Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Ons kenmerk W&B/URP/08/58 Datum 28 februari 2008

Onderwerp Gevolgen ontvangen stagevergoeding kind voor
bijstandsgerechtigde alleenstaande ouders

Tijdens een algemeen overleg over WWB-zaken van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van uw Kamer op 17 oktober 2007 is gesproken over de situatie van een 17-jarige scholier die voor zijn stage een vergoeding kreeg van 500 per maand. Als gevolg hiervan ontving zijn moeder geen kinderbijslag meer voor hem. Tevens ontving zij niet langer een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande ouder maar naar die van een alleenstaande. Tijdens het eerdergenoemde algemeen overleg heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de vervlechting van de verschillende uitkeringen en toeslagen van gemeenten en Rijk in situaties waarin kinderen van uitkeringsgerechtigden stagevergoedingen ontvangen.

In deze brief concentreer ik mij op de situatie van inwonende kinderen van 16 en 17 jaar. Voor kinderen die jonger zijn dan 16 jaar en die tot het huishouden van de alleenstaande ouder behoren, wordt er voor de kinderbijslag vanuit gegaan dat de ouder hen onderhoudt (ook als zij een stagevergoeding ontvangen). De alleenstaande ouder heeft derhalve recht op kinderbijslag en als hij of zij een bijstandsuitkering ontvangt, op de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder (plus eventueel een gemeentelijke toeslag). Voor kinderen van 16 en 17 jaar gelden voor het recht op kinderbijslag aanvullende voorwaarden. Hierop zal ik in deze brief nader ingaan, evenals op de gevolgen van het ontvangen van een stagevergoeding op de kindertoeslag, bijzondere bijstand, langdurigheidstoeslag, huur- en zorgtoeslag en de tegemoetkoming in de schoolkosten.
Voor een beschrijving van de situatie van alleenstaande ouders van wie het schoolgaande of studerende kind de leeftijd van 18 jaar bereikt, verwijs ik u naar mijn brief van 12 juni 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 30 545, nr. 18).

Kinderbijslag
De ouder heeft recht op kinderbijslag voor zijn of haar kinderen die jonger zijn dan 16 jaar en tot zijn huishouden behoren. En ook voor de kinderen van 16 of 17 jaar die onderwijs volgen of stage lopen, arbeidsongeschikt of werkloos zijn en door de ouder in belangrijke mate worden onderhouden.

W

Ons kenmerk W&B/URP/08/58

Bij de vaststelling of een kind in voldoende mate wordt onderhouden is het eigen inkomen van het kind van belang. Als het kind 1217 of meer (netto) per kwartaal verdient met een bijbaan (of stage), komt het recht op kinderbijslag te vervallen. Hierop is één uitzondering geformuleerd: netto inkomen uit vakantiewerk tot een bedrag van 1100 dat het kind tijdens de zomervakantie verdient, telt niet mee. In het uitvoeringsbeleid van de Sociale Verzekeringsbank is vastgelegd dat het daarbij wel moet gaan om `echt' vakantiewerk en niet om werk dat ook voor een langere periode buiten de zomervakantie wordt verricht. Het werk mag ook geen deel uitmaken van de studie of beroepsopleiding die het kind volgt, tenzij uit de stageovereenkomst of leer-arbeidsovereenkomst blijkt dat het kind niet verplicht is om het werk tijdens de zomervakantie voort te zetten. Dan geldt het werk als vakantiewerk.
Ten slotte komt het recht op kinderbijslag tevens te vervallen als het kind studiefinanciering ontvangt.

Kindertoeslag
Naast de kinderbijslag bestaat sinds 1 januari 2008 ook de kindertoeslag. Deze is in de plaats gekomen van de kinderkorting. De kindertoeslag is inkomensafhankelijk en bedraagt ten hoogste 82,83 per maand ( 994 per jaar). Bij een toetsingsinkomen van de aanvrager (en de eventuele toeslagpartner) tot maximaal 29.4131 bestaat recht op de maximale kindertoeslag. Inkomen van inwonende kinderen wordt daarbij niet als toetsingsinkomen in aanmerking genomen. De ouder heeft alleen recht op de kindertoeslag als hij of zij één of meer kinderen jonger dan 18 jaar heeft voor wie hij of zij kinderbijslag ontvangt. De ouder die voor een kind van 16 of 17 jaar geen kinderbijslag ontvangt (en geen andere kinderen tot 18 jaar heeft voor wie recht op kinderbijslag bestaat), heeft ook geen recht op de kindertoeslag. Op deze regel geldt een aantal uitzonderingen. Ten eerste geldt een uitzondering voor die kinderen van 16 en 17 jaar voor wie geen recht op kinderbijslag bestaat omdat zij niet aan de eis voldoen dat zij onderwijs (of stage) volgen, arbeidsongeschikt of werkloos zijn. Ook geldt een uitzondering voor het kind van 16 of 17 jaar voor wie geen recht op kinderbijslag bestaat vanwege recht op studiefinanciering. Voor kinderen voor wie op deze gronden geen recht op kinderbijslag bestaat, kan dus wel recht bestaan op kindertoeslag. Wél moet de ouder ook dan het kind ten minste in belangrijke mate onderhouden; daarbij kan de hoogte van de stagevergoeding dus een rol spelen. De ouder die voor een kind van 16 of 17 jaar geen kinderbijslag ontvangt in verband met de inkomsten van dit kind, heeft ook geen recht op kindertoeslag.


1 Het toetsingsinkomen van een alleenstaande ouder met een bijstandsuitkering bedraagt in 2008 ca. 16.900 en dat van een alleenstaande ca. 14.300 (beide bedragen inclusief 20% gemeentelijke toeslag).


---

W

Ons kenmerk W&B/URP/08/58

Bijstandsnorm en gemeentelijke toeslag
In de Wet werk en bijstand (WWB) wordt als alleenstaande ouder aangemerkt de ongehuwde die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen. Met een ten laste komend kind wordt in de WWB een kind jonger dan 18 jaar bedoeld voor wie de ouder aanspraak op kinderbijslag kan maken. Als een inwonend kind van 16 of 17 jaar 1217 of meer per kwartaal verdient met een (bij)baan of stage, bestaat er geen recht meer op kinderbijslag en wordt het kind niet meer als ten laste komend aangemerkt.

Als de alleenstaande ouder nog andere ten laste komende kinderen onder de 18 jaar heeft, heeft dit geen gevolgen voor de hoogte van de bijstandsuitkering van de alleenstaande ouder. Als het inwonende kind van 16 of 17 jaar echter het enige (ten laste komende) kind van de alleenstaande ouder is, heeft dit wel gevolgen voor de hoogte van de bijstandsnorm van de alleenstaande ouder. Deze ontvangt vanaf het moment dat er geen recht meer bestaat op kinderbijslag een bijstandsuitkering gebaseerd op de norm voor een alleenstaande (en eventueel een gemeentelijke toeslag).2 De stagevergoeding van het kind geldt in de WWB, evenals andere inkomsten van het kind, niet als inkomsten van de ouder en telt niet mee waar het gaat om de landelijke norm (artikel 31, tweede lid, onderdeel a WWB).

De inkomsten van het kind kunnen wel een rol spelen bij de vaststelling van de hoogte van de gemeentelijke toeslag op de bijstandsnorm. De verlening van deze toeslag is financieel en beleidsmatig gedecentraliseerd. De hoogte van de gemeentelijke toeslag is afhankelijk van de mate waarin er, naar het oordeel van de gemeente, sprake is van enig schaalvoordeel vanwege het kunnen delen van bepaalde (woon)kosten met het inwonende kind. De vraag of er sprake is van schaalvoordelen (en daarmee van een verlaging van de gemeentelijke toeslag) als een inwonend kind een stagevergoeding van 500 ontvangt, is daarom niet in zijn algemeenheid te beantwoorden.

Bijzondere bijstand
Degene die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden wordt geconfronteerd met noodzakelijke bestaanskosten, waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan, heeft recht op bijzondere bijstand. De verlening van bijzondere bijstand is financieel en beleidsmatig gedecentraliseerd. Gemeenten zijn vrij in de vaststelling van de draagkracht van de belanghebbende. Inkomsten van inwonende kinderen worden niet in aanmerking genomen bij de vaststelling van de draagkracht van de alleenstaande ouder.

2 Per 1 januari 2008 bedraagt de (netto) bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder 882,20 per maand (plus een eventuele gemeentelijke toeslag van maximaal 252,06) en voor een alleenstaande 630,14 per maand (eveneens plus een eventuele gemeentelijke toeslag van ten hoogste 252,06).


---

W

Ons kenmerk W&B/URP/08/58

Langdurigheidstoeslag
De langdurigheidstoeslag beoogt een tegemoetkoming te bieden aan diegenen die langdurig in de bijstand zitten en door gebrek aan arbeidsmarktperspectief geen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Om in aanmerking te komen voor de langdurigheidstoeslag moet de aanvrager aan een aantal voorwaarden voldoen.
Het inkomen mag in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag niet hoger zijn geweest dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm; er mogen geen of slechts geringe inkomsten uit arbeid zijn geweest en de aanvrager moet in die vijf jaar voldoende hebben meegewerkt aan het verkrijgen of behouden van arbeid.
Inkomsten van inwonende kinderen spelen geen rol bij de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag. Wel geldt voor de alleenstaande ouder die geen recht meer heeft op kinderbijslag en daardoor de bijstandsnorm voor een alleenstaande gaat ontvangen dat daarmee de (lagere) langdurigheidstoeslag voor een alleenstaande3 van toepassing is.

Huurtoeslag en zorgtoeslag
Toeslagen worden uitbetaald door de Belastingdienst/Toeslagen in het kader van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De hoogte van de toeslagen hangt af van het toetsingsinkomen van de aanvrager en de eventuele toeslagpartner. Voor de huurtoeslag telt ook het toetsingsinkomen van medebewoners mee. Inwonende (eigen) kinderen kunnen nooit toeslagpartner zijn, maar wel medebewoner. Het inkomen van inwonende kinderen is van belang bij de vaststelling van de hoogte van de huurtoeslag. Voor kinderen die op 1 januari van het kalenderjaar jonger zijn dan 23 jaar wordt daarbij rekening gehouden met een drempelbedrag van circa 4.200. Alleen het toetsingsinkomen van inwonende kinderen dat boven dit bedrag uitgaat, telt mee voor de draagkracht. Een meerpersoonshuishouden heeft recht op volledige huurtoeslag tot een toetsingsinkomen van circa 18.500. Bij de vaststelling van de hoogte van de zorgtoeslag speelt het inkomen van een inwonend kind geen rol.

Tegemoetkoming in de schoolkosten(WTOS)
Het inkomen van de ouders is bepalend voor de hoogte van de tegemoetkoming in de schoolkosten in het kader van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). De inkomsten van het kind van 16 of 17 jaar hebben geen invloed op de hoogte van deze tegemoetkoming.

Gemiddelde hoogte stagevergoeding
Gemiddeld ontvangen stagiairs een bruto stagevergoeding van 245 per maand. De verschillen zijn echter groot en voornamelijk afhankelijk van het opleidingsniveau van de stagiair.

3 In 2008 bedraagt de langdurigheidstoeslag voor een alleenstaande 341 en voor een alleenstaande ouder 436.


---

W

Ons kenmerk W&B/URP/08/58

Stagiairs uit het MBO ontvangen gemiddeld een (bruto) stagevergoeding van 110 per maand, stagiairs uit het HBO ontvangen gemiddeld 220 en stagiairs uit het WO gemiddeld 329 per maand4. Bij 16- en 17-jarigen zal het in de meeste gevallen gaan om stagiairs uit het MBO.

Uit bovenstaande kan worden afgeleid dat een stagevergoeding van 500 voor 16- en 17- jarigen niet gebruikelijk is. Een stagevergoeding van 500 is ongeveer gelijk aan het wettelijk minimumloon bij een volledige werkweek voor deze leeftijdscategorie. Tevens kan uit bovenstaande worden afgeleid dat een stagevergoeding tot een bedrag van circa 400 in principe geen gevolgen heeft voor het inkomen van de alleenstaande ouder. Wat betreft het in aanmerking nemen van een stagevergoeding hoger dan 400 bij de in deze brief genoemde uitkeringen en inkomensafhankelijke regelingen, merk ik op dat een inwonend kind dat een dergelijk bedrag aan eigen inkomsten heeft niet op dezelfde manier ten laste van de ouder(s) komt als een kind dat helemaal geen eigen inkomsten heeft. Om die reden acht ik aanpassing van wet- en regelgeving op dit punt niet nodig.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(A. Aboutaleb)

4 Onderzoek van Studentenbureau Stage Monitor, mei 2007.


---