ChristenUnie
Inbreng over strafrechtelijke immuniteiten
Inbreng over strafrechtelijke immuniteiten
donderdag 28 februari 2008 09:51
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis
genomen van het voorstel om de strafrechtelijke immuniteit van de
publiekrechtelijke rechtpersonen en hun leidinggevers te beperken.
Deze leden zijn met de indieners van mening dat het opheffen van de
strafrechtelijke immuniteit en daaraan gekoppeld de introductie van
een strafuitsluitingsgrond kan bijdragen aan het vertrouwen van
burgers in de overheid en in de rechtsstaat. Het niet op voorhand
willen uitsluiten van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de
overheid past naar de mening van deze leden bij de voorbeeldfunctie
die de overheid vervuld.
Tegelijkertijd doet het voorstel wel recht aan de bijzondere positie
van de overheid. Door het creëren van een strafuitsluitingsgrond,
waarin wordt bepaald dat ook feiten die redelijkerwijs noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van een bij wet opgedragen publieke taak, is
een goed evenwicht gevonden tussen beide belangen. Groot voordeel van
voorliggend wetsvoorstel is ook voor de leden van de
ChristenUnie-fractie dat er een inhoudelijk oordeel kan worden gegeven
over genoemde belangenafweging. De huidige immuniteitsregeling staat
een inhoudelijk oordeel van de rechter in de weg. Voor burgers kan op
deze manier duidelijk worden waarom de overheid heeft gehandeld zoals
ze heeft gehandeld en waarom dat in de betreffende casus al dan niet
leidt tot strafrechtelijke aansprakelijkheid. De leden hebben een over
de inhoud van het voorstel een aantal vragen.
Delen de indieners de mening van de leden van de ChristenUnie-fractie
dat voorliggend wetsvoorstel vooral moet worden gezien als wijziging
van een principe, namelijk dat op voorhand de aansprakelijkheid van de
overheid niet mag worden uitgesloten? Maar dat dit ook kan betekenen
dat door de toepassing van de strafuitsluitingsgronden voorliggend
wetsvoorstel in de praktijk slechts in enkele zaken meerwaarde zal
blijken te hebben? Kunnen indieners een inschatting geven van het
aantal zaken dat zal voortvloeien uit het afschaffen van de
immuniteit?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de indieners de verhouding
tot dit wetsvoorstel tot de politieke beslissing om bepaalde strafbare
gedragingen niet te vervolgen? In hoeverre kan een ambtenaar die
uitvoering geeft aan een politiek genomen besluit tot gedogen, zelf
strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld? Hoe verhoudt zich in dit
geval een politieke opdracht en het daarbij behorende
verantwoordingsmechanisme, tot de strafrechtelijke aansprakelijkheid.
Indieners stellen dat het wetsvoorstel een strafrechtelijk sluitstuk
zet op de bestaande toezichtmogelijkheden van het staats-en
bestuursrecht. Hoe wordt voorkomen dat het de staats-en
bestuursrechtelijke toezichtmogelijkheden gaan functioneren als een
sluitstuk op de strafrechtelijke mogelijkheden, zo vragen de leden van
de ChristenUnie-fractie.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de indieners nog eens
nader toe te lichten, waarom art. 42 lid 2 Sr. is toegevoegd aan het
huidige artikel 42 Sr. en er niet voor is gekozen om het tweede lid de
huidige bepaling te laten vervangen? Met andere woorden, welke
meerwaarde heeft het eerste lid nog ten opzichte van het voorgestelde
tweede lid?
Indieners kiezen er voor om de aanwijzigingbevoegdheid van de Minister
van Justitie in tact te laten. Als argument wordt daarvoor aangevoerd
dat de mogelijkheid aanwijzigen te kunnen geven in individuele
strafzaken in het bijzonder bij publiekrechtelijke rechtspersonen
en/of hun opdrachtgevers en feitelijke leidinggevers van belang zijn
bij het voorkomen van mogelijke interferentie tussen een strafproces
en een proces van bestuurlijke verantwoording. De leden van de
ChristenUnie-fractie vragen indieners dit belang nader toe te lichten.
Hoe kan worden voorkomen dat de minister van Justitie zijn positie
gebruikt om bestuurlijke verantwoording te laten prevaleren boven
strafrechtelijke verantwoording? Deze leden vragen de indieners
daarnaast waarom zij het kennelijk niet nodig achten om voor de
situaties waarin het gaat om eventuele strafrechtelijke
aansprakelijkheid van het OM, dan wel de minister van Justitie zelf
een afzonderlijke regeling te treffen? Graag een nadere toelichting.