royal Society?
Adviseur: Is de KNAW in staat over de volle breedte van het wetenschappelijke werkveld
adviezen van gewicht uit te brengen aan de overheid en aan het wetenschapsbestel?
Beheerder van KNAW-instituten: Behoort de manier waarop de KNAW instituten beheert tot
de `best practices', ook internationaal? Is het wenselijk de rol van de KNAW als
institutenbeheerder ten principale te heroverwegen?
3. Inleiding
In de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, art 1.5 is bepaald :
"De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen is werkzaam op het gebied van
het wetenschappelijk onderzoek. In ieder geval bevordert zij de uitwisseling van gedachten en
informatie tussen haar leden onderling en tussen deze leden en andere
wetenschapsbeoefenaren en wetenschappelijke organisaties, adviseert zij Onze minister
desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden op het gebied van de
wetenschapsbeoefening en bevordert zij de wetenschapsbeoefening door werkzaamheden op
dat gebied te verrichten of te doen verrichten."
De KNAW brengt de wetenschappelijke top van alle disciplines in Nederland bij elkaar. Het
is de basis om met gezag over de wetenschap te kunnen spreken in onderlinge dialoog. Dit
maakt de KNAW tot het instituut `par excellence' om zich uit te laten over principiële/
essentiële onderwerpen de wetenschap als geheel betreffende, zoals:
- de functie en het belang van de wetenschap in de 21e eeuw,
- de hoofdlijnen der ontwikkeling van de wetenschap,
- de onafhankelijkheid van de wetenschap,
- de integriteit van de wetenschap,
- de maatschappelijke rol van de wetenschap, en
- het noodzakelijke c.q. gewenste wetenschapsbeleid,
alsmede over multi- en interdisciplinaire onderwerpen, bij voorkeur zoveel mogelijk in
binding met de disciplinaire vakgenootschappen en met universiteiten/faculteiten.
2 Uit: Instellingbesluit Evaluatiecommissie Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
(OWB/A1/2007/28293), Staatscourant 23 oktober 2007, nr. 2004 / pag. 10. De volledige tekst van het
Instellingsbesluit is als bijlage toegevoegd.
Briefadvies KNAW blz. 2 / 16
Samengevat: de KNAW wil als wetenschappelijk genootschap van op kwaliteit geselecteerde
leden het forum, geweten en de stem van de wetenschap in Nederland zijn. Deze functie is de
basis van waaruit de KNAW de regering en de wetenschappelijke wereld wil adviseren over
wetenschapsbeoefening en de nationale en internationale wetenschappelijke samenwerking
tracht te bevorderen. Daarnaast is de KNAW als koepelorganisatie bestuurder en beheerder
van een aantal wetenschappelijke instituten.
Het genootschap is georganiseerd als een vereniging, met een algemeen en een dagelijks
bestuur. Het genootschap kende oorspronkelijk 200 gewone leden, in 2007 uitgebreid tot 220,
en kent een veel groter aantal rustende en buitenlandse leden. Het is in twee afdelingen
verdeeld, de afdeling Letterkunde en de afdeling Natuurkunde.
Het bestuur wordt ondersteund door een directie, belast met de leiding van de
onderzoeksorganisatie KNAW en met de voorbereiding en uitvoering van het KNAW-beleid
op andere werkgebieden. Het dagelijks bestuur bestaat uit de president, de voorzitters der
beide afdelingen , één voor de afdeling Letterkunde en een voor de afdeling Natuurkunde
(vanaf 2008 beide tevens vice-president) en de algemeen secretaris.
In 2005 is De Jonge Akademie is opgericht, als genootschap van veelbelovende
wetenschappers met als doel hen actief in aanraking te brengen met vakgebieden buiten hun
eigen specialisme, te stimuleren hun wetenschappelijk inzichten in de maatschappij aan te
dragen en aan te moedigen visies te ontwikkelen op wetenschapsbeleid en kent 50 leden.
De onderzoeksorganisatie KNAW kent 17 instituten gevestigd op diverse plaatsen in
Nederland met gezamenlijk rond 1300 personeelsleden. Zij zijn sterk verschillend in omvang:
van 5 tot 227 medewerkers. De instituten houden zich bezig met wetenschappelijk onderzoek
en/of collectiebeheer op het gebied van de geestes-, sociale en levenswetenschappen.
4. Bevindingen
De KNAW kent feitelijk als eerste hoofdtaak het genootschap, ook wel als de forumfunctie
aangeduid, en als tweede hoofdtaak het beleid en beheer van instituten. Alle andere taken zijn
hiervan afgeleid of hiervoor instrumenteel.
Het genootschap mobiliseert met zijn lidmaatschap de excellentie in de wetenschap, het biedt
een forum voor de wetenschap, een basis voor advies over de wetenschap, een podium voor
publiekscommunicatie over de wetenschap en is, zoals de KNAW zelf aangeeft, het `geweten'
van de wetenschap.
Daarnaast is een groot aantal instituten en collecties bij de KNAW ondergebracht. Het
bestuur van de KNAW is verantwoordelijk voor het beleid en beheer van deze instituten en
collecties, maar in de dagelijkse praktijk berusten de uitvoering van beleid en het beheer van
de instituten bij de directie. Voor het wetenschappelijk onderzoek in elk der instituten is in de
eerste plaats de directeur van dat instituut verantwoordelijk.
De commissie heeft het tot haar taak gerekend om de KNAW hoofdzakelijk in deze twee
taken te evalueren, en heeft niet de instituten zelf geëvalueerd.
Briefadvies KNAW blz. 3 / 16
4.1. KNAW
De KNAW heeft de afgelopen drie jaar een belangrijk vernieuwingsproces in gang gezet.3 Op
geleide van een Strategisch Plan, de rapporten van een aantal werkgroepen en de jaarplannen
is al een aantal stappen gezet in dit vernieuwingsproces. De commissie heeft hiervan met
instemming kennis genomen. De KNAW heeft hiermee in de ogen van de commissie de
eerste stappen gezet in een belangrijk moderniseringstraject dat past bij de viering van een
tweehonderdjarig bestaan. Tegelijk meent de commissie dat het traject nog niet is afgelegd en
dat de ambities op enkele onderdelen hoger gesteld moeten worden, zoals hieronder nader
wordt toegelicht. Ook is het zaak dat het vernieuwingsproces voldoende tempo houdt en liefst
versneld wordt. De festiviteiten rond het tweede eeuwfeest en de wisseling van het
presidentschap mogen geen vertraging opleveren.
Tot slot doet de commissie bij de hoofdtaken van de KNAW nog een aantal suggesties die
wellicht ook nog tot additionele vernieuwingsstappen kunnen leiden.
4.2. Het genootschap (de forumfunctie)
De rol van de KNAW, het genootschap, in het Nederlandse wetenschapsbestel in de komende
tien tot twintig jaar dient duidelijker te worden vastgelegd, gegeven de wetenschappelijke,
maatschappelijke en internationale eisen die aan de Nederlandse wetenschap worden gesteld.
De commissie legt hierbij de nadruk op de volgende elementen:
- een forum bieden voor dialoog over inter- en metadisciplinaire wetenschappelijke
vraagstukken, alsmede over ethische vraagstukken rond wetenschapsbeoefening;
- de relevante wetenschappelijke kennis samenbrengen voor actuele en nieuwe
maatschappelijke vragen en in nauw contact met maatschappelijke partijen voor het
voetlicht brengen (adviesfunctie);
- het bevorderen van internationale samenwerking in de wetenschap, alsmede de
Nederlandse wetenschap een plaats en stem geven in het internationale wetenschapsbeleid.
4.2.1. De leden
De KNAW ontleent haar gezag aan het feit dat haar leden excellente wetenschappers zijn, die
aan de internationale top van hun vakgebied staan. Dit is in de ogen van de commissie de
belangrijkste voorwaarde voor het goed functioneren van de KNAW. Hierbij is niet alleen van
belang dat het genootschap er zelf van overtuigd is dat zij de juiste samenstelling heeft maar
3 Mede om deze reden is de evaluatie uit 1997 sterk gedateerd en niet meer van belang voor de actuele
vraagstukken.
Briefadvies KNAW blz. 4 / 16
ook dat de buitenwereld dit herkent en erkent. Slechts dan is de KNAW in staat om de uit dat
gezag voortvloeiende taken te vervullen. Van oudsher zijn wetenschappers terecht trots op
hun KNAW-lidmaatschap voor het leven.
In de afgelopen periode heeft de KNAW ervoor gekozen om de procedure van voordracht en
benoeming te moderniseren, het aantal leden licht uit te breiden en om te streven naar een
betere representatie van vrouwen en nieuwe wetenschapsgebieden. De commissie juicht dit
toe. Zij heeft ook waardering voor de instelling van De Jonge Akademie, die excellente jonge
onderzoekers mobiliseert.
Niettemin doet de commissie de KNAW nog een aantal suggesties voor het vervolg van deze
moderniseringsslag.
4.2.1.1. Representativiteit
Zoals in de inleiding al is aangegeven, is de perceptie van de wetenschappelijke wereld èn van
de rest van de maatschappij, dat de top van de onderscheiden wetenschapsgebieden adequaat
in het ledenbestand van de KNAW vertegenwoordigd is, een "conditio sine qua non" voor
haar gezagsvol functioneren. Juist deze representativiteit staat ter discussie als vrij grote
groepen wetenschappers zich niet of onvoldoende vertegenwoordigd achten. Soms heeft dit te
maken met de beschikbare plaatsen en dus het aantal leden dat benoemd kan worden, soms
met de indeling in de vakgebieden, en daarmee samenhangend de snelheid waarmee de
KNAW zich aanpast aan veranderingen in de wetenschappelijke gemeenschap.
Zo heeft de afdeling Letterkunde lange tijd de moderne taalwetenschappen niet
vertegenwoordigd en is nog steeds een ondervertegenwoordiging van de techn(olog)ische
wetenschappen waar te nemen. Nieuwere wetenschapsgebieden als geografie en informatica
zijn sterk ondervertegenwoordigd. En prille wetenschappen als bio-informatica,
neuropsychologie, bedrijfs- en bestuurskunde, milieuwetenschappen en communicatie- en
informatiewetenschappen zijn nog niet of nauwelijks present.
De commissie meent dat dit probleem van ontoereikende representativiteit met voorrang
aandacht verdient. Het huidige bestuur zou de nieuwe president moeten meegeven al in zijn
eerste jaar de bestaande vernieuwingsplannen nog eens kritisch op dit punt te herijken. Het zij
herhaald: het gezag van de KNAW staat of valt met de erkenning van de excellentie en de
herkenning van de vertegenwoordiging van het gehele wetenschapsveld. De toekomstige
invloed van de KNAW hangt hiervan af.
De hiernavolgende punten zijn bedoeld ter overweging om dit probleem op te lossen.
4.2.1.2. Aantal leden
Door de 20 extra leden die nu kunnen worden verkozen is de representativiteit nog maar in
geringe mate verbeterd. Waar in sommige gebieden de top 10% of zelfs meer lid is, is dat in
andere gebieden nog niet de top 1 à 2%. Een kwantitatieve rechttrekking kan in de ogen van
de commissie ambitieuzer zijn dan de uitbreiding van het genootschap met slechts 20
personen en met de voorgestelde correctiefactor voor de vertegenwoordiging per sectie. Het
Briefadvies KNAW blz. 5 / 16
aantal leden zou opnieuw niet een belemmering moeten zijn. De KNAW zou wellicht juist
ook hier haar licht nog eens kunnen opsteken bij de Royal Society in Engeland, die geen
maximum aantal leden kent maar jaarlijks een vastgesteld aantal nieuwe leden benoemt.
Hierbij dient echter ook het volgende punt in acht genomen te worden.
4.2.1.3. Leeftijd en duur van het gewone lidmaatschap
Op het moment van verkiezing is het nieuwe KNAW-lid idealiter in Nederland de beste in
zijn vakgebied. Echter met de snelle ontwikkeling in sommige vakgebieden en de soms jonge
leeftijd waarop leden gekozen worden, is het goed voorstelbaar dat voordat het desbetreffende
lid van gewoon naar rustend lidmaatschap overgaat er jongere potentiële kandidaten zijn die
inmiddels die toppositie bekleden. Sommige organisaties, zoals het Nederlands Tijdschrift
voor Geneeskunde, vangen dit op door het gewone, actieve lidmaatschap per definitie tot vijf
jaar te beperken, waarna men als rustend lid onderdeel van de organisatie blijft. Op deze
manier representeren de gewone leden, die als de actieve leden binnen het genootschap
worden gepositioneerd, altijd de actuele top van het vakgebied. In een dergelijke setting mag
en kan ook beter een beroep op hen gedaan worden om, ondanks de drukte in de functie,
gedurende die vijf jaar toch een actieve bijdrage te leveren, bijvoorbeeld aan de adviesfunctie.
4.2.1.4. Indeling in afdelingen
De indeling van het genootschap in twee afdelingen, de afdeling Letterkunde en de afdeling
Natuurkunde, is `archaïsch'. Het samengevoegd zijn van deze twee domeinen in één
genootschap is goed voor de samenhang van de wetenschap, en derhalve ook beter dan de
constructie in het Verenigd Koninkrijk, waar in de Royal Society alleen de natuur- en
levenswetenschappen en haar toepassingen zijn vertegenwoordigd. Maar de bestaande
tweedeling binnen de KNAW is als zodanig al sinds vele decennia achterhaald. Zij houdt de
`klassieke' scheiding tussen alfa (en gamma) enerzijds en bèta anderzijds - de "The Two
Cultures" van C.P. Snow - in stand.
De samenstelling van de afdeling Letterkunde noopt het sterkst tot een herindeling. Vele
gedrags- en maatschappijwetenschappers, zoals psychologen, sociologen, bestuurskundigen
en economen ervaren onderbrenging in de afdeling Letterkunde als vervreemdend.
De hoofdindeling in de twee genoemde afdelingen vormt ook een belemmering voor de boven
als wenselijk aangeduide ontwikkeling naar een ledenbestand dat representatief is voor de
wetenschapsbeoefening in Nederland, en daardoor ook voor de herkenbaarheid van het
genootschap voor de buitenwereld.
De commissie meent dan ook dat een heroverweging dringend gewenst is. Bij een
heroverweging kan wellicht de door de KNAW beoogde vernieuwing van de eigen
adviesstructuur richtinggevend zijn. De ideale indeling bestaat niet. Er blijven altijd
grensgevallen. Maar een vierdeling: Geesteswetenschappen, Natuur- en Technische
wetenschappen, Levenswetenschappen en Gedrags- en Maatschappijwetenschappen lijkt een
adequatere indeling, die bovendien aansluit bij hoofdindelingen elders. Voor de diverse
grensgevallen, of dit nu rechtsgeleerdheid, milieuwetenschappen of (moderne) archeologie is,
moet dan een keuze gemaakt worden.
Briefadvies KNAW blz. 6 / 16
4.2.1.5. Topbehartigers van wetenschap, naast topwetenschappers
De KNAW heeft zich vaak, terecht, gespiegeld aan de eerder genoemde Royal Society. Het
interessante van die Royal Society is dat zij zeer bewust voor een iets diverser lidmaatschap
gekozen heeft, waarmee naast eminente wetenschappers ook anderen die nauw bij de
wetenschap betrokken zijn gekozen kunnen worden. Op deze manier is de interactie tussen
wetenschap en de top van de samenleving op een bijzondere wijze geborgd. In Nederland zijn
de Koninklijke Hollandse Maatschappij der Wetenschappen en de Netherlands Academy of
Technology and Innovation (voorheen: Nederlands Forum voor Techniek en Wetenschap
(FTW)) op deze wijze actief. De commissie adviseert de KNAW nog eens te overwegen of
ook zij voor de uitoefening van haar taken baat zou kunnen hebben bij een dergelijke
vertegenwoordiging. Dit kan ook in Nederland intensievere interactie tussen wetenschappers,
bestuurders, politici en topfiguren uit het bedrijfsleven bevorderen. Dit kan op verschillende
manieren tot bijzondere activiteiten leiden, bijvoorbeeld in navolging van de Bilderberg-
conferenties ook op internationaal niveau. Hiervoor zou het Trippenhuis, maar wellicht ook
een andere representatieve locatie buiten de stad een goede setting kunnen bieden.
Omdat de samenstelling van het genootschap zo bepalend is voor het uitoefenen van de taken
van de KNAW heeft de commissie zich vooral op hiermee samenhangende punten gericht. De
commissie pleit er voor dat ruim vóór het einde van het volgende presidentschap de
besluitvorming over de nieuwe samenstelling tot een afronding is gekomen.
Ten aanzien van de `overige taken' wordt hierna nog kort een aantal punten aangestipt. Deze
taken dienen, zoals in het begin van dit hoofdstuk gesteld, gezien te worden als afgeleide van
de hoofdtaken, of als instrumenteel voor de uitvoering van deze beide taken.
4.2.2. De advies- en verkenningsfunctie
De KNAW adviseert bij uitstek over (verwachte) ontwikkelingen in de wetenschap en over
maatschappelijk/ethische vraagstukken rond wetenschapsbeoefening.
De KNAW heeft in de loop der jaren een groot aantal adviezen uitgebracht, op een groot
aantal onderwerpen. De adviezen hebben soms grote invloed gehad: ze hebben geholpen om
nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap te kunnen zien aankomen. Dit geldt echter niet voor
alle adviezen. De commissie deelt de in sommige velden van de wetenschap levende
opvatting, dat de KNAW soms ook achter de feiten lijkt aan te lopen, hetgeen het gezag van
de KNAW ondermijnt.
De KNAW heeft ook een aantal verkenningen gepubliceerd, die de staat van de wetenschap
op een bepaald wetenschapsgebied weergeven. De KNAW heeft met haar verkenningen mede
vorm gegeven aan de ontwikkeling van de wetenschap in Nederland. De commissie acht dit
een belangrijke activiteit. Zij adviseert hier nog meer aandacht te besteden aan het tijdig
inbrengen van de wetenschappelijke inzichten bij complexe maatschappelijke vraagstukken
Briefadvies KNAW blz. 7 / 16
en daarmee het debat te objectiveren. De KNAW kan zich hierbij nadrukkelijker positioneren
als het wetenschappelijke geweten in de samenleving.
De KNAW heeft ook recent zijn adviesstructuur met de daarbij behorende adviesraden
grondig geëvalueerd, wat op korte termijn tot aanpassingen zal leiden. De commissie acht de
gekozen opzet een goede. Wel blijft er een risico voor de KNAW dat er overlap is met andere
adviesorganen van de overheid. Daarnaast lijkt in het verleden het aantal en de impact van de
adviezen nog al te variëren. Het is voor het gezag van de KNAW van groot belang dat het
bestuur namens het genootschap goed afweegt wanneer een KNAW-advies opportuun is en
vervolgens ook zorg draagt voor een goede ontvangst van het advies. Een actieve
betrokkenheid van jonge KNAW-leden is hierbij van belang.
Waar er onderwerpen zijn waar zowel de KNAW, als de AWT, NWO en wellicht nog
anderen op kunnen adviseren, zijn er een tweetal onderwerpen waar in de ogen van de
commissie de KNAW bij uitstek het voortouw zou moeten nemen.
Dat betreft enerzijds de stand van de wetenschap bij ingewikkelde maatschappelijke
onderwerpen, waarover wetenschappers onderling verdeeld zijn, maar waarbij juist de
onderbouwing door feiten van groot belang is voor een beleidsbeslissing. Het klimaatdebat en
het onderwerp duurzame energie zijn hiervan voorbeelden. De rol van de KNAW zou in deze
niet de beleidsbeslissing zelf moeten betreffen, zoals de WRR gebruikelijk is te doen, maar
slechts een samenvatting van de wetenschappelijke feiten tot nu toe.
Daarnaast zou de KNAW meer dan tot nu toe betrokken moeten worden bij de discussie in
Nederland over de wetenschappelijke vernieuwing. De KNAW zou moeten kunnen adviseren
waar gegeven de excellentie van Nederlands onderzoek en de internationale ontwikkelingen
de meest kansrijke onderwerpen liggen om in te investeren. Hierbij zou men zich niet alleen
moeten beperken tot wetenschappelijke vernieuwing in disciplines waar ook economische
bedrijvigheid uit voort komt, maar ook de Nederlandse samenleving adviseren over
convergerende wetenschapsgebieden met kansen voor grensverleggend onderzoek.
4.2.3. Evaluatie en kwaliteitsborging
De rol van de KNAW in de evaluatie en kwaliteitsborging van de wetenschap is in de loop der
jaren aan verandering onderhevig geweest. Dat is begrijpelijk gezien het veranderende
wetenschapsbestel. De KNAW heeft de evaluatie van wetenschapsbeoefening op de
verschillende wetenschapsgebieden verzorgd, zoals de (her)erkenning van Onderzoeksscholen
in ECOS-verband. Deze laatste rol is momenteel aan het verschuiven door de opkomst van
universitaire en facultaire Graduate Schools. De keuze van de KNAW om vooral
instrumenteel te zijn in het benoemen van de procedures waarlangs die kwaliteit getoetst en
geborgd kan worden spreekt de commissie aan. Het LOWI en de Meta Evaluatie Commissie
Kwaliteitszorg Wetenschappelijk Onderzoek zijn daar goede voorbeelden van.
Briefadvies KNAW blz. 8 / 16
Achter de evaluatieve rol van de KNAW ten aanzien van de research-masters zet de
commissie een stevig vraagteken. De research-masters zijn een wezenlijk onderdeel van de
bachelor-master structuur in het wetenschappelijk onderwijs. Het is strijdig met de samenhang
èn gewenste differentiatie in deze onderwijsstructuur om de research-master uit de voor deze
onderwijsvorm geldende evaluatie-systematiek te halen. Ook de research-master is primair
onderwijs, dat wil zeggen een opleiding. Uiteraard dient bij de evaluatie van de
masteropleidingen, en zeker bij die van de research-master, de component wetenschappelijk
onderzoek speciale aandacht te krijgen. Afstemming met de KNAW over in elk geval de
procedure en de samenstelling van de evaluatiecommissie ligt dan in de rede.
4.2.4. Communicatie over wetenschap
De commissie is blij dat publiekscommunicatie over wetenschap de afgelopen jaren steeds
meer aandacht heeft gekregen. Niet alleen de KNAW heeft op dit terrein een inhaalactie
gepleegd, maar ook NWO, de Universiteiten, Nemo en wetenschapsrubrieken in de pers
helpen om wetenschap en de resultaten van onderzoek voor een groter publiek toegankelijk te
maken. In deze veelheid aan initiatieven moet in de komende jaren wel meer afstemming
betracht worden. Hierbij kan van de KNAW een prominentere rol dan tot nu toe het geval is,
worden verwacht. Dit sluit aan bij haar belangrijkste adviestaak.
4.2.5. Prijzen en subsidies
De KNAW is van oudsher belast geweest met het toekennen van prijzen. Dit lijkt de
commissie ook een belangrijk instrument voor de KNAW, omdat elk der prijzen de KNAW in
staat stelt om een topwetenschapper te eren.
De subsidies die de KNAW toekent hebben van oudsher een zekere spanning met de subsidie-
verdeelrol van NWO. Al moet worden geconstateerd dat de totale omvang van de KNAW
subsidies relatief klein is, toch heeft de KNAW met haar persoonsgebonden subsidies in de
afgelopen jaren een belangrijke initiërende rol gespeeld. Deze taak van de KNAW kent echter
ook een potentieel risico, namelijk het gevaar van een (schijn van) belangenverstrengeling
met de rol ten aanzien van de eigen instituten. De toekenning van subsidies zou in
samenspraak met NWO moeten gebeuren om overlappende initiatieven te voorkomen.
4.3. De KNAW instituten
In de loop der jaren is een wat ongelijksoortige verzameling instituten onder de vlag van de
KNAW gaan varen. Dit is voor een aantal het gevolg van eigen initiatief of een bewuste keuze,
maar in een aantal gevallen ook het gevolg van toeval of gelegenheid. Soms had dat te maken
met het borgen van een bijzondere collectie waar Nederland aan hechtte, soms met de
Briefadvies KNAW blz. 9 / 16
onmogelijkheid om een keuze voor een bepaalde universiteit te maken, soms met een
mogelijkheid om een excellente onderzoeksgroep de kans te bieden om slechts met onderzoek
bezig te zijn. Met deze instituutsvorming, zowel bij de KNAW als bij NWO, waarbij soms
grote overlap bestaat met universitaire onderzoeksgroepen, hangt Nederland eigenlijk tussen
het Frans/Duitse model, waarbij onderzoek niet in de reguliere universiteiten is verankerd
maar in topinstituten zit, en het Angelsaksische model waarbij universiteiten de duale rol van
onderwijs en onderzoek hebben. Deze tweeslachtigheid roept dan ook regelmatig vragen op
over het bestaansrecht van deze instituten als KNAW-instituten. Dit geldt natuurlijk niet
alleen voor deze KNAW- onderzoeksinstituten maar ook voor de meer toegepaste instituten
bij bijvoorbeeld TNO en voor de GTI´s. Ook hier geldt dat bij de oprichting het doel en de
kwaliteit wel verankerd zijn en de financiering is veiliggesteld, maar dat zij in een latere fase
als gevolg van de dynamiek in de kennisinfrastructuur soms onverwacht ter discussie gesteld
worden.
De commissie acht het op dit moment niet opportuun de rol van de KNAW als
institutenbeheerder ten principale te heroverwegen, en wel op twee gronden.
Ten eerste acht de commissie het gewenst dat een afronding van het in gang gezette
moderniseringsproces van de KNAW, inclusief de uitvoering van de aanvullende adviezen
van de Evaluatiecommissie, in de komende paar jaren voorrang krijgt. Het betreft hier immers
de hoofdtaak van de KNAW. Wanneer deze afronding en deze uitvoering hun beslag hebben
gekregen, kan beter beoordeeld worden òf de rol van de KNAW als institutenbeheerder, de
tweede hoofdtaak, heroverwogen moet worden, en zo ja, in welke richting.
Ten tweede zal in de komende maanden ook het evaluatierapport van NWO verschijnen,
terwijl daarnaast de AWT een advies voorbereidt over de instituten in Nederland. Het is goed
denkbaar dat naar aanleiding hiervan de minister een vervolgtraject ten aanzien van de
positionering ten principale van de onderzoeksinstituten (van in elk geval de KNAW en NWO)
in Nederland start.
De commissie beperkt zich in deze evaluatie dan ook tot de huidige stand van zaken bij de
KNAW-instituten, en stelt een aantal vragen en doet een aantal suggesties die wellicht ook in
een volgend traject bruikbaar kunnen zijn.
De commissie heeft geconstateerd dat de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet zijn om
het beleid ten aanzien van de KNAW-instituten te herzien en het beheer te professionaliseren.
Over het algemeen functioneren de instituten nu goed. De KNAW heeft bewust een beleid
ingezet om ze dichter bij de universiteiten te positioneren en aldaar te verankeren. De
commissie ondersteunt dit beleid, dat op termijn voor veel instituten kan leiden tot hechtere
aanhaking bij een universiteit. De commissie onderkent dat de KNAW ook worstelt met een
aantal dilemma´s waar tot nu toe geen echte keuzes gemaakt zijn. De volgende punten zouden
in een vervolgtraject geadresseerd kunnen en moeten worden:
Briefadvies KNAW blz. 10 / 16
a) Moet er geen onderscheid gemaakt worden tussen instituten met onderzoeksgroepen,
instituten met een meer maatschappelijke rol (zoals het Rathenau Instituut, het NIAS en
ook het NIOD) en instituten met collecties? In het laatste geval is het van belang om de
collectie te borgen en ontsluiting ten behoeve van onderzoek door allerlei
onderzoeksgroepen in Nederland of vanuit het buitenland te garanderen. De positionering
van een dergelijk instituut en het type bemensing zouden vooral die tweeledige
doelstelling moeten dienen. Het combineren met een eigen onderzoeksgroep draagt hier
niet altijd aan bij.
b) De instituten die rond een onderzoeksgroep ontstaan zijn hebben een ander probleem. In
het verleden waren ze meestal buiten de universitaire organisatie geplaatst. Hoewel men
dat als een groot voorrecht beschouwde aangezien dit een vollediger inzet ten behoeve van
het onderzoek betekende, ging het na verloop van tijd ook een risico opleveren.
Onderzoekers bij de KNAW-instituten hadden in het verleden veelal minder ervaring met
het binnenhalen van externe subsidies en met het geven van onderwijs. Op het moment dat
een onderzoeker een andere academische baan wil of moet zoeken wordt dit vaak als
belemmering gezien. Men zou wellicht meer dan tot nu toe gebruikelijk is participatie in
een KNAW onderzoeksgroep als iets tijdelijks in een carrière kunnen zien, als een
`sabbatical', zodat mobiliteit van onderzoekers eerder bevorderd dan belemmerd wordt.
Gelukkig is met de koerswijziging in de afgelopen jaren deze situatie overigens sterk
verbeterd.
c) Als de instituten een extra dimensie aan het wetenschapsbestel in Nederland zouden
moeten toevoegen dan zou men terecht de vraag kunnen stellen of het maken van een
centraal gefinancierd instituut met medewerkers en met een eigen onderzoeksprogramma
dat voldoende doet. De hierboven genoemde punten sluiten daarop aan. Het is de moeite
waard om vooral ook de mogelijkheden van deze instituten te bekijken in het licht van het
naar Nederland trekken van excellente buitenlandse onderzoekers die voor een aantal
jaren nauw kunnen samenwerken met Nederlandse collega´s in het KNAW instituut maar
ook in de universitaire instellingen.
d) Het Rathenau Instituut heeft een onafhankelijke positie vanwege zijn taak om de Science
System Assessment uit te voeren. Het NIAS vervult een heel eigen rol die mogelijk nog
zou kunnen worden uitgebreid om de interactie tussen wetenschap en samenleving te
intensiveren.
e) De ongelijksoortigheid van de instituten maakt het soms moeilijk om een aantal
schaalvoordelen voor de infrastructuur te realiseren, of dit nu personeelsaangelegenheden
of ICT-infrastructuur betreft. Dat maakt het soms moeilijk voor de instituten om de
meerwaarde van de centrale directie van de KNAW naar waarde te schatten en voor de
directie om naar generieke oplossingen te zoeken. Wellicht is enig diversificatie en
Briefadvies KNAW blz. 11 / 16
wellicht ook outsourcen van dergelijke ondersteuning naar de instellingen waarmee nauw
wordt samengewerkt te overwegen.
4.4. Internationaliseringsagenda
De KNAW heeft vanuit Nederland een belangrijke rol gespeeld in internationaliserings-
processen. De KNAW heeft zelf een aantal internationale uitwisselingsprogramma´s,
bijvoorbeeld met China en Indonesië, maar ook advisering over de wetenschap krijgt steeds
vaker een internationaal karakter. Zo zijn een aantal internationale secretariaten in het
Trippenhuis gevestigd en heeft Nederland een belangrijke rol gespeeld in het voor het eerst bij
elkaar brengen van de Afrikaanse academies. Een wetenschappelijke conferentie in het
Trippenhuis heeft Belgische wetenschappers en politici een neutrale omgeving geboden om
een maatschappelijk heikel onderwerp met elkaar te bediscussiëren.
In de komende periode wil de KNAW de internationale dimensie van haar werk verder
ontwikkelen door op de volgende hoofdlijnen voort te bouwen:
- het bevorderen van excellent onderzoek;
- internationaal beleid voor de wetenschap;
- wetenschap voor `global public good';
- wetenschappelijke `capacity building';
- strategische samenhang.
De commissie ondersteunt deze ambitie van de KNAW in algemene zin. Wetenschap is door
haar grotendeels universele karakter bij uitstek internationaal georiënteerd. Mede gezien de
budgetbeperkingen zal het echter nodig zijn meer focus aan te brengen, waarbij de
wetenschappelijke rol van de KNAW meer richtinggevend moet zijn dan de activiteiten die
meer het karakter van ontwikkelingssamenwerking hebben. De KNAW heeft veel
samenwerkingsrelaties in Europees verband, maar heeft niet een heel herkenbare positie in het
Europese wetenschapsdebat. NWO manifesteert zich in Europa veel duidelijker. Hierdoor
lijkt het ook te ontbreken aan coördinatie in de internationale representatie van de
Nederlandse wetenschap. De commissie ziet graag dat het advies van de interne
adviescommissie voor internationaal beleid in het kader van de recente zelfevaluatie nader
wordt opgepakt en concreet ingevuld.
Nederland heeft van oudsher een rol gespeeld in de internationaliseringsarena die groter is dan
op grond van onze omvang voor de hand zou liggen. Deze mogelijkheid zou ook voor
onderwerpen waar de communicatie over en weer tussen wetenschap en de internationale
samenleving belangrijk is door de KNAW kunnen worden ingevuld, zoals hierboven in
4.2.1.5 al is aangegeven.
4.5. De bestuurstructuur
Briefadvies KNAW blz. 12 / 16
De eerste hoofdtaak van de KNAW, het genootschap, en de tweede hoofdtaak, het
institutenbestuur- en beheer, roepen een natuurlijke spanning op tussen bestuursvorm en
uitvoering. Immers voor een vereniging is een vaak en van te voren gereglementeerde
wisseling van bestuur gebruikelijk. Voor de aansturing van een bureau waarin ten aanzien van
adviezen en instituten een strakke organisatie en slagvaardige bestuurskracht vereist is, is deze
bestuursvorm wellicht niet de meest voor de hand liggende. Bij de vernieuwingsslag die de
KNAW in gang heeft gezet en die de commissie zoals eerder aangegeven zeer steunt, is
continuïteit van bestuur een belangrijke waarborg voor het volbrengen van het proces. Bij de
aansturing van instituten, vooral als het niet goed gaat, is bestuurskracht essentieel. De
veranderende verhouding tussen bestuur en directie moet daarom nog eens goed bekeken
moeten worden vanuit dit perspectief.
4.6. Financiering en huisvesting
De KNAW is voor haar financiering grotendeels afhankelijk van de overheid. De instituten
waar de meeste kosten gemaakt worden vereisen langlopende investeringen, waardoor bij
bezuinigingen de hoofdtaak van de KNAW, het genootschap, snel in gevaar kan komen.
Daarnaast brengt het beheer van het Trippenhuis, het visitekaartje van de KNAW, soms
onverwachte kosten met zich. Deze lasten zouden niet moeten drukken op het
onderzoeksbudget van de KNAW. Een representatieve maar tegelijk monumentale locatie
vereist een adequaat huisvestingsbudget. De commissie meent dat het in het kader van het
200-jarig bestaan van de KNAW een elegant gebaar zou zijn als de minister voor een
duurzame constructie zorg kan dragen
5. Conclusie
De commissie stelt nogmaals nadrukkelijk onder de indruk te zijn van wat er de afgelopen
jaren binnen de KNAW in gang is gezet. De commissie meent dat de KNAW met haar
plannen voor vernieuwing een groot aantal stappen in de goede richting heeft gezet, maar
benadrukt dat het proces wel snel moet worden afgerond. De verbetering van de
representativiteit van de KNAW voor de wetenschap, gekoppeld aan een aanpassing van de
hoofdindeling, is hierbij een conditio sine qua non. Alle andere zaken zijn hieraan
ondergeschikt.
De rol van de KNAW instituten kan niet los worden gezien van de andere instituten die in
Nederland op het terrein van de wetenschap actief zijn. In het onderhavige advies heeft de
commissie zich gericht op de taken van de KNAW. De commissie is van mening dat haar
advies in samenhang met het komende advies van de NWO-evaluatiecommissie en het AWT-
advies nader moet worden bekeken. Het is goed mogelijk dat de Minister dan besluit juist
hiervoor nog een vervolgopdracht te geven.
Briefadvies KNAW blz. 13 / 16
Tot slot wil de commissie nogmaals het belang van een invloedrijke KNAW voor Nederland
onderstrepen. Wetenschap aan de internationale top is van oudsher een belangrijke basis
geweest voor een welvarend en innovatief Nederland. De KNAW vertegenwoordigt die
internationale top. Het tweehonderdjarig bestaan mag dan ook met recht gevierd worden.
6. Verantwoording
6.1. Samenstelling commissie
Tot leden van de Evaluatiecommissie zijn benoemd:
Prof. dr. L.J. Gunning-Schepers, voorzitter
Prof. dr. F.J.H. Don, lid
Prof. dr. E.M. Meijer, lid
Drs. J.G.F. Veldhuis, lid
De Evaluatiecommissie wordt opgeheven uiterlijk 1 januari 2008. De Evaluatiecommissie
biedt de minister voor 1 maart 2008 een eindverslag aan waarin verslag wordt gedaan van de
activiteiten van de commissie en verantwoording wordt afgelegd.
6.2. Werkwijze commissie - principiële evaluatie op hoofdlijnen
De Evaluatiecommissie is, vooruitlopend op de officiële instelling door de minister, voor de
eerste keer bijeen gekomen op 4 september 2007. Op deze bijeenkomst is de opzet van het
briefadvies besproken en de werkwijze van de commissie vastgelegd. Daarna zijn gesprekken
gevoerd met een aantal betrokkenen door de leden van de commissie, altijd in aanwezigheid
van de voorzitter van de commissie.
Mede met het oog op een afronding voordat de KNAW zijn 200-jarig bestaan zal vieren, heeft
de commissie gekozen voor een kort advies op hoofdlijnen, dat vooral een agenderend
karakter heeft. Hiertoe is de commissie nog twee keer voltallig bijeen gekomen, op 26
november en 18 december 2007. Voorts is hoofdzakelijk elektronisch gecommuniceerd en
overlegd.
Er zijn gesprekken gevoerd met:
- Prof. dr. F.P. van Oostrom, president KNAW;
- Prof. dr. J.W.M. van der Meer, vice-president KNAW;
Briefadvies KNAW blz. 14 / 16
- Directie KNAW: drs. E.A.A.M. Broesterhuizen, directeur Algemene zaken/
directievoorzitter, prof. dr. T.W. Mulder, directeur Onderzoek, dr. R.T. Jongerius,
directeur Bedrijfsvoering;
- Dr. S. Noorda, voorzitter VSNU;
- Prof. dr. P. Nijkamp, voorzitter NWO;
- Prof. dr. P. Schnabel, directeur SCP;
- Dhr. J.W. Sistermans, voorzitter AWT.
De commissie heeft daarnaast de volgende achtergrondliteratuur geraadpleegd:
- Externe evaluatie Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, november
1997.
- Reactie van de minister van OC&W d.d. 17 juli 1998 op de externe evaluatie van de
KNAW 1997.
- Strategienota Onderzoeksorganisatie KNAW 2000, dagelijks Bestuur KNAW, 1999.
- KNAW Jaarverslag 2006.
- Duurzame wetenschap. Strategisch plan 2007-2010, KNAW.
- Jaarredes president KNAW 2005, 2006 en 2007.
- Zelfevaluatie KNAW 2001-heden, KNAW 28 september 2007 met bijlagen.
- Reglementen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, maart
2007.
- Overzicht van de leden van de KNAW, 10 september 2007.
- Overzicht leden De Jonge Akademie KNAW, 2007.
- Intern memo OC&W: telefoonbriefing t.b.v. gesprek met President KNAW over
evaluatie KNAW d.d. 30 maart 2007.
- Brief d.d. 26 april 2007 van de KNAW aan de minister van OC&W betreffende twee
recente wijzigingen in het reglement van de KNAW.
- Brief d.d. 12 juli 2007 van de KNAW aan de minister van OC&W betreffende de
korting van 6% op de Rijksbijdrage.
- Rapportage benchmark overhead KNAW en universiteiten. Amsterdam, 28 september
2007.
- Investering in dynamiek. Eindrapport Commissie Dynamisering onder leiding van
prof. dr. H. Chang, 12 april 2006.
- Kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Dynamisering en het strategisch plan
NWO, 25 september 2006.
- Vernieuwing van de publieke kennisinfrastructuur van Nederland. Eindrapportage
inzake de niet-universitaire kennisinfrastructuur door dr. H. Speelman, juni 2006.
- Briefadvies AWT naar aanleiding van de strategische plannen van TNO, NWO en
KNAW, juli 2006.
- Evaluatie van de AWT periode 2001-2004, november 2005.
- Reactie van de minister van OC&W op de Evaluatie van de AWT .
- Website van The Royal Society, www.royalsoc.ac.uk.
Briefadvies KNAW blz. 15 / 16
- Nota Vernieuwing Rijksdienst, 25 september 2007.
- Naar een hogere versnelling. Evaluatie functioneren Rathenau Instituut, november
2006.
- Kabinetsreactie op de Evaluatie van het Rathenau Instituut, 2007.
Briefadvies KNAW blz. 16 / 16