De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag
Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33
www.szw.nl
2513AA22XA
Uw brief 13 februari 2008
Ons kenmerk AV/IR/2008/4858
Datum 29 februari 2008
Onderwerp Kamervragen van het lid Koser Kaya
Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Koser Kaya (D66) over de
uitspraken van de minister van Economische Zaken over de wenselijkheid van een
modernisering van het ontslagrecht.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(J.P.H. Donner)
Ons kenmerk AV/IR/2008/4858
Vraag 1
Wat is uw reactie op de uitspraken in een tv-interview van de minister van Economische
Zaken over de wenselijkheid van een modernisering van het ontslagrecht?
Vraag 2
Hoe verhouden de uitspraken in dit interview "mijn wens is dat de arbeidsmarkt van het slot af
gaat" en "het is te zot voor woorden dat er mensen zijn die met riante ontslagvergoedingen
naar huis gaan en anderen met niets; ook dat is de huidige situatie" en "ik denk: als je niets aan
het ontslagrecht doet, wordt het lastig", zich tot uw eerdere uitlatingen over het ontslagrecht?
Vraag 3
Sprak de minister van Economische Zaken hier namens het hele kabinet?
Vraag 4
Bent u bereid de Commissie Arbeidsparticipatie een nieuwe opdracht te geven?
Antwoord
De uitspraken van de minister van Economische Zaken zijn in lijn met de door het kabinet in
de adviesaanvraag aan de Stichting van de Arbeid van 3 juli 2007 genoemde redenen om te
komen tot een heroverweging van het arbeidsovereenkomstenrecht (waaronder het
ontslagrecht) ook al zijn de bewoordingen niet exact hetzelfde. Zoals u bekend heeft de
Stichting van de Arbeid een verdeeld advies uitgebracht en heeft het kabinet geconcludeerd dat
de discussie over de beoogde modernisering niet vruchtbaar kon worden afgerond.
In de brief van 22 november 2007 waarin het kabinet uw Kamer hiervan op de hoogte stelt, is
tegelijkertijd gesteld dat deze conclusie onverlet laat dat alle betrokken partijen onverminderd
van mening zijn dat de beoogde verhoging van de arbeidsparticipatie (waartoe de voorstellen
in de adviesaanvraag een bijdrage moesten leveren) gerealiseerd moet worden in het belang
van het waarborgen van welvaart en de voorzieningen van de verzorgingsstaat. Vervolgens
heeft het kabinet een Commissie ingesteld met als opdracht advies uit te brengen over welke
maatregelen nodig zijn om te komen tot een structurele verhoging van de arbeidsparticipatie.
Zoals blijkt uit genoemde brief kan de Commissie zich zonder beperking buigen over de vraag
hoe het beoogde doel kan worden verwezenlijkt. Ik zie dan ook geen aanleiding om de
Commissie een nieuwe opdracht te geven.
---
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid