Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Goed geplaatst

Onderzoek naar plaatsingsbeleid en wachtlijstproblematiek
Wet sociale werkvoorziening

Goed geplaatst

Onderzoek naar plaatsingsbeleid en wachtlijstproblematiek
Wet sociale werkvoorziening

Inspectie Werk en Inkomen Goed geplaatst

R 07/19, december 2007

ISSN 1383-8733
ISBN 978-90-5079-195-3

2 Inspectie Werk en Inkomen Goed geplaatst

Voorwoord

De Wet sociale werkvoorziening biedt aan zoveel mogelijk arbeidsgehandicapten die zijn geïndi- ceerd aangepaste arbeid. Deze arbeid moet aansluiten bij de capaciteiten en mogelijkheden van Wsw-geïndiceerden en plaatsvinden in een zo regulier mogelijke werkomgeving. De Wet sociale werkvoorziening staat volop in de politieke belangstelling. De toename van het aantal Wajongers onder de Wsw-geïndiceerden versterkt deze politieke belangstelling. De wachtlijsten voor de Wsw groeien sterk. Eind 2006 stonden circa 19.600 arbeidsgehandicapten met een Wsw-indicatie op de wachtlijst. Vaak zijn de wachttijden langer dan een jaar: eind 2006 was voor 45 procent van de Wsw-geïndiceerden de wachttijd minstens een jaar. Dit is zorge- lijk, de capaciteiten van de Wsw-geïndiceerden worden niet benut, hun mogelijkheden gefrus- treerd. Positief is dat praktisch alle sw-uitvoeringsorganisaties in samenwerking met gemeenten en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan mensen op de wachtlijst voortrajec- ten aanbieden ter overbrugging van de wachtperiode.
Naar verwachting wordt per 1 januari 2008 een wetswijziging van kracht waarmee onder andere de groeiende wachtlijsten moeten worden `verzacht'. De Inspectie Werk en Inkomen gaat in 2008 en verder de implementatie van deze wetswijziging en de effecten ervan op Wsw- geïndiceerden en de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening nauwlettend volgen. De inspectie wil met haar bevindingen uit het onderzoek `Goed geplaatst' een bijdrage leveren aan verdere verbetering van de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening in het algemeen en van het plaatsingsproces en wachtlijstbeheer in het bijzonder. Daarnaast kunnen de resulta- ten van dit onderzoek en het oordeel dat de inspectie op grond daarvan heeft geformuleerd een rol spelen bij de komende fundamentele herbezinning van de Wet sociale werkvoorziening en andere sociale voorzieningen en verzekeringen.
Ten slotte wil ik de sw-uitvoeringsorganisaties die ons hun data ter beschikking hebben gesteld en de organisaties die bereid zijn geweest in de zomermaanden deel te nemen aan de inter- views hartelijk danken voor hun medewerking.
Mw. mr. drs. C. Kervezee
Inspecteur-generaal


3 Inspectie Werk en Inkomen Goed geplaatst


4 Inspectie Werk en Inkomen Goed geplaatst

Inhoud


1 Inleiding 7
2 Plaatsingsproces 9
3 Wachtlijstproblematiek 15
4 Conclusies en oordeel 19
5 Reacties CWI en Cedris, nawoord IWI 21 Lijst van afkortingen 23 Bijlage 1: Brief staatssecretaris SZW 25 Bijlage 2: Reactie Centrale organisatie werk en inkomen 31 Bijlage 3: Reactie Cedris 35 Publicaties van de Inspectie Werk en Inkomen 41


5 Inspectie Werk en Inkomen Goed geplaatst


6 Inspectie Werk en Inkomen Goed geplaatst


1 Inleiding

In 2006 heeft de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) de uitvoering van de indicatiestellingen voor de Wsw door de Centrale organisatie voor Werk en Inkomen (CWI) onderzocht. In het voor- liggende rapport presenteert de inspectie de resultaten van het onderzoek naar het plaatsings- proces. Dit betreft de stappen vanaf indicatiebesluit en -advies door CWI tot en met plaatsing
1 in een Wsw-dienstverband door sw-uitvoeringsorganisaties.1 De uitvoering van de Wsw is opge- Op verzoek van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft de dragen aan het college van burge-
meester en wethouders van inspectie ook onderzoek gedaan naar de samenstelling van de Wsw-wachtlijsten en de wijze gemeenten. Veel gemeenten dragen waarop gemeenten en werkvoorzieningschappen invulling geven aan het wachtlijstbeheer (zie de uitvoering over, al dan niet gede-
legeerd, aan organisaties die de ook bijlage 1).
Wsw uitvoeren, waarbij sprake is
van diverse uitvoeringsvormen. In
dit rapport worden de verschillende De twee centrale vragen voor het onderzoek luidden: uitvoeringsvormen aangeduid als · Plaatsingsproces: `In hoeverre leidt de indicatie door CWI tot een plaatsing in overeenstemming met `sw-uitvoeringsorganisaties'.
deze indicatie?'

· Wachtlijstproblematiek: `Wat zijn de oorzaken voor de groei van de wachtlijsten en de oplopende wachttijden voor Wsw-plaatsingen en op welke wijze beïnvloeden de sw-uitvoeringsorganisaties de ont- wikkeling van de wachtlijsten en -tijden?' Onderzoeksopzet
Het onderzoek is in de volgende twee fasen uitgevoerd:
· In de eerste fase is een `beeld van de werkelijkheid' verkregen door kwantitatieve uitvraag bij alle 111 sw-uitvoeringsorganisaties over personen op de wachtlijst. De verkregen informatie heeft betrekking op twee afzonderlijke bestanden: het aantal personen op de gehele wachtlijst ultimo 2005 en het aantal personen dat in het eerste kwartaal van 2006 op de wachtlijst is ingestroomd. Van deze twee bestanden is op niveau van Wsw-geïndiceerden geanonimiseerd informatie verzameld over wat er in de periode vanaf de datum van plaatsing op de wachtlijst tot en met 31 maart 2007 is gebeurd. De inspectie acht deze periode als een redelijke termijn om een Wsw-dienstbetrekking geplaatst te kunnen worden. Bij de presentatie van de cijfermatige bevindingen zijn de landelijke gemiddelden vergeleken met telkens de vijf hoogst en de vijf laagst scorende sw-uitvoeringsorganisaties per onderzocht aspect. Per aspect kunnen dit de gegevens van verschillende uitvoeringsorganisaties zijn. De inspectie heeft van 88 procent van de sw-uitvoeringsorganisaties de informatie tijdig en vol- ledig ontvangen.

· In de tweede fase is steekproefsgewijs bij 41 sw-uitvoeringsorganisaties een kwalitatieve uit- vraag gedaan naar de actuele situatie. De resultaten uit deze tweede fase betreffen dus de erva- ringen van deze sw-uitvoeringsorganisaties. De 41 sw-uitvoeringsorganisaties zijn gespreid naar grootte en regio. Hierdoor kan de inspectie geldige uitspraken doen over de gehele populatie. De vraagstelling was gericht op het plaatsingsbeleid, de knelpunten die daarbij worden ervaren en het wachtlijstbeheer. Bij het wachtlijstbeheer is specifieke aandacht besteed aan de onderlig- gende oorzaken van de groei en langere wachttijd voor plaatsing in de Wsw en de wijze waarop sw-uitvoeringsorganisaties hiermee omgaan.
· Bij de bevindingen zijn tevens gegevens uit de jaarverantwoording 2006 voor de Wsw gebruikt, evenals gegevens van CBS-statistieken.
7 Inspectie Werk en Inkomen Goed geplaatst


8 Inspectie Werk en Inkomen Goed geplaatst


2 Plaatsingsproces

IWI stelt vast dat de sw-uitvoeringsorganisaties in de praktijk, op basis van eigen beleid en zelf gemaakte keuzes, op uiteenlopende wijze de Wsw uitvoeren. De niet uniforme uitvoering - die overigens niet in strijd is met wet- en regelgeving - is mede een gevolg van de met de invoering van budgetfinanciering in de Wsw per 1 januari 1989 ingezette terugtredende overheid, waarbij uitvoeringsvoorschriften grotendeels zijn afgeschaft. In dit hoofdstuk worden de verschillende stappen in het plaatsingsproces door sw-uitvoerings- organisaties besproken, vanaf de indicatiestelling door CWI tot en met plaatsing in een Wsw- dienstverband.
Indicatiestelling
De overdracht van de indicatiestelling aan CWI per 1 januari 2005 had tot doel te komen tot een meer onafhankelijke en uniforme indicatiestelling. Hierbij is een strikte scheiding aange- bracht tussen het afgeven van een indicatie door CWI en het persoonlijke ontwikkelingsplan voor de kandidaat, wat tot de uitvoeringstaak van de sw-uitvoeringsorganisatie behoort. CWI stelt bij beschikking vast of een persoon tot de doelgroep van de Wsw behoort, bepaalt de arbeidshandicapcategorie en geeft de geldigheidsduur van de indicatie aan. Tevens adviseert CWI over eventueel noodzakelijk geachte aanpassingen en of de geïndiceerde in staat wordt geacht tot begeleid werken. CWI moet in het kader van de aanvraag onderzoek doen naar de beperkingen van de aanvrager van lichamelijke, verstandelijke en psychische aard. IWI concludeert op basis van de beschikbare informatie dat de doelstelling te komen tot uni- forme indicatiestelling nog niet volledig is gerealiseerd en dat de verwachtingen van sw-uitvoe- ringsorganisaties over de indicatiestelling niet aansluiten bij bovenstaande wettelijke opdracht voor CWI. De sw-uitvoeringsorganisaties geven aan dat het indicatieproces procedureel op orde is. Van hen heeft tachtig procent periodiek overleg met CWI over knelpunten in de uit- voering. Desondanks geeft een groot deel van de sw-uitvoeringsorganisaties aan dat de indica- tiestelling van CWI onvoldoende aansluit bij hun informatiebehoefte om plaatsing direct, zonder eigen aanvullend onderzoek, te kunnen realiseren. Tevens ervaren de sw-uitvoeringsor- ganisaties een aanzienlijk deel van de adviezen voor begeleid werken als onrealistisch. Deze bevindingen sluiten op hoofdlijnen aan bij eerder onderzoek door IWI naar de Wsw-indi- catiestelling, waarbij is vastgesteld dat CWI op een juiste wijze invulling geeft aan de wettelijke doelstelling van een meer onafhankelijke uitvoering van de Wsw-indicatiestelling, maar verbete- ringen op onderdelen nog nodig zijn. IWI concludeert in dit rapport dat "niet kan worden vastge- steld of er landelijk een consistente lijn is in de overwegingen, waarop de indicatiebesluiten zijn geba- 2 seerd." 2
IWI; `Wsw-indicatiestelling door
CWI'; september 2006.
Wettelijk is voorgeschreven dat CWI een advies voor begeleid werken geeft, tenzij de kandi- daat hiervoor niet geschikt is, waarbij geen rekening wordt gehouden met de arbeidsmarktrele- vantie van betrokken kandidaat. In opdracht van CWI is in het tweede kwartaal 2007 het `Tevredenheidsonderzoek sw-uitvoe-
3 ringsorganisaties' uitgevoerd.3 Hierin is vastgesteld dat sw-uitvoeringsorganisaties overwegend Tevredenheidsonderzoek SW-uitvoe- positief oordelen over de indicatiestelling door CWI, maar dat op onderdelen verbeteringen ringsorganisaties door Ecorys
Nederland BV, 2 juli 2007. nodig zijn. Suggesties voor verbeteringen gaan onder andere over meer informatie en aanvul- lende rapportage van CWI over de geïndiceerde, verduidelijking van de inhoudelijke beleidslijn voor de indicatiestelling met aandacht voor de vraag of de behoefte van de kandidaat leidend is of dat dit de objectief gemeten arbeidsproductiviteit is, het doel van het advies begeleid werken in relatie tot de reële mogelijkheden van de kandidaat en aanpassing van de richtlijn voor de geldigheid van de eerste indicatie van twee jaar. De knelpunten die ten grondslag liggen aan de verbeterpunten van het tevredenheidsonderzoek van CWI komen overeen met de resultaten van dit onderzoek `Goed geplaatst'. De statistische gegevens van het CBS laten een groei zien van de categorie `niet ernstig psy- chisch gehandicapt' (wachtlijst eerste kwartaal 2006: 43 procent) en een afname van het aan- deel motorisch gehandicapten (wachtlijst eerste kwartaal 2006: 13 procent). Sw-uitvoeringsor- ganisaties geven aan dat een toenemend deel van de Wsw-kandidaten meervoudige, vooral psychische en/of sociale, problemen heeft waardoor meer begeleiding nodig is en er extra belemmeringen zijn bij het realiseren van een Wsw-plaatsing, vooral extern. Het probleem
9 Inspectie Werk en Inkomen Goed geplaatst

hierbij is dat CWI met de zogenoemde ICIDH-codering slechts één beperking kan aangeven.

IWI concludeert hierbij dat het systeem van indicatiestelling en de aanwezige meervoudige beperkingen in de praktijk uiteen lopen.

Uit het onderzoek blijkt dat er tussen sw-uitvoeringsorganisaties een grote bandbreedte bestaat bij het aantal personen op de wachtlijst met de arbeidshandicapcategorie `ernstig', variërend van 7 tot 47 procent, welke bandbreedte eveneens bestaat bij het werknemersbe- stand met de arbeidshandicapcategorie `ernstig' (11 tot 58 procent). Deze grote verschillen zijn niet te verklaren uit de persoonskenmerken geslacht, leeftijd of aard en mate van de beperkin- gen. Aangenomen moet worden dat de oorzaak ligt aan het ontbreken van eenduidige, objec- tieve criteria voor het indicatieproces op basis waarvan de arbeidshandicapcategorie wordt bepaald (zie grafiek 1).
Grafiek 1
Relatieve omvang arbeidshandicapcategorie 'ernstig', landelijk en afwijkingen van de vijf sw-organisa- ties die hoog c.q. laag scoren
70%
60%
50%
40%
30%
20%

10%
0%
landelijk 5 swo's hoog 5 swo's laag wachtlijst 1e kw. 2006 N = 2390 19% 47% 7% wachtlijst ultimo 2005 N = 13531 28% 55% 8% werknemersbestand ultimo 2006 N = 36183 29% 58% 11% Plaatsingsproces
Alle sw-uitvoeringsorganisaties hanteren een standaard plaatsingsprocedure voor de intake van Wsw-geïndiceerden, waarvan 83 procent deze schriftelijk heeft vastgelegd. Ruim de helft van de onderzochte sw-uitvoeringsorganisaties (53 procent) houdt direct aansluitend op de ont- vangst van de indicatie een intakegesprek met betrokkene; de anderen wachten hiermee tot plaatsing binnen een redelijke termijn is te verwachten. 95 Procent van de sw-uitvoeringsorga- nisaties informeren de betrokkene schriftelijk over plaatsing op de wachtlijst, al dan niet met een indicatie over het verwachte moment van plaatsing of de gemiddelde verblijfsduur op de wachtlijst.
Hiermee is de vraag beantwoord van de staatssecretaris hoe de mensen op de wachtlijst worden geïnformeerd over het moment van plaatsing.
Met behulp van persoonlijke ontwikkelingsplannen en de zogenoemde `werkladder' stelt het merendeel van de sw-uitvoeringsorganisaties voor de geïndiceerde kandidaat een trajectplan op. Doel hiervan is betrokkene te plaatsen op een arbeidsplaats die het beste past bij diens persoonlijke mogelijkheden en omstandigheden. Het ontwikkelen van sociale vaardigheden en het opdoen van arbeidsritme vormen, naast scholing of opleiding, in dit kader de belangrijkste elementen. Van de sw-uitvoeringsorganisaties start 28 procent met de uitvoering van het tra- jectplan zodra dit is opgesteld en ruim 40 procent start hiermee als plaatsing binnen redelijke termijn is te verwachten. De looptijd van een traject is afhankelijk van de inhoud en ligt tussen de 6 en 24 maanden.
10 Inspectie Werk en Inkomen Goed geplaatst

Plaatsingsbeleid

Uit de interviews blijkt dat sw-uitvoeringsorganisaties bijna altijd het `first-in, first-out' (fifo) principe als uitgangspunt hanteren, veelal in combinatie met voorrangsbeleid voor doelgroepen. Opvallend is dat, op basis van de kwantitatieve uitvraag uit de eerste fase van het onderzoek, voornoemd `fifo-uitgangspunt' niet in overeenstemming is met het concrete plaatsingsbeeld,
4 zoals vastgesteld over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 maart 2007.4 Landelijk zijn in Het landelijke beeld van de gereali- de periode tot 31 maart 2007 ruim 6.000 personen van de wachtlijst ultimo 2005 niet seerde plaatsingen vanaf de wacht-
lijst eerste kwartaal 2006 ten geplaatst, terwijl in dezelfde periode wel ruim 550 personen van de wachtlijst eerste kwartaal