Kamerbrief inzake evaluatie Europafonds
28-02-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Conform mijn toezegging tijdens het interpellatiedebat over het
Europafonds dat op 31 januari jl. plaatsvond op verzoek van het lid
Van Bommel, zet ik in bijgevoegde notitie op hoofdlijnen uiteen op
welke wijze ik de evaluatie van het Europafonds in 2008 wil vormgeven.
Deze evaluatie was reeds gepland voor 2008 en zal derhalve volgens de
oorspronkelijke planning doorgang vinden. De evaluatie zal uitgevoerd
worden door een extern bureau, dat op basis van een Terms of Reference
het onderzoek zal uitvoeren en aanbevelingen zal doen. Het is mijn
voornemen om de Terms of Reference vast te stellen op basis van
bijgaande notitie. Ik streef ernaar de aanbevelingen van het
evaluatiebureau met mijn reactie en het volledige evaluatierapport
uiterlijk dit najaar aan uw Kamer te sturen.
De staatssecretaris voor Europese Zaken,
Frans Timmermans
Bijlage
Opzet Europafondsevaluatie 2008
Inleiding
Op 7 juni 2006 zond de toenmalige staatssecretaris voor Europese
Zaken, de heer Nicolaï, de resultaten van een onderzoek naar de
doelmatigheid en doeltreffendheid van het Europafonds over de periode
2001-2004 naar de Tweede Kamer1. De onderzoekers hadden naar
aanleiding van deze evaluatie een negental aanbevelingen geformuleerd
die bij de vaststelling van het beleidsvoornemen voor 2006 al dan niet
gedeeltelijk overgenomen waren in de wijze waarop de uitvoering van
het Europafonds vanaf dat moment plaatsvond. In zijn reactie op de
evaluatie^2 zette de staatssecretaris uiteen welke aanbevelingen hij
al dan niet overnam, alsmede zijn beweegredenen voor dat besluit.
Een van de aanbevelingen betrof de beschikbare middelen, die over de
evaluatieperiode 2001-2004 gemiddeld jaarlijks zo'n EUR 700.000
beliepen. Met ingang van 2006 kwam jaarlijks EUR 2,5 miljoen
beschikbaar. Aangezien de aanbevelingen van de vorige evaluatie met
ingang van 2006 geïmplementeerd zijn en het Europafonds op hoofdlijnen
op dezelfde wijze functioneert in 2008 als in de periode 2006-2007,
wordt ervoor gekozen deze evaluatie te laten lopen over de periode
2006-2007.
Dat heeft twee consequenties. Het betekent ten eerste dat het
Europafonds over 2005 niet geëvalueerd zal worden. Dit omwille van de
zuiverheid van deze evaluatie en de relevantie voor de huidige
werkmethoden. Een evaluatie over 2005 wordt gezien als niet relevant
voor nieuwe inzichten over de toenmalige werkwijze. Grosso modo was
die namelijk destijds hetzelfde als in de periode ervoor, hetgeen
logischerwijze zal inhouden dat bevindingen over 2005 in zeer grote
mate overeen zullen komen zijn met bevindingen en aanbevelingen naar
aanleiding van de periode ervoor. Ter illustratie hiervan:
administratieve tekortkomingen (kwaliteit van opbouw van dossiers,
late afsluiting van projecten e.d.) die aan het licht kwamen bij de
evaluatie 2001-2004, zijn eveneens geconstateerd bij de afwikkeling
van enkele projecten die in 2005 subsidie ontvingen via het
Europafonds.
Een tweede consequentie is het feit dat projecten die in de eerste
ronde van 2008 goedgekeurd zijn, niet meegenomen zullen worden in de
evaluatie. Dit laatste vanwege het feit dat projecten die in die ronde
zijn goedgekeurd, tegen de tijd dat de evaluatie uitgevoerd zal
worden, voor het overgrote gedeelte nog niet afgerond zullen zijn. Wel
zal de evaluatoren gevraagd worden de wijze van beoordelen van de
voorstellen die in het kader van de eerste ronde 2008 zijn ingediend,
mee te nemen in de evaluatie t.a.v. de beoordelingssystematiek.
In dit kader is het van belang op te merken dat, mede in het licht van
de discussie tijdens het interpellatiedebat, bij subsidietoekenning in
het kader van de eerste ronde van het Europafonds in 2008, bij alle
goedgekeurde projecten de subsidieontvanger verplicht wordt gesteld
via daartoe geëigende kanalen te communiceren dat het project (mede)
tot stand is gekomen met behulp van subsidie uit het Europafonds van
het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Daarnaast speelt, zoals bekend, de discussie over subsidiëring van
radio- en televisieproducties, waar het Commissariaat voor de Media
momenteel onderzoek naar doet. In het licht van deze discussie had het
ministerie van Buitenlandse Zaken de prioriteit die bij beoordeling
van subsidieaanvragen de afgelopen jaren werd verleend aan
massamediale projecten, reeds uit het beleidsvoornemen Europafonds
2008 geschrapt. In dat licht wordt momenteel ook bezien of de
coproductierichtlijn3 aangepast dient te worden. Hoewel subsidies uit
het Europafonds als zodanig niet als coproducties aan te merken zijn,
is voor de beoordeling van projectvoorstellen voor de eerste ronde van
Europafonds in 2008, voor een aangepaste werkwijze gekozen. Die houdt
in dat projecten die producties ten behoeve van radio en/of televisie
betreffen, hangende de discussie en besluitvorming over eventuele
aanpassing van de coproductierichtlijn, worden aangehouden. Dit
uiteraard uitsluitend indien deze aanpassing zijn beslag niet heeft
gekregen vóór de termijn waarbinnen besluitvorming dient plaats te
vinden over subsidieverlening (i.c. 1 april as.). Besluitvorming over
deze categorie projecten zal plaatsvinden op het moment dat volledige
duidelijkheid over aanpassing van de regelgeving bestaat.
Onderzoeksvragen
Gelijk de vorige evaluatie is het doel van de geplande evaluatie om
inzicht te krijgen in de doeltreffendheid en doelmatigheid van
projecten die zijn ondersteund met middelen van het Europafonds en de
doelmatigheid van het beheer van het fonds.
Daarbij wordt uitgegaan van het centrale doel van het fonds om
initiatieven van organisaties en personen te steunen die een bijdrage
leveren aan de voorlichting en meningsvorming bij het Nederlands
publiek over het Europese integratieproces en de Nederlandse positie
in dezen.
De negen onderzoeksvragen zoals geformuleerd in de Terms of Reference
worden als onverminderd relevant voor de huidige situatie gezien. De
onderzoeksvragen komen terug in de aanbevelingen die de onderzoekers
deden in hun eindrapport. Deze negen aanbevelingen4 en de reacties
daarop van de staatssecretaris5 richtten zich op de verbetering van de
prestaties op programmaniveau, de wijze van besluitvorming, het
projectbeheer, de relatie met subsidieontvangers, de doelstelling van
het fonds en het beleid t.a.v. doelgroepen. Daar waar destijds is
aangegeven dat een aanbeveling overgenomen zou worden, zal onderzocht
worden of en zo ja op welke wijze, de aanbeveling geïmplementeerd is.
Indien een aanbeveling niet is overgenomen, zal worden bekeken of dat
inderdaad terecht is gebeurd en, indien dit niet het geval is, of de
aanbeveling alsnog geï mplementeerd zou moeten worden.
Recente ontwikkelingen
De vragen over de werking van het Europafonds die door meerdere
fracties van de Tweede Kamer naar voren werden gebracht tijdens het
eerder genoemde interpellatiedebat, zullen integraal deel uitmaken van
het onderzoek. Ten einde zo goed mogelijk recht te doen aan de zorgen
en vragen van de Tweede Kamer die tijdens dat debat naar voren werden
gebracht, zal het volledige verslag van dat debat integraal als
bijlage bij de Terms of Reference worden gevoegd.
Aangezien de tijdens het debat ingediende moties deel uitmaken van het
verslag, zullen de onderzoekers zich ook daar van op de hoogte
stellen. Dit laatste onafhankelijk van de vraag of de moties
aangenomen zijn of niet6. Overigens betekent dit niet dat bijvoorbeeld
aan de onderzoekers gevraagd zal worden "of het Europafonds opgeheven
moet worden" (ref. motie De Roon, TK 2007-2008, 31 336, nr. 4). Wel
zal de vraag of subsidieverlening aan politieke partijen of daaraan
gelieerde organisaties, subsidiering van RTV-producties of projecten
van journalistieke aard aansluit bij beleid en regelgeving en zinvol
is, meegenomen worden in deze evaluatie. Hetzelfde geldt voor de
tijdens het debat geuite wens om bij de goedkeuring van
projectvoorstellen te streven naar "meer balans", ten einde meer
evenwicht te krijgen tussen vermeende pro-, dan wel anti-Europese of
euro-kritische projecten in de lijst van goedgekeurde projecten.
Door het verslag deel uit te laten maken van de Terms of Reference
zullen de onderzoekers in staat zijn zo goed mogelijk zich op de
hoogte te stellen van de overwegingen die ten grondslag lagen aan het
indienen van de moties tijdens het interpellatiedebat. Het verslag zal
mede richting geven aan de uitwerking van de opzet en uitvoering van
het evaluatieonderzoek.
Werkwijze
Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen zullen, net als bij de
vorige evaluatie het geval was, allereerst alle goedgekeurde en alle
afgewezen projecten geïnventariseerd worden. Dit ten einde projecten,
doelstelling, thema, doelgroep, financiële omvang en uitvoerder in
kaart te brengen. De evaluator zal op basis hiervan en de hierboven
geschetste onderzoeksvragen, een plan van aanpak opstellen, dat ter
goedkeuring aan het ministerie zal worden voorgelegd. Net als bij de
vorige evaluatie zal een begeleidingscommissie worden opgezet. De taak
van deze commissie is de kwaliteit van de evaluatie te bewaken, onder
meer door het plan van aanpak en het concept evaluatierapport van
commentaar te voorzien. De externe evaluatoren zijn verantwoordelijk
voor het evaluatierapport. Nadat de Terms of Reference door de
staatssecretaris voor Europese Zaken vastgesteld zijn, wordt aan
minimaal drie externe evaluatiebureaus een offerte aangevraagd. Een
criterium voor selectie van de bureaus is dat deze onafhankelijk zijn
van belanghebbende partijen en het object van evaluatie.
Budget
Het voor de evaluatie 2001/2004 beschikbare budget was 20.000 euro.
Aangezien het budget van het Europafonds en daarmee het aantal en de
omvang van de projecten enkele malen groter is dan in de hiervoor
liggende periode, is ervoor gekozen meer middelen te reserveren. Niet
alleen wordt hiermee tegemoet gekomen aan het ruimere budget van het
Europafonds, ook is de onderzoeksopdracht ruimer geformuleerd dan voor
de periode 2001-2004 het geval was. Met name het analyseren en
toepassen van de politieke context op de evaluatie stelt hoge eisen
aan de kwaliteit van de onderzoekers, hetgeen een ruimer budget
rechtvaardigt. Daarnaast zal, mede als gevolg van de wens van de
Tweede Kamer, de onderzoekers gevraagd worden een rapport uiterlijk
dit najaar nog vast te stellen. Voorkomen moet worden dat het thans
beschikbare budget een richtlijn wordt voor het indienen van offertes.
Aangezien het proces van opvragen van offertes zuiver gehouden moet
worden, is ervoor gekozen in dit stadium het te laten bij de
constatering dat de kosten voor deze nieuwe evaluatie waarschijnlijk
hoger zullen uitvallen dan die van de evaluatie over 2001-2004.
Uiteraard zal de uiteindelijke begroting in die context en binnen de
grenzen van het redelijke worden vastgesteld.
1: Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30303, nr. 22
2: Id.
3: Brief van de minister-president, minister van Algemene Zaken aan de
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal over aanwijzingen
inzake coproducties en andere omroepprogramma's (Tweede Kamer,
vergaderjaar 2003-2004, 29 200 III, nr. 21)
4: Evaluatie Europafonds (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30303,
nr. 22, p. 3 en verder)
5: Id.
6: Van de zes ingediende moties is de motie Ten Broeke (TK 2007-2008,
31336, nr. 5) aangehouden, de overige vijf moties zijn na stemming
afgewezen.
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken