Convenant Energiebesparing bestaande gebouwen ("Meer met
Minder")
Partijen:
1. De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, mevrouw drs. Ella Vogelaar, te
dezen handelend als bestuursorgaan;
2. De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
mevrouw dr. Jacqueline Cramer, te dezen handelend als bestuursorgaan;
3. De Minister van Economische Zaken, mevrouw M.J.A. van der Hoeven, te dezen
handelend als bestuursorgaan;
Partijen 1 tot en met 3 gezamenlijk te noemen: "het Rijk",
4. De vereniging Bouwend Nederland, statutair gevestigd te Zoetermeer, te dezen
rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter, de heer mr. drs. L.C.
Brinkman, hierna te noemen "Bouwend Nederland";
5. De vereniging UNETO-VNI, statutair gevestigd te Zoetermeer, te dezen
rechtsgeldig vertegenwoordigd door de voorzitter, de heer ir. M. Engels , hierna
te noemen "UNETO-VNI";
6. De in bijlage 1 opgenomen energieretailbedrijven, gevestigd in Nederland, te
dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer J.G.M. Alders, voorzitter van
EnergieNed statutair gevestigd te Arnhem en de heer J.F M. van Dijk, voorzitter
van VME, statutair gevestigd te Den Haag, hierna te noemen: "de
energieretailbedrijven";
Partijen 4 tot en met 6 gezamenlijk te noemen: "de initiatiefnemers".
1
In overweging nemende dat:
a. alle partijen het belang van energiebesparing zien, vanwege het klimaat en de
voorzieningszekerheid;
b. energiebesparing in woningen en andere gebouwen daarbij diverse extra
voordelen biedt zoals verlaging (woon-)lasten, verhoging comfort en verbetering
van de kwaliteit van gebouwen;
c. investeerders in casu de gebouweigenaar en gebouwgebruikers - een cruciale
rol spelen in de keuze om tot energiebesparing over te gaan;
d. veel energiebesparende maatregelen die zich snel terugverdienen, thans echter
niet door burgers en bedrijven vanzelfsprekend worden genomen;
e. het van belang is ook het nemen van meer innovatieve maatregelen te stimuleren;
f. vooral voor energiebesparing in de gebouwde omgeving een integrale
gezamenlijke aanpak nodig is vanwege het karakter van deze sector (veel
gebouweigenaren die moeilijk door slechts één partij benaderd kunnen worden);
g. voor een duurzame economische groei van belang is, dat er een structurele markt
voor energiebesparing in gebouwen ontstaat, waarbij energie-, bouw- en
installatiebedrijven zich inzetten voor het leveren van daarop afgestemde
diensten en producten;
h. consistentie van overheidsbeleid, regelgeving en beschikbare middelen
randvoorwaardelijk is voor het tot stand komen van een structurele markt voor
energiebesparing;
i. het Kabinetsprogramma Schoon en Zuinig in 2020 een CO2 reductie van 6 tot 11
Megaton per jaar in de gebouwde omgeving beoogt;
j. partijen het belang erkennen van de introductie van duurzame energie
maatregelen in de gebouwde omgeving
k. de Nederlandse overheid gehouden is de Europese richtlijn Energie-efficiency en
energiediensten uit te voeren;
l. in het kader van de Europese richtlijn energieprestatie van gebouwen
(2002/91/EG) in Nederland het energielabel voor woningen en andere gebouwen
is ingevoerd per 1 januari 2008 middels het Besluit en de Regeling
energieprestatie gebouwen en de partijen dit energielabel willen gebruiken als
aangrijpingspunt voor het stimuleren van de verbetering van de energieprestatie
van gebouwen;
m. vanuit het energietransitie proces door het Platform Energietransitie Gebouwde
Omgeving (PeGO) een energiereductie plan is geïnitieerd dat ten grondslag ligt
aan de Meer met Minder aanpak;
n. in het Onderhandelaarsakkoord van de minister voor WWI en Aedes van 17
september 2007 afspraken zijn gemaakt over energiebesparing in de
woningvoorraad, die afspraak in het kader van dit convenant separaat zal
worden uitgewerkt, de omvang van die afspraak 24 PJ betreft van de totale
doelstelling uit dit convenant en Aedes en de minister voor WWI de intentie
hebben om over die uitwerking gezamenlijk met de Nederlandse Woonbond tot
2
overeenstemming te komen en Aedes dan als mede initiatiefnemer van het
programma Meer met Minder tevens partij wordt in dit convenant;
o. in het Duurzaamheidsakkoord de rijksoverheid en het bedrijfsleven afspraken op
hoofdlijnen hebben gemaakt over het terugdringen van broeikasgassen,
energiebesparing en hernieuwbare energie, die in sectorakkoorden zullen worden
uitgewerkt;
p. het Rijk en de VNG afspraken hebben gemaakt in het Klimaatakkoord
Gemeenten en Rijk;
q. het Platform Bewoners en duurzaam bouwen een aanpak "Nederland Bespaart!"
heeft ontwikkeld, gericht op stimulering van vraag naar en behoefte aan
energiebesparende maatregelen bij huurders, eigenaar-bewoners en verenigingen
van eigenaren, die aansluit op het "Meer met Minder-programma".
3
Komen overeen als volgt:
Artikel 1 Doel
1. Met dit convenant wordt beoogd ten opzichte van de "Referentieramingen
energie en emissies 2005-2020" d.d. 1 januari 2005 van ECN in 2020 een
additionele gebouw- en installatiegebonden energiebesparing in bestaande
woningen en andere gebouwen te realiseren van ten minste 100 PJ.
Er wordt naar gestreefd dit doel in de volgende stappen te bereiken:
Doel 2011 2015 2020
Bespaarde PJs 16 50 100
2. Partijen willen het beoogde doel bereiken door een gemeenschappelijke
aanpak gericht op ontwikkeling van een structurele markt voor
energiereductie in gebouwen (ook te noemen: "het Meer met Minder-
programma"), ondersteund door flankerende maatregelen van de overheid.
3. Bij het nastreven van het beoogde doel worden de volgende prestatie-
indicatoren gehanteerd:
a. tot en met 2011 wordt de energieprestatie van minimaal 500.000 bestaande
woningen en andere gebouwen verbeterd naar de conform de Regeling
energieprestatie gebouwen bepaalde energieklasse (hierna: "energielabel")
B of verbeterd met minimaal twee klassen in het energielabel.
b. Het definitieve aantal vanaf 2012 te verbeteren woningen en andere
gebouwen dat jaarlijks nodig is om de doelstelling te realiseren, wordt
bepaald op het evaluatiemoment in 2010, zoals aangegeven in artikel 5,
vierde lid.
Bij de indicatoren bedoeld onder a. en b. zal worden gestreefd naar maximale
prestaties in de verbeteringen in de energielabels. Indien de verbetering als
bedoeld onder a. en b. niet bereikt wordt, zal worden bezien of aanvullende
maatregelen nodig zijn. De definitieve aanpak ten minste energielabel B
en/of twee labelklassen - wordt na een pilot periode in 2008 bepaald.
4
Daarnaast spannen partijen zich in om bij het nastreven van het beoogde doel
tevens invulling te geven aan de duurzame energiedoelstelling voor de
bestaande gebouwde omgeving van de overheid om 100.000 woningen tot en
met 2011 van duurzame energiemaatregelen te voorzien.
Artikel 2 Inspanningen van de initiatiefnemers
1. De initiatiefnemers werken met de andere convenantspartners samen volgens
een gezamenlijke aanpak, waarin het ontwikkelen van een structurele markt
voor gebouwgebonden energiebesparingsdiensten en producten in de
gebouwde omgeving centraal staat. Deze aanpak, die is toegesneden op het
verbeteren van de energieprestatie van de aantallen woningen en gebouwen
zoals genoemd in artikel 1, derde lid en waarvoor een plan wordt ingediend
zoals genoemd in artikel 5, tweede lid, voorziet er in dat:
a. de belemmeringen worden weggenomen die investeerders ondervinden om
energiebesparende maatregelen en duurzame energiemaatregelen in hun
gebouw te treffen;
b. investeerders geïnformeerd worden over het nut en de noodzaak van
energiebesparende maatregelen1 alsmede gemotiveerd worden om over te
gaan tot het nemen van energiebesparende maatregelen en ontzorgd worden
bij de uitvoering hiervan. Specifieke activiteiten betreffen in ieder geval:
i. bewustwording door uitvoerige en bestendige informatie via een
communicatiecampagne, communicatie door convenantspartners en
programma-informatie (o.a. call centre, website);
ii. maatwerkadvisering volgens BRL 9500 die als uitgangspunt
lastenneutraliteit hanteert, aangevuld met specifieke eisen ten aanzien
van een gezond binnenklimaat;
iii. een één-loket benadering waar de investeerder de totale begeleiding
van de uitvoering, incl. maatwerkadvies, financiering en
subsidieaanvragen, aan kan uitbesteden;
iv. het ontwikkelen van een markt voor financieringsmogelijkheden die
investeerders in staat stelt om energiebesparende maatregelen te
financieren;
v. waarborgen voor uitvoeringskwaliteit, de kwaliteit van het
binnenklimaat en de opzet van een onafhankelijke
geschillenprocedure met mogelijkheid tot uitsluiting van deelname
1 Waar gesproken wordt over energiebesparende maatregelen wordt ook duurzame
energiemaatregelen bedoeld
---
van uitvoerders aan Meer met Minder, indien de overeengekomen
kwaliteitsaspecten niet worden behaald;
vi. het verstrekken en afmelden van het energielabel;
vii. verdere stimulering van energiebesparing bij de eigenaren en
bewoners bij het bewonen van woningen door het uitreiken van een
energiebewustwordingspakket en het op verzoek plaatsen van op
afstand uitleesbare meters en het gedurende een jaar maandelijks
verstrekken van gebruiksgegevens.
c. bedrijven van de betrokken uitvoerende branches worden geïnformeerd over
het marktpotentieel en worden gestimuleerd om hun diensten en producten
aan te bieden binnen het Meer met Minder-raamwerk. Specifieke activiteiten
betreffen in ieder geval:
i. het verstrekken van informatie over het Meer met Minder-
programma (website, presentaties, brochures, publicaties e.d.);
ii. het opzetten en aanbieden van trainingen voor uitvoerende partijen
met betrekking tot:
- de opzet en uitwerking van het Meer met Minder-programma;
- de rollen die uitvoerende partijen binnen dat programma kunnen
vervullen (uitvoerende partij, regisseur, adviseur);
- de voorwaarden die het programma aan uitvoerende partijen stelt
om één of meer van de genoemde rollen te vervullen
(kwaliteitstandaards, gezond binnenklimaat, klachtenafhandeling,
e.d.);
- het overdragen aan uitvoerende partijen van de kennis en
hulpmiddelen die nodig zijn om aan bedoelde voorwaarden te
kunnen voldoen;
- de faciliteiten die het programma aan uitvoerende partijen biedt
om één of meer van genoemde rollen te vervullen;
iii. het opzetten van een informatiepunt voor aanbieders van Meer met
Minder-producten en diensten;
iv. het verstrekken van informatie over de ontwikkeling van vraag naar
en aanbod van Meer met Minder-producten en diensten;
v. het stimuleren van samenwerking van (met name kleinere)
marktpartijen uit de betrokken branches (bouwers, installateurs, na-
isolatiebedrijven e.d.) waardoor het aantal aanbieders van Meer met
Minder-producten en diensten toeneemt;
vi. het verlenen van extra ondersteuning aan 'Meer met Minder-
koploperbedrijven' in de aanloopjaren van uitvoering van het Meer
met Minder-programma.
---
2. De initiatiefnemers nemen verder de volgende verplichting op zich:
a. Bouwend Nederland spant zich conform het gestelde in bijlage 2 in, dat zoveel
mogelijk bouwbedrijven werken volgens de richtlijnen van "het Meer met
Minder-programma" en zich daarvoor als deelnemend bedrijf kwalificeren en
laten registreren;
b. UNETO-VNI spant zich conform het gestelde in bijlage 2 in, dat zoveel
mogelijk installatiebedrijven werken volgens de richtlijnen van "het Meer met
Minder-programma" en zich daarvoor als deelnemend bedrijf kwalificeren en
laten registreren;
c. de energieretailbedrijven nemen op zich hun klanten rechtstreeks te
informeren over het "Meer met Minder-programma" en verlagen indien
gewenst- direct de voorschotnota van die klanten waarbij conform het "Meer
met Minder-programma" energiebesparende maatregelen zijn getroffen. Bij
die klanten die conform het "Meer met Minder-programma"
energiebesparende maatregelen hebben getroffen laten zij voorts indien
gewenst aansluitend aan de realisatie zonder extra kosten een op afstand
uitleesbare meetinrichting plaatsen en geven zij op verzoek en indien
technisch mogelijk gedurende een jaar tenminste eens per maand elektronisch
informatie over het verbruik en eventueel verdere besparingsmogelijkheden.
De energieretailbedrijven zullen verder bijdragen aan de verlaging van
gedrag- en apparaatgebonden energiegebruik door Meer met Minder-klanten
te stimuleren tot aanschaf van zuinige verlichting en apparaten door middel
van het gratis beschikbaar stellen van een energiebewustwordingspakket. De
energieretailbedrijven dragen conform het gestelde in bijlage 2 de jaarlijkse
kosten van deze inspanningen.
3. De initiatiefnemers zullen gedurende de looptijd van het convenant "het
Meer met Minder-programma" regelmatig aan leden, burgers c.q. klanten
aanbevelen via daarvoor beschikbare communicatiekanalen.
Artikel 3 Inspanningen van het Rijk
1. Het Rijk heeft er reeds voor gezorgd dat per 1 januari 2008 het energielabel bij
de verkoop of verhuur van woningen en gebouwen verplicht is.
2. Het Rijk neemt verder op zich:
a. in de periode 2008 2011 een financiële bijdrage te leveren ter stimulering van
energiebesparende maatregelen bij eigenaar-bewoners en kleine particuliere
verhuurders. De bedragen hiervoor zijn opgenomen in het "Werkprogramma
Schoon en Zuinig" (VROM 7421/september 2007);
7
b. ervoor te zorgen dat er uiterlijk per 1 juli 2008 een subsidieregeling effectief is
ter stimulering van zon pv-systemen;
c. ernaar te streven dat er uiterlijk per 1 juli 2008 een subsidieregeling effectief is
ter stimulering van duurzame energieopties in de bestaande bouw (HR
warmtepomp combi, HRe-ketel, zonneboilers, warmtepompen) en spant zich
in via deze regeling voldoende duurzame energieopties zodanig financieel
haalbaar te maken dat conform Meer met Minder voldoende woningen en
andere gebouwen lastenneutraal op het B-labelniveau respectievelijk een
verbetering met twee klassen in het energielabel gebracht kunnen worden;
d. vanaf 2008 een onderzoek te laten uitvoeren om de normstelling aan de
energieprestatie van bestaande woningen en andere gebouwen te verkennen;
e. per 2009 het Woningwaarderingsstelsel aan te passen opdat de
energieprestatie van de woning op basis van het energielabel wordt
meegewogen, waarbij het Rijk aandacht zal hebben voor de noodzakelijke
investeringen van de verhuurder en voor de woonlasten (huur en energie) van
de huurder binnen het kader van de separate afspraken die hierover gemaakt
worden tussen WWI, Aedes en de Woonbond;
f. overige aanpassingen in huurregelgeving en andere regelingen te verkennen,
die nodig zijn om de energieprestatie van huurwoningen te kunnen
verbeteren en waar nodig deze aanpassingen tot stand te brengen binnen het
kader van de separate afspraken die hierover gemaakt worden tussen WWI,
Aedes en de Woonbond;
g. met ingang van 2009 het budget voor de Energie-investeringsaftrek en de
Milieu-investeringsaftrek te verruimen oplopend tot 62 miljoen euro in 2011
én op de Energielijst voor de Energie-investeringsaftrek extra maatregelen
voor energiebesparing in gebouwen op te nemen opdat bedrijven en
instellingen in de gebouwde omgeving hier gemakkelijker gebruik van
kunnen maken;
h. in 2008 de Regeling Groen Beleggen aan te passen opdat hiervan meer gebruik
kan worden gemaakt voor energiebesparing in gebouwen;
i. per 2008 een programma in te stellen voor innovatie en opschaling van nieuwe
energiebesparingstechnieken bij nieuwbouw en bij renovatie van bestaande
bouw;
j. medewerking te bevorderen van netbeheerders aan substantiële
prioriteitsuitrol van op afstand uitleesbare meetinrichtingen ten behoeve van
Meer met Minder-klanten;
k. om SenterNovem, EnergieCentrum MKB en MilieuCentraal diensten ten
behoeve van de uitvoering van "het Meer met Minder-programma" te laten
verrichten;
l. een structurele communicatiecampagne te organiseren en financieren om de
Nederlandse burgers te informeren over de noodzaak van energiebesparing
en de mogelijkheden die " het Meer met Minder-programma" daartoe biedt;
---
m. met het oog op de looptijd van het convenant, de continuïteit van "het Meer
met minder-programma" en de bestendigheid van het flankerend beleid van
het Rijk ter ondersteuning daarvan, in de periode 2008-2012 een
verkenningsagenda op te stellen voor inspanningen van het Rijk voor de
periode 2012-2020 en deze uit te voeren.
Artikel 4 Betrokkenheid van representatieve organisaties van gebouweigenaren,
huurders en verenigingen van eigenaren
1. Convenantspartijen achten het van groot belang dat representatieve
organisaties van gebouweigenaren, huurders en verenigingen van eigenaren
de doelstellingen van het Kabinetsprogramma Schoon en Zuinig met
betrekking tot energiebesparing in de gebouwde omgeving onderschrijven en
een bijdrage leveren aan de uitvoering van "het Meer met Minder-
programma".
2. Convenantspartijen erkennen dat representatieve organisaties van
gebouweigenaren, huurders en verenigingen van eigenaren een
onafhankelijke en zelfstandige positie innemen die ruimte biedt voor eigen
initiatieven op het gebied van energiebesparing richting hun specifieke
achterban van gebouweigenaren en huurders. Uitgangspunt is dat deze
initiatieven bijdragen aan de doelstellingen van Schoon en Zuinig en "het
Meer met Minder-programma" versterken.
3. Convenantspartijen zullen in 2008 het Meer met Minder-programma
optimaliseren aan de hand van de resultaten van de uitvoering van concrete
pilot projecten en willen representatieve organisaties van gebouweigenaren
huurders en verenigingen van eigenaren gedurende 2008 volledig betrekken
bij de opzet en uitvoering van de pilotprojecten en hun expertise en
ervaringen met de doelgroepen benutten om de aanpak in de praktijk zo
effectief mogelijk te krijgen.
4. In de tweede helft 2008 willen convenantspartijen samen met de
representatieve organisaties van gebouweigenaren, huurders en verenigingen
van eigenaren nagaan op welke wijze de samenwerking vanaf 1 januari 2009
voor de verdere convenantsperiode gestalte kan worden gegeven.
9
Artikel 5 Periodiek overleg, monitoring, evaluatie en bijsturing
1. Partijen zullen in het eerste jaar drie maal en daarna tenminste eenmaal per
jaar gezamenlijk overleg voeren om de voortgang en de effectiviteit van de
diverse overeengekomen inspanningen te bespreken en na te gaan in hoeverre
bijstelling van aard of wijze van uitvoering van inspanningen nodig en/of
wenselijk is (hierna ook te noemen: "het Convenant-overleg")
2. De intiatiefnemers zullen uiterlijk 1 april 2008 het Rijk een jaarplan voor 2008
doen toekomen. Met ingang van 2008 zal de uitvoeringsorganisatie (zie artikel
6) het Rijk jaarlijks in het 4e kwartaal een jaarplan en een driejarig
voortschrijdend meerjarenprogramma doen toekomen. Het meerjarenplan
bevat een planning voor het behalen van de te leveren prestaties en de aanpak
op hoofdlijnen. Het jaarplan geeft een uitgewerkte aanpak en planning,
inclusief de inspanningen van alle initiatiefnemers. Beide plannen bevatten
ook een aanbeveling over het noodzakelijke / gewenste flankerend beleid van
de overheid.
3. Met ingang van 2008 zal de uitvoeringsorganisatie jaarlijks, eveneens in het 4e
kwartaal, aan het Rijk de voortgang in het bereiken van het doel rapporteren
aan de hand van de indicatoren die zijn genoemd in artikel 1, derde lid (alle
woningen en andere gebouwen die tenminste energielabel B of een
verbetering van twee klassen in het energielabel hebben bereikt). Hierbij zal
ook de resulterende energiebesparing worden opgenomen, berekend volgens
de Meer met Minder- monitor (op basis van het verschil van de energieindex
zoals geregistreerd door SenterNovem). Om kennis op te doen over de
effectiviteit van de aanpak vindt in de opbouwfase tot 2011 ook monitoring en
rapportage plaats van de energiebesparing van woningen die niet het B-label
of een verbetering van twee klassen in het energielabel hebben bereikt en
andere besparingsresultaten als spin-off van Meer met Minder.
4. In 2010 zullen de convenantspartijen, met het oog op de voortgang van het
"Werkprogramma Schoon en zuinig" (VROM 7421/september 2007) in het
algemeen én met het oog op nieuwe, innovatieve ontwikkelingen ten aanzien
van het potentieel voor energiebesparing in de gebouwde omgeving in het
bijzonder, gezamenlijk bezien of een verhoging van het met dit convenant
beoogde doel mogelijk is en welke randvoorwaarden daarvoor moeten
worden ingevuld. Tevens wordt dan op basis van de eerste ervaringsjaren het
jaarlijks aantal te verbeteren woningen en andere gebouwen bepaald en welke
in artikel 1 derde lid genoemde aanpak de voorkeur heeft om de onder de in
artikel 1, eerste lid aangegeven doelstelling te realiseren. Daarna zal de
voortgang elke 3 jaar worden geëvalueerd.
10
Artikel 6 Uitvoeringsorganisatie
1. Teneinde de overeengekomen samenwerking en gezamenlijke aanpak zo goed
mogelijk vorm te geven richten de initiatiefnemers een uitvoeringsorganisatie
op. De bestuurlijke organisatie hiervan omvat in ieder geval een directeur die
verantwoordelijk is voor de uitvoering, een Raad van Toezicht waarin de
convenantspartijen toezicht houden op de uitvoering en een Marktforum zoals
beschreven in artikel 7.
2. Deze uitvoeringsorganisatie zal, op basis van nader met hen te maken
afspraken, in haar organisatorische opzet en werkzaamheden zoveel mogelijk
gebruik maken van activiteiten die reeds bij andere relevante organisaties,
zoals SenterNovem, MilieuCentraal en EnergieCentrum MKB, worden
uitgevoerd.
3. De uitvoeringsorganisatie krijgt als taak om:
a. erop toe te zien dat "het Meer met Minder-programma" tot stand komt,
uitgevoerd wordt en waar nodig bijgesteld wordt;
b. communicatie over doel en mogelijkheden van "het Meer met Minder-
programma" voor te bereiden en te ondersteunen;
c. initiatieven van de initiatiefnemers om specifieke doelgroepen te benaderen, te
ondersteunen en pilot projecten te ondersteunen;
d. de deelnemende (uitvoerende) bedrijven aan "het Meer met Minder-
programma" op een openbare website te registreren;
e. de in artikel 4, tweede lid bedoelde jaarplannen en meerjaarplannen op te
stellen;
f. de inspanningen van partijen binnen "het Meer met Minder-programma" te
registreren teneinde de kwaliteit en de effectiviteit van de verschillende
inspanningen te kunnen bewaken en rapportages over de resultaten op te
stellen voor de verschillende betrokkenen (waaronder begrepen de rapportage
als bedoeld in artikel 4, derde lid);
g. waar nodig voorstellen ter bijsturing van het programma te doen om het
beoogde doel te kunnen realiseren;
h. het secretariaat van het hierna te noemen Marktforum te vervullen en
contacten tussen de initiatiefnemers en (deelnemers aan) het Marktforum te
onderhouden.
4. De uitvoeringsorganisatie stelt de criteria vast voor uitvoerende bedrijven om
zich aan te sluiten bij de onder artikel 2, eerste lid beschreven aanpak en om
zich ook als deelnemend bedrijf aan Meer met Minder te kunnen laten
registreren.
---
Artikel 7 Marktforum
Teneinde "het Meer met Minder-programma" zo optimaal mogelijk in te richten en
uit te voeren zal de uitvoeringsorganisatie periodiek alle (bij voorkeur
representatieve organisaties van) partijen die een belang hebben bij de uitvoering
van "het Meer met Minder-programma" raadplegen en hen in de gelegenheid
stellen ter zake adviezen uit te brengen.
Artikel 8 Kosten
1. Iedere partij draagt de kosten van zijn eigen inspanningen. De omvang
hiervan maakt onderdeel uit van het jaarprogramma.
2. De kosten van de uitvoeringsorganisatie worden geschat op 4,5 miljoen per
jaar en worden gefinancierd uit een nader door initiatiefnemers vast te stellen
vaste bijdrage van de deelnemende (uitvoerende) bedrijven voor iedere
conform "het Meer met Minder-programma" uitgevoerde opdracht.
3. Tot maximaal 10 miljoen zullen de energieretailbedrijven tot en met 2010
tekorten van de uitvoeringsorganisatie risicodragend voorfinancieren. Over de
aldus door de energieretailbedrijven geleende gelden vergoeden zij zelf de
rentekosten.
Zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vanaf 1 januari 2011 moet door de
uitvoeringsorganisatie gestart worden met terugbetaling van de door de
energieretailbedrijven aan de uitvoeringsorganisatie geleende gelden. Zo
spoedig mogelijk, doch uiterlijk per 1 januari 2020 moeten alle door de
energieretailbedrijven aan de uitvoeringsorganisatie geleende gelden volledig
door de uitvoeringsorganisatie zijn terugbetaald.
Vanaf het moment dat de aflossingen aan de energieretailbedrijven, gelet op
de genoemde tijdsaanduidingen, achterblijven, zijn de energieretailbedrijven
gerechtigd de in artikel 2, tweede lid, sub c. bedoelde inspanningen naar
evenredigheid te beperken of te beëindigen.
Artikel 9 Naleving en geschiloplossing
1. Dit convenant is een overeenkomst naar burgerlijk recht en is bindend voor
partijen voor de looptijd, doch is niet in rechte afdwingbaar.
12
2. Problemen in de uitvoering van "het Meer met Minder-programma" worden
door de partijen eerst in onderling overleg besproken alvorens eventueel
afzonderlijk naar buiten te treden.
3. Indien het beoogde doel niet worden gehaald en/of partijen afspraken niet
nakomen, treden partijen in overleg.
4. Wanneer een partij het convenant opzegt, blijft het convenant voor de overige
partijen in stand voor zover de inhoud en strekking ervan zich daartegen niet
verzetten.
Artikel 10 Looptijd en wijzigingen
1. it convenant treedt in werking op de dag volgend op die waarop het door de
D
partijen is ondertekend en loopt tot en met 31 december 2020.
2. Partijen kunnen in onderling overleg de afspraken van dit convenant wijzigen,
mits alle partijen daarmee schriftelijk instemmen.
3. Bij omstandigheden die wezenlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van
dit convenant, zullen partijen in overleg treden over wijziging of beëindiging
van dit convenant.
Artikel 11 Toetreding tot het convenant
1. Organisaties die de doelstelling van dit convenant onderschrijven en een
identificeerbare bijdrage aan de realisatie willen leveren, kunnen na
goedkeuring door de partijen toetreden via het tekenen van de
toetredingsverklaring.
2. De partijen leggen de voorwaarden voor toetreding en de daarmee
samenhangende rechten en verplichtingen vast.
3. Partijen stimuleren actief dat initiatieven in de markt worden toegeleid naar
respectievelijk ondergebracht worden in Meer met Minder.
Artikel 12 Publicatie in de Staatscourant
Dit convenant wordt een maand na de inwerkingtreding in de Staatscourant
gepubliceerd.
13
Artikel 13 Bijlagen en verklaring
De bij dit convenant gevoegde bijlagen maken onlosmakelijk deel uit van dit
convenant
Aldus opgemaakt en in viervoud ondertekend op 23 januari 2008 te Amersfoort
De Minister voor Wonen, Wijken en Bouwend Nederland
Integratie,
---
........................................................... mr.drs. L.C. Brinkman
drs. Ella Vogelaar
UNETO-VNI
De Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer
---
ir. M. Engels
---
dr. Jacqueline Cramer
de energieretailbedrijven verenigd in
EnergieNed
De Minister van Economische Zaken
---
de heer J.G.M. Alders
---
mevrouw M.J.A. van der Hoeven
de energieretailbedrijven verenigd in
VME
---
ir. J.F.M. van Dijk
14
Bijlage 1
Lijst van Ministers, branche-verenigingen en bedrijven die dit convenant hebben
ondertekend dan wel daartoe zijn toegetreden
Ministers
De Minister voor Wonen, Wijken en Intergratie
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
De Minister van Economische Zaken
Branche-verenigingen
Bouwend Nederland
UNETO/VNI
Bedrijven
Energieretailbedrijven. (Bedrijfsnamen worden op 23 januari 2008 toegevoegd op
basis van ondertekende volmachten).
15
Bijlage 2
Nadere toelichting op de verplichtingen van de initiatiefnemers zoals vastgelegd
in artikel 2, tweede lid
Bouwend Nederland
Als bijdrage aan de uitvoering van het Meer met Minder-programma investeert de
bouwsector jaarlijks gedurende de looptijd van het MmM-programma ongeveer 3
miljoen in het faciliteren van bouwbedrijven via een uitgebreid programma met
onder meer voorlichting, cursussen, kwaliteitsborging en ondersteuning. Door deze
investering worden naar schatting 4.000 bouwbedrijven opgelijnd voor deelname aan
het Meer met Minder-programma.
Bouwend Nederland verzorgt voor eigen rekening de eerste twee jaar de huisvesting
van de centrale uitvoeringsorganisatie.
Meer met Minder genereert de komende jaren een aanzienlijk additioneel
investeringsvolume. Op verzoek van Bouwend Nederland heeft het EIB een
schatting gemaakt van wat dat aan extra benodigde capaciteit in de eigen
bouwbranche vergt. Het EIB schat dat het Meer met Minder programma een
additioneel beslag van 1,5% op de capaciteit doet. Dergelijke
capaciteitsschommelingen doen zich in het kader van conjunctuurschommelingen
regelmatig voor. De sector heeft in het verleden bewezen grotere verschillen op het
capaciteitsbeslag op te kunnen vangen. Bouwend Nederland verwacht dan ook geen
capaciteitsproblemen in de eigen sector bij de uitvoering van het Meer met Minder-
programma. Als dergelijke problemen zich onverhoopt toch voordoen zal Bouwend
Nederland nagaan welke maatregelen zij kan nemen om dat probleem zo veel
mogelijk terug te dringen.
UNETO/VNI
Als bijdrage aan de uitvoering van het Meer met Minder-programma investeert de
installatiesector jaarlijks gemiddeld 3 miljoen. De uitgaven zitten vooral in het :
o geven van informatie en voorlichting,
o opzetten en volgen van cursussen,
o opzetten en uitvoeren van kwaliteitsborging,
o ondersteunen van deelnemende bedrijven.
Door deze investering worden in totaal naar schatting 5.000 installatiebedrijven
gedurende de looptijd van Meer met Minder opgelijnd voor deelname aan het Meer
met Minder-programma.
Meer met Minder genereert de komende jaren een aanzienlijk additioneel
investeringsvolume. Op verzoek van Bouwend Nederland heeft het EIB een
16
schatting gemaakt van wat dat aan extra benodigde capaciteit in de eigen
bouwbranche, maar ook in de installatiebranche vergt. Het EIB schat dat het Meer
met Minder programma een additioneel beslag van 7% op de capaciteit doet.
Dergelijke capaciteitsschommelingen hebben zich wel vaker voorgedaan, terwijl
verwacht mag worden dat de extra vraagimpuls in de eerste jaren zich geleidelijk zal
manifesteren. Het is echter meer dan duidelijk dat vanuit de installatiesector, zowel
de bedrijven, het ontwikkelings- en opleidingsfonds (OTIB) alsmede de
brancheorganisatie (UNETO-VNI) extra inspanningen zullen leveren om de instroom
op het noodzakelijke niveau te krijgen.
Energieretailbedrijven
Indicatieve opbouw van de jaarlijkse kosten van de inspanningen door de
energieretailbedrijven:
Klanten rechtstreeks informeren over het "Meer met Minder- 7.500.000
programma" (mediabestedingen, mailing bij factuur/verhuizing,
website, klantcontacten en advisering)
Verlagen voorschotnota conform besparing als gevolg van 3.150.000
maatregelen uit "Meer met Minder-programma"
Met voorrang en zonder extra kosten een op afstand uitleesbare 10.000.000
meetinrichting plaatsen met aansluitend gedurende een jaar
tenminste eens per maand elektronisch informatie over het verbruik
Gratis beschikbaar stellen van een energiebewustwordingspakket 12.600.000
Rentelasten voorfinanciering uitvoeringsorganisatie 2008-2010 450.000
Deze bedragen zijn gebaseerd op effectiviteit van het Meer met Minder programma
van 210.000 woningen per jaar na de opstart fase, met uitzondering van de posten
klanten informeren en voorfinancieren rentelasten (deze twee posten zijn volume
onafhankelijk). De uiteindelijke totale bijdrage is van afhankelijk van het
daadwerkelijk aantal verbeterde woningen.
17
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer