Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Brief aan de Tweede Kamer over grote ICT-projecten
25 februari 2008
In mijn brief d.d. 1 oktober 2007 (26643, nr. 99) sprak ik de
verwachting uit u begin dit jaar te kunnen informeren over mijn
voorstellen naar aanleiding van de motie Hessels (26643, nr.93),
waarin het kabinet gevraagd wordt de coördinatie van grootschalige
ICT-projecten tot onderdeel te maken van het programma Vernieuwing
Rijksdienst.
Ik heb inmiddels een aantal globale voorstellen besproken in de
ministerraad. Ik had daarover met u in het voor 14 februari jl.
voorziene Algemeen Overleg van gedachten willen wisselen. Dit AO is
inmiddels uitgesteld tot 12 maart a.s. Uw Kamer heeft aangegeven mijn
voorstellen per vóór dit AO te willen ontvangen. Met deze brief voldoe
ik aan dit verzoek.
In deze brief ga ik eerst in op een aantal overwegingen die een rol
spelen bij mijn voorstellen.
1. Rapport Rekenkamer
Het eerste deel van het Rekenkamer-rapport over grote ICT-projecten
geeft aan dat de zorg vanuit de Kamer over de uitvoering van
ICT-projecten terecht is. De Rekenkamer nuanceert weliswaar het beeld
van miljardenverspillingen, maar constateert anderzijds dat de
uitvoering van ICT-projecten voor verbetering vatbaar is. Als
belangrijkste oorzaak voor het deels mislukken van ICT-projecten
verwijst de Rekenkamer naar het feit dat ICT-projecten binnen de
rijksoverheid vaak te ambitieus en te complex worden door de
combinatie van politieke, organisatorische en technische factoren.
Zowel de regering als de Kamer blijken te veel te denken in grote en
ambitieuze oplossingen, waarbij ICT als quick fix voor complexe
problemen wordt gezien. De signalen vanuit de uitvoerende
overheidsorganisaties worden daarbij soms onderbelicht. Aan daadkracht
is niets mis, maar die daadkracht brengt risico's met zich mee in de
uitvoering van grote projecten. Ik deel de conclusies van de
Rekenkamer op dit punt.
2. Elke minister zelf verantwoordelijk
Naar aanleiding van het rapport van de Rekenkamer, is het kabinet
gevraagd of het een goed idee is om één minister verantwoordelijk te
maken voor aansturing en uitvoering van ICT-projecten. Het kabinet
vindt dat geen goed idee. Zo'n minister zou dan de nodige ambtelijke
ondersteuning bij projecten moeten neerzetten die meedenkt, meestuurt
en toeziet op de uitvoering door de organisatie zelf. Ik denk derhalve
dat dit idee onduidelijkheid, vergroting en complicering van
ambtelijke aansturing en een toename van overlegstructuren creëert.
Dat komt een kleinere en meer effectieve rijksoverheid bepaald niet
ten goede. Zo'n constructie druist bovendien in tegen de integrale
verantwoordelijkheid van de vakminister voor alles op zijn of haar
ministerie. Vele projecten hebben een grote ICT-component, maar zijn
integraal onderdeel van de werkprocessen van een ministerie.
3. Vormen van verantwoordelijkheid
De verantwoordelijkheid van een minister voor een ICT-project is
rechtstreeks gerelateerd aan de vraag voor welke publieke taak ICT
wordt ingezet, en of die taak rechtstreeks onder de ministeriële
verantwoordelijkheid valt. Bij een volledige rijkstaak is er uiteraard
sprake van een volledige ministeriële verantwoordelijkheid. Er zijn
echter ook projecten die in medebewind worden uitgevoerd, zoals met
gemeenten. BZK is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de centrale GBA,
maar de gemeenten voor hun aansluiting daarop. U kunt BZK uiteraard
wel aanspreken op de vraag of het de gemeenten redelijkerwijs mogelijk
gemaakt wordt om aan te sluiten.
Resumerend is het wat mij betreft noodzakelijk om per ICT-project
tevoren helder vast te stellen waarvoor een minister zelfstandig
verantwoordelijk is, en waar (inter)nationale medeoverheden,
zelfstandige uitvoeringsorganisaties of semipublieke instellingen
(mede) eigenstandige verantwoordelijkheid dragen. Wat dit betreft
verschilt de verantwoordelijkheidsverdeling van ICT-projecten niet van
andersoortige projecten die binnen de publieke sector worden
uitgevoerd.
4. Verbeteringen
Bovenstaande betekent echter niet dat, zoals de Rekenkamer aangeeft,
de minister niet de sleutel in handen heeft om ICT-projecten beter te
laten verlopen. Elke minister is, ook vanuit soms beperkte
verantwoordelijkheden, wel degelijk in staat een belangrijke bijdrage
te leveren aan de kans op succes van ICT-projecten. Naar mijn stellige
overtuiging wordt de kans op succes echter niet vergroot, door te
trachten andere partijen het stuur te ontnemen waar zij
verantwoordelijk zijn.
Ik ben bereid om met mijn collega's een aantal maatregelen te nemen en
een aantal voorzieningen in het leven te roepen.
In het nieuwe directoraat-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering op
mijn ministerie zal een directie Informatiseringsbeleid worden
gecreëerd. Deze directie zal zich, behalve op gezamenlijke programma's
in de bedrijfsvoering van de ministeries, ook richten op de
bevordering van de kwaliteit van de I-kolom binnen de ministeries en
de kwaliteit van de aansturing van grote ICT-projecten. Concreet denk
ik daarbij vooralsnog aan een zestal maatregelen en voorzieningen,
waarover ik het kabinet nadere voorstellen zal doen.
a. Start van grote ICT-projecten, of projecten met een grote
ICT-component
In een uitgebreide startbrief of projectinitiatie dient uitgewerkt te
zijn welk probleem met de nieuwe ICT toepassing op welke wijze wordt
opgelost.
b. Second opinion
De beheersbaarheid van projecten moet vergroot worden en de risico's
beperkt. Ook moeten heroverwegingen mogelijk gemaakt worden. Projecten
zullen daartoe regelmatig voorzien moeten worden van een second
opinion door onafhankelijke derden.
c. ICT-haalbaarheidstoets
Mijn collega van Economische Zaken werkt samen met het bedrijfsleven
aan een ICT-haalbaarheidstoets. Voorafgaand aan een aanbesteding kan
door experts vanuit het bedrijfsleven pre-competitief een oordeel
worden gegeven over de haalbaarheid van overheidsplannen van enige
omvang.
d. Kwaliteit van de I-kolom binnen de ministeries
BZK zal voorzien in programma's waarmee de opleiding en kennis van
ambtenaren in de I-kolom verbeterd worden. Ook de positie van de
I-kolom binnen de ministeries is daarbij een aandachtspunt.
e. Architectuur
In toenemende mate zal gewerkt moeten worden onder architectuur.
Binnen het domein van de elektronische overheid is de Nederlandse
Overheids Referentie Architectuur (NORA) een hiervan voorbeeld. Ook
voor de rijksdienst wordt gewerkt aan een referentiearchitectuur,
MARIJ (Model Architectuur Rijksdienst) geheten.
f. Standaardisatieen interoperabiliteit
Ten slotte zie ik heil in het bevorderen van standaardisatie en
interoperabiliteit, waaraan gewerkt wordt door onder meer het College
en Forum Standaardisatie. Ook over het toepassen hiervan zal ik, samen
met de staatssecretaris van EZ, nadere voorstellen doen aan de
ministerraad. Daarbij zal ook het kabinetsbeleid betrokken worden rond
het gebruik van open standaarden en open source software dat in het
programma Nederland Open in Verbinding vorm krijgt.
5. Niet vrijblijvend
Ik zal de introductie en toepassing van deze maatregelen aan de
ministeries aanbieden, faciliteren en ondersteunen. Ik zal de
ministerraad voorstellen dat dit niet een vrijblijvend en vrijwillig
proces wordt, maar een voorwaarde waar elke minister zich aan houdt
voor het starten en uitvoeren van grote ICT-projecten.
6. Ten slotte
De Rekenkamer heeft aangekondigd in het voorziene tweede deel van zijn
rapport ook in te zullen gaan op de ervaringen die in de Verenigde
Staten zijn opgedaan met de zg. Clinger-Cohen Act. Ik heb de suggestie
van de Rekenkamer overgenomen om ook zelf de bruikbaarheid van de
ervaringen met deze wet te bekijken. Ik ben daar dus mee bezig en zal
daar de Kamer daarover informeren. Wellicht dat die ervaringen niet
één op één te vertalen zijn naar regelgeving of beleid in ons
staatsbestel, dat immers aanzienlijk verschilt met dat in de Verenigde
Staten. Waar mogelijk moeten we natuurlijk wel van die ervaringen
gebruik maken. Met de hierboven genoemde maatregelen worden daartoe de
eerste stappen genomen.
Na het AO zal ik de ministerraad nadere voorstellen doen ter invulling
van het voorgaande. Ik zal uw Kamer over mijn uitgewerkte voorstellen
informeren.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Mevrouw dr. G. ter Horst
Naar boven
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties