Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid Directie Communicatie
09 januari 2003

Nr. 03/2
Staatssecretaris Rutte: pensioen deel arbeidsvoorwaarden.

"Pensioen is één van de arbeidsvoorwaarden. CAO-onderhandelaars moeten zich ervan bewust zijn dat stijging van de lonen gevolgen heeft voor de pensioenkosten." Dat zei staatssecretaris Mark Rutte van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 9 januari 2003 in Den Haag op een
studiebijeenkomst van de Nederlandse Vereniging voor Onderzoek van
Arbeidsverhoudingen. Rutte zei dat hij er - evenals de
Sociaal-Economische Raad - voorstander van is dat pensioenfondsen
worden verplicht in hun jaarverslag de financiële gevolgen te schetsen die CAO-afspraken hebben voor de pensioenen.

In zijn toespraak wees de staatssecretaris verder op het belang van goede voorlichting aan werknemers over hun toekomstige
pensioenaanspraken. Rutte kondigde aan de voorlichtingseisen aan te zullen scherpen.

De letterlijke tekst van de toespraak van staatssecretaris Rutte
luidt:

We hebben in Nederland een goed pensioenstelsel. Veel andere Europese landen kijken met jaloezie naar onze oudedagsvoorziening en dan vooral naar de pijler van de via kapitaaldekking gefinancierde
pensioenregelingen. Nederland is een van de weinige landen in Europa waar flink gespaard is voor de oude dag. Die constatering is van
belang nu het onderwerp pensioenen volop in de belangstelling staat.

Die belangstelling is niet altijd even positief. Er is vaak sprake van enige ongerustheid over de duurzame betaalbaarheid van onze
pensioenen. Dat is niet helemaal terecht, maar wel begrijpelijk. Want na een periode van schijnbaar tot in de hemel groeiende en uitbundig bloeiende pensioenbomen, beseffen we nu dat er toch een minder rijke oogst aan pensioenvruchten in het verschiet ligt dan we lange tijd
hebben gedacht. De neergang van de beurzen en de loonsverhogingen van de afgelopen jaren blijven niet zonder effect. Het gaat mij te ver om te spreken van een crisis rond onze oudedagsvoorzieningen. Maar ik
vind wel dat er reden is voor zorg.

Niet voor de korte termijn, want pensioenfondsen hebben meer dan
genoeg geld om de komende jaren aan hun verplichtingen te voldoen.
Enige zorg heb ik wel over de langere termijn.

Vorige maand heb ik de Kamer laten weten dat de Pensioen- en
Verzekeringskamer heeft vastgesteld dat van de ongeveer duizend
pensioenfondsen er volgens eigen opgave 138 te maken hebben met
onderdekking. Dat wil zeggen dat ze niet in één keer aan al hun
toekomstige verplichtingen zouden kunnen voldoen. Het totale tekort bedraagt ongeveer twee miljard euro. Dat is een fors bedrag, maar toch is het niet meer dan een half procent van het totale vermogen van de pensioenfondsen.

De pensioenfondsen met onderdekking hebben inmiddels herstelplannen ingediend bij de Pensioen- en Verzekeringskamer die nog deze maand
tegen het licht zullen worden gehouden.

In beginsel moeten de herstelplannen binnen een jaar leiden tot het verdwijnen van de onderdekking. Maar een langere periode is niet
uitgesloten. De Pensioen- en Verzekeringskamer zal op dat punt
maatwerk leveren.

En vervolgens moeten de pensioenfondsen er snel voor zorgen dat ze een onverhoopte volgende tegenvaller op kunnen vangen door nieuwe buffers op te bouwen. Het grote belang van de buffers zal duidelijk zijn, want die hebben precies gedaan waarvoor ze waren bedoeld: de grootste klap opvangen.

Eind deze maand ga ik met werkgevers en werknemers om de tafel zitten om eens goed te kijken hoe we er nu voorstaan met onze pensioenen.
Niet voor niets hebben sociale partners in het najaarsoverleg van eind november nog eens nadrukkelijk vastgesteld dat het behoud van moderne en betaalbare pensioenregelingen van belang is. Dat onderschrijf ik van harte. Maar daar moeten diezelfde sociale partners dan wel iets voor over hebben.

Soms doen werkgevers en werknemers me wel eens denken aan de eigenaar van een dure auto die klaagt over het vele geld dat hij moet betalen aan benzine, maar die weigert een zuinigere auto aan te schaffen.

En daarmee kom ik bij de pensioenkosten in relatie tot de
arbeidsverhoudingen; het thema van deze bijeenkomst.

In de jaren van hoge belegginswinsten op de beurzen zijn er in veel gevallen lage premies betaald. Premies die nu, bij tegenvallende
rendementen op de beurs, niet kostendekkend blijken te zijn. Met
andere woorden: we hebben teveel uit het oog verloren dat we een prijs moeten betalen voor goede pensioenen. Het is logisch dat sociale
partners over die prijs spreken en wel aan de onderhandelingstafel
waar over de arbeidsvoorwaarden wordt gesproken.

Want het pensioen is één van de arbeidsvoorwaarden.
CAO-onderhandelaars moeten zich ervan bewust zijn dat stijging van de lonen gevolgen heeft voor de pensioenkosten. Wat dat betreft is het met pensioenkosten niet anders gesteld dan met loonsverhogen of
uitbreiding van het aantal vakantiedagen: het moet allemaal worden
betaald uit de beschikbare loonruimte.

Hogere lonen zullen vrijwel altijd moeten leiden tot hogere premies om de kostenstijging van de pensioenen op te kunnen vangen. Het is goed als CAO-onderhandelaars die kosten helder in beeld brengen voordat ze de CAO definitief afsluiten zodat ze niet achteraf op onaangename
verrassingen stuiten.

Als aan de onderhandelingstafel niet voldoende oog is voor het effect van loonsverhoging op de pensioenkosten, zal na verloop van tijd
blijken dat het pensioenfonds zal interen op zijn reserves doordat de back service-lasten verrassend hoog oplopen. Dat is onwenselijk.

Daarom ben ik er voorstander van dat - in lijn met het advies van de SER - pensioenfondsen worden verplicht in hun jaarverslag de
financiële gevolgen te schetsen die de CAO-afspraken hebben voor de pensioenen. Uit de jaarverslagen moet blijken of het verstrekken van toeslagen in gevaar komt of niet.

Als de kosten tegenvallen kan het ook verstandig zijn dat werkgevers en werknemers afspreken nog eens goed te kijken naar de
pensioenregeling op zichzelf. En dan vooral op het punt van de
beheersbaarheid van de kosten. Ik denk bijvoorbeeld aan
eindloonregelingen die nog het risico inhouden van onverwacht
opdoemende hoge back-service.

Het kan ook geen kwaad als sociale partners af en toe eens kijken naar de hoogte van de zogenaamde spilleeftijd. Dat is de leeftijd waarop de werknemer onder de meest gunstige voorwaarden uit kan treden. Die
spilleeftijd ligt vaak op 61 of 62. In deze tijd van vergrijzing is het te overwegen naar verhoging van die spilleeftijd te streven.

Iets heel anders is of deelnemers - die zelden deskundige zijn op het gebied van pensioenen - ook weten hoe het ervoor staat met hun
pensioenaanspraken. Uit onderzoek blijkt dat de meeste werknemers
onvoldoende weten hoe hun pensioen er precies uitziet. Dat is ernstig. Want het betekent dat veel mensen pas vlak voor hun pensionering tot de ontdekking kunnen komen dat het tegenvalt. En dat ze er dus goed aan zouden hebben gedaan een aanvullende regeling voor zichzelf te
treffen.

Het is best te begrijpen dat in de meeste sollicitatiegesprekken het pensioen nauwelijks of niet ter sprake komt. Ik moet u bekennen dat in mijn gesprek met de kabinetsformateur het thema pensioenregeling voor staatssecretarissen niet aan de orde is gekomen. Maar dat neemt niet weg dat het van belang is dat de werknemer goed wordt geïnformeerd
over zijn of haar pensioenopbouw. Geen bericht van het pensioenfonds waar de werknemer geen touw aan vast kan knopen, maar glasheldere
informatie waar de deelnemer ook iets aan heeft.

Duidelijke informatie over de pensioenopbouw stelt mensen beter in
staat afwegingen te maken voor het treffen van aanvullende
voorzieningen. Bovendien bevordert inzicht in het pensioen dat je
bereid bent om pensioenpremie te betalen.

Goede voorlichting, zowel door de werkgever als door het
pensioenfonds, aan de werknemer vind ik van wezenlijk belang.
Natuurlijk, werkgevers en werknemers zijn verantwoordelijk voor de
inhoud van de pensioenregelingen. Zij onderhandelen daarover. Het ligt voor de hand dat sociale partners dus ook zorgen voor goede
voorlichting. De meeste pensioenfondsen doen dat inmiddels ook. Maar om er helemaal zeker van te zijn dat die voorlichting nergens
tekortschiet, zal ik voorstellen in de nieuwe Pensioenwet een aantal voorlichtingseisen aan te scherpen. Ik vind het belangrijk dat er
duidelijkheid bestaat over wat de werknemer en de gepensioneerde
minimaal aan informatie moeten krijgen.

Goede voorlichting aan beginnende werknemers. Dat is één. Maar we
willen meer. Pensioenuitvoerders moeten de deelnemers op de hoogte
stellen van het indexeringsbeleid van het fonds. Of er wordt
geïndexeerd, wanneer dat gebeurt en wanneer niet en dan dus ook waarom niet. Wat niet meer zal kunnen is dat het pensioenfonds het ene jaar een premieholiday geeft en het jaar daarop afziet van indexering.
Terugstorten en premieholidays worden alleen nog maar toegestaan als de verwachtingen die over indexering zijn gewekt ook kunnen worden
waargemaakt.

Dan de slapers; de mensen die nog aanspraken hebben bij vorige
pensioenfondsen. Ik vind het belangrijk dat ook die mensen worden
geïnformeerd omdat anders de herinnering aan die aanspraken snel
wegzakt in het geheugen. Uit de pensioenenquête van de Consumentenbond blijkt dat 60% van de slapers zich niet meer bewust is van vroegere pensioenaanspraken. Dat helpt natuurlijk niet om een goed overzicht te krijgen van het inkomen na de pensionering. Daarom willen we zeker
stellen dat de mensen met slapende pensioenaanspraken om de vijf jaar worden voorgelicht over de ontwikkeling van die aanspraken.

Transparantie, helderheid: daar hecht ik sterk aan als het gaat om de pensioenen. Maar ook als het gaat om aanvullende regelingen die mensen individueel treffen omdat ze vinden dat hun collectief geregelde
pensioen onder de maat blijft. Denk aan de lijfrentepolis. Of aan de mogelijkheid die sommige collectieve regelingen bieden aan werknemers om hun pensioen op vrijwillige basis aan te vullen. Ook hier is
glasheldere informatie geboden, bijvoorbeeld over de kosten en baten. Maar ook over de fiscale effecten bij pensionering. Ook hier willen we dat tevoren goed duidelijk wordt hoe de regeling werkt, waarvoor ze is bedoeld, maar ook welke schadelijke bijwerkingen kunnen optreden.

Sociale partners hebben en houden een grote eigen verantwoordelijkheid als het gaat om de pensioenen. Ik respecteer die. Maar ik vind wel dat er maximale duidelijkheid moet zijn over de pensioenen.

De transparantie die we vanzelfsprekend vinden als het gaat over ons loon voor dit jaar, moet even groot zijn als het gaat over het inkomen dat we ontvangen als we gepensioneerd zijn.

Overzicht dossiers