European Union



Brussel, 28 februari 2008

Directe belastingen: Commissie vraagt België een eind te maken aan de discriminatie van buitenlandse kinderdagverblijven en buitenlandse artiesten en sportlui

De Europese Commissie heeft België formeel verzocht om een eind te maken aan twee gevallen van belastingdiscriminatie. Het eerste geval betreft de mogelijkheid om de kosten voor kinderdagverblijven af te trekken van de inkomstenbelasting. Deze aftrek wordt alleen toegestaan als de kinderen naar een Belgisch kinderdagverblijf gaan en niet naar een buitenlands. Het tweede geval betreft buitenlandse artiesten en sportlui. De Belgische belastingwetgeving kan tot gevolg hebben dat buitenlandse artiesten en sportlui zwaarder worden belast dan artiesten en sportlui die in België wonen. Beide verzoeken hadden de vorm van een "met redenen omkleed advies" overeenkomstig artikel 226 van het EG-Verdrag. Als België de Commissie binnen twee maanden geen bevredigend antwoord geeft, kan deze de zaken voor het Europese Hof van Justitie brengen.

Kinderdagverblijven

De kosten voor een kinderdagverblijf kunnen alleen van de inkomstenbelasting worden afgetrokken als de kinderen naar een Belgisch kinderdagverblijf gaan en niet naar een buitenlands. Volgens de Commissie kan dit voor buitenlandse kinderdagverblijven een belemmering vormen van het vrij verrichten van diensten zoals gewaarborgd bij artikel 49 van het EG-Verdrag. Het kan ook een belemmering vormen voor het vrije verkeer van personen, zoals grensarbeiders die inkomstenbelasting verschuldigd zijn in België, maar in het buitenland wonen en hun kinderen naar een kinderdagverblijf sturen in het land waar zij wonen. Het vrije verkeer van personen wordt gewaarborgd bij de artikelen 18, 39 en 43 van het EG-Verdrag en de overeenkomstige artikelen van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (de EU plus IJsland, Noorwegen en Liechtenstein).

Artiesten en sportlui

Artiesten en sportlui die in België wonen, worden in de inkomstenbelasting naar een progressief tarief belast en kunnen hun beroepskosten aftrekken. Artiesten en sportlui die niet in België wonen, worden naar een vast tarief van 18 % belast en kunnen hun beroepskosten niet aftrekken. Dit kan tot gevolg hebben dat buitenlandse artiesten en sportlui zwaarder worden belast. Volgens de Commissie druist een dergelijke zwaardere belasting in tegen de artikelen 49 en 50 van het EG-Verdrag, zoals bevestigd door het Europese Hof van Justitie in de zaak-Gerritse (C-234/01). Hetzelfde geldt voor de overeenkomstige artikelen van de EER-Overeenkomst.

De Commissie heeft een vergelijkbare zaak ingeleid tegen Duitsland (zie IP/08/144).

Procedure

In beide gevallen heeft België in zijn antwoord op de aanmaningsbrieven (de eerste stap in de inbreukprocedure van artikel 226 van het EG-Verdrag) de inbreuk erkend, maar niet aangegeven hoe en wanneer het deze zou wegnemen noch hoe het de EU-wetgeving zou toepassen totdat nieuwe regels in werking treden. Daarop heeft de Commissie besloten om in beide gevallen de tweede fase van de inbreukprocedure in te leiden.

Het referentienummer van de Commissie voor de zaak van de kinderdagverblijven is 2005/5063 en voor de zaak van de artiesten en sportlui 2006/2375.

Voor de persmededelingen over inbreukprocedures op het gebied van belastingen en douane:

http://ec.europa.eu/taxation_customs/common/infringements/infringement
_cases/index_en.htm

Voor de laatste algemene informatie over inbreukmaatregelen tegen lidstaten:

http://ec.europa.eu/community_law/index_en.htm