over het vermoeden dat gemeenten 200 miljoen euro overhouden aan huishoudelijke hulp in de thuiszorg

Antwoorden op kamervragen van Wolbert over het vermoeden dat gemeenten 200 miljoen euro overhouden aan huishoudelijke hulp in de thuiszorg

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

4 maart 2008

DMO/K/U-2833273

Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker op Kamervragen van het Kamerlid Wolbert (PvdA) over het vermoeden dat gemeenten 200 miljoen euro overhouden aan huishoudelijke hulp in de thuiszorg. (2070811610)

Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat gemeenten vorig jaar vermoedelijk 200 miljoen euro hebben overgehouden aan de huishoudelijke hulp in de thuiszorg? 1)

Antwoord 1
Ja.

Vraag 2
Kunt u aangeven of gemeenten die geld overhouden dit budget inzetten om medewerkers van de thuiszorg, die met ontslag bedreigd worden, te behouden voor werk in de zorg?

Antwoord 2
Er zijn ons verschillende voorbeelden bekend van gemeenten die geld inzetten ten behoeve van het behoud van personeel in de zorg.

Vraag 3
Bent u bereid onderzoek in te stellen naar de relatie tussen gemeenten die budget overhouden, en de prijs die gemeenten betalen voor huishoudelijke hulp?

Antwoord 3
Uit een eerste partiële berekening over de voorlopige realisatie van de hulp bij het huishouden (zorg in natura) in 2007 komt een mogelijke onderuitputting van ruim EUR 200 miljoen .
In de derde voortgangsrapportage Wmo, die ik medio april 2008 aan uw Kamer zal zenden, geef ik meer inzicht in de uitputting van het Wmo-budget 2007.

De oorzaak voor onderbesteding kan liggen in de prijs van de huishoudelijke hulp of een verlaging van het aantal uren. Echter het kan ook komen door aanloopproblemen bij gemeenten. Onder andere daarom heb ik met de VNG in het financieel arrangement Wmo afgesproken dat er voor de jaren 2007 en 2008 budgettaire rust geldt. Zie ook mijn brief van 11 januari 2007 (Kamerstukken II 2006 2007, 30 131, nr. 60).

In het financieel arrangement is afgesproken dat het Sociaal Cultureel Planbureau de functie van onafhankelijke derde vervult voor de Wmo. Op grond van die taak adviseert het SCP op basis van realisatiecijfers, die gemeenten bij het CBS aanleveren, over de hoogte van het macro Wmo-budget en de toereikendheid daarvan op grond van het volume, de prijs en de maatschappelijke ontwikkelingen. Het SCP beziet de uitgaven dus integraal.
Ten behoeve van besluitvorming voor de meicirculaire van het gemeentefonds in mei 2008 adviseert het SCP op grond van beschikbare cijfers 2007 over het Wmo-budget voor 2009.

Vraag 4
Bent u bereid bij gemeenten die budget hebben overgehouden een tevredenheidonderzoek bij cliënten uit deze gemeenten op te vragen, en de Kamer te doen toekomen?

Antwoord 4
Op dit moment vinden conform artikel 9 van de Wmo tevredenheidsonderzoeken plaats in gemeenten over de Wmo in 2007. Het College van Burgemeester en Wethouders moet deze gegevens voor 1 juli van dit jaar hebben gepubliceerd. Vanaf dat moment zijn deze gegevens openbaar. Voor het einde van dit jaar zal ik een rapport opstellen en publiceren waar de gegevens van de gemeenten, voor zover mogelijk, worden vergeleken.
Daarnaast heb ik in de 2e voortgangsrapportage Wmo een apart onderzoek aangekondigd over de gevolgen van de herindicatie voor de hulp van het huishouden. Onderdeel van dit onderzoek is een onderzoek naar de tevredenheid van de cliënten. De resultaten van dit onderzoek zullen worden meegenomen in de derde voortgangsrapportage Wmo. Gezien deze onderzoeken acht ik het niet nodig nu een nieuw tevredenheidsonderzoek te starten.

Vraag 5
Welke stappen gaat u ondernemen op grond van deze gegevens?

Antwoord 5
Zie mijn antwoord op vraag 4.


1) NRC Handelsblad, 12 februari 2008: "Gemeenten houden 200 mln zorg vast"