College van Beroep voor het bedrijfsleven
Bestuurlijke boete bij relatief laag benadelingsbedrag. Evenredigheid
De Raad is met de Svb van oordeel dat van omstandigheden als bedoeld
in artikel 3, eerste lid, van het Boetebesluit sociale
zekerheidswetten niet is gebleken en kan de rechtbank dan ook niet
volgen in haar oordeel dat de boete van ⬠45,- onevenredig hoog is.
Het enkele feit dat het om een relatief laag benadelingsbedrag van â¬
59,40 gaat is voor deze conclusie onvoldoende. De Raad wijst er in dit
verband op dat op grond van artikel 17c, eerste lid, van de AOW er
voor appellant een ongeclausuleerde gehoudenheid bestaat om een boete
op te leggen, reeds bij een enkele schending van artikel 49 van de
AOW. Uit artikel 2, derde lid, van het Boetebesluit
socialezekerheidswetten blijkt voorts dat indien het niet nakomen van
de inlichtingenverplichting niet heeft geleid tot een
benadelingsbedrag de boete kan worden vastgesteld op ⬠45,-. De Raad
ziet in deze bepalingen een uitdrukking van de generaal preventieve
functie van de boete.
LJ Nummer:
BC4447
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 27 februari 2008