Werkafspraken geneesmiddelenreclame tussen de IGZ en de CGR
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
27 februari 2008
GMT/VDG 2820091
1. Aanleiding
Op 30 augustus 2006 verzocht de Vaste Commissie voor Volksgezondheid,
Welzijn en Sport van uw Kamer mijn ambtsvoorganger te bewerkstelligen
dat er tussen de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de stichting
Code Geneesmiddelenreclame (CGR) werkafspraken over de wijze van
samenwerken op het gebied van geneesmiddelenreclame gemaakt zouden
worden. Deze werkafspraken zijn op 9 november 2006 gemaakt en u
toegezonden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006- 2007, 30 482, nr. 5)
(zie bijlage). De werkafspraken zijn nu een jaar van kracht en met
deze brief informeer ik u over de resultaten van de samenwerking.
2. Resultaten werkafspraken
2.1. informatie-uitwisseling en afstemming
In 2007 heeft een intensieve uitwisseling van informatie en afstemming
plaatsgevonden tussen beide instanties. De inwerkingtreding van de
Geneesmiddelenwet en de invoering van de bestuurlijke boete in 2007
leidde tot veel afstemmingsvragen.
2.2. voorlichting en educatie
Die afstemming heeft er onder andere toe geleid dat een gezamenlijke
nieuwsbrief is gemaakt over de wijzigingen op het gebied van
geneesmiddelenreclame bij de inwerkingtreding van de Geneesmiddelenwet
per 1 juli 2007. De sector heeft positief gereageerd op deze
eenduidige en gezamenlijke voorlichtingsactie. Het primaat van
voorlichting en educatie ligt bij de CGR. In een enkel geval hebben de
IGZ en CGR gezamenlijk een presentatie gegeven.
2.3. behandelen klachten en meldingen
In de samenwerkingsafspraken is als uitgangspunt gekozen dat meldingen
vanuit het veld, op welke wijze en door wie dan ook aangebracht, door
de CGR als klacht of serieus signaal worden behandeld. Dit
uitgangspunt houdt in dat ook meldingen die bij de IGZ `binnenkomen'
in beginsel door de CGR worden behandeld. Als uitzondering hierop
geldt dat de IGZ een melding zelf in behandeling neemt als de klager
dat wenst of als daar naar het oordeel van de IGZ wegens ernst,
omvang, recidive, volksgezondheidsbelangen of om opsporingstechnische
redenen aanleiding toe is.
De meldingen die de IGZ in 2007 heeft ontvangen, bleken vooral onder
te brengen in de categorie `uitzonderingen'. Slechts één van de
drieëntwintig klachten of meldingen die bij de IGZ binnenkwamen is
doorgestuurd naar de CGR voor behandeling. De reden voor het niet
doorsturen van de klachten of meldingen is divers. Onder andere speelt
een rol dat het ging om publieksreclame, dat de wettelijke
bevoegdheden van de IGZ gebruikt moesten worden of dat ze waren
binnengekomen op grond van de Wet handhaving Consumentenbescherming.
Ook waren er twee melders die niet wensten te worden doorverwezen. Uit
de praktijk van 2007 blijkt dat de categorie `uitzondering' veel
groter dan vooraf was ingeschat. Het uitgangspunt, dat CGR in beginsel
alle meldingen behandelt, wordt echter vooralsnog gehandhaafd. De
praktijk van 2008 en verdere jaren zal uitwijzen of de meldingen van
2007 representatief zijn.
2.4. monitoring en opsporing
In het kader van de werkafspraken onderscheiden de IGZ en CGR twee
fasen van monitoring: fase 1 monitoring (door de CGR) en fase 2
monitoring (door de IGZ). Met fase 1 monitoring wordt beoogd naleving
van regels voor geneesmiddelenreclame te bevorderen en overtredingen
van regels te voorkomen. De CGR heeft in 2007 onder andere een
verplichte preventieve toets ingesteld voor buitenlandse bijeenkomsten
waaraan beroepsbeoefenaren (zoals artsen) deelnemen en die gesponsord
worden door de farmaceutische industrie. Deze verplichting geldt voor
alle bijeenkomsten die buiten Nederland plaatsvinden, met uitzondering
van wetenschappelijke bijeenkomsten die qua opzet daadwerkelijk een
internationaal karakter hebben.
Met fase 2 monitoring wordt beoogd op basis van het verkregen inzicht
in het naleven van de regels geconstateerde overtredingen aan te
pakken. De beschikbare handhavingscapaciteit wordt hiermee effectief
ingezet. Met de inwerkingtreding van de Geneesmiddelenwet in juli 2007
is het instrument van de bestuurlijke boete ingevoerd. Dit betekent
een uitbreiding van het bestuurlijke handhavingsinstrumentarium van de
IGZ.
3. Evaluatie werkafspraken
De werkafspraken hebben tot doel een effectieve en efficiënte
handhaving van geneesmiddelenreclame. De werkafspraken zorgen er voor
dat het veld tijdig en goed op de hoogte is van de regels op het
gebied van geneesmiddelenreclame. De werkafspraken hebben geleid tot
een goede samenwerking en afstemming tussen de CGR en de IGZ. Ook is
op het onderdeel voorlichting en educatie gezamenlijk veel en goed
werk verzet (zie de eerdergenoemde punten 2.1. en 2.2.). Op het gebied
van efficiënte handhaving hebben de werkafspraken nog niet voldoende
gewerkt of kunnen werken. Onder andere zal aandacht besteed moeten
worden aan de bestuurlijke boeten. De bestuurlijke boete is een nieuw
instrument dat beschikbaar is sinds de inwerkingtreding van de
Geneesmiddelenwet. De IGZ is bezig met de afronding van het vormgeven
van het bestuurlijke boetenbeleid. Doordat in de werkafspraken de
mogelijkheid is gecreëerd om bij de IGZ ingediende klachten door de
CGR te laten afhandelen, zou daardoor de bestuurlijke boete ontlopen
kunnen worden. Die situatie is niet wenselijk en ook niet de bedoeling
van de werkafspraken. De CGR en de IGZ zoeken hiervoor een oplossing.
4. Vervolg
De werkafspraken waren geldig tot 31 december 2007. De CGR en IGZ
zullen de huidige werkafspraken in 2008 continueren. Medio 2008
verwacht ik de evaluatie van het Reclamebesluit Geneesmiddelen. Bij
verdere voortzetting van de werkafspraken zal de evaluatie betrokken
worden.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink