Ministerie van Verkeer en Waterstaat

abcdefgh

De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4

2513 AA Den Haag

Contactpersoon Doorkiesnummer

Datum Bijlage(n)
25 februari 2008 1 Ons kenmerk Uw kenmerk SDGM&I/2008/192/61488 Vragenlijst bij 31200 XII, nr. 16 Onderwerp
Kamervragen

Geachte voorzitter,

Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat, die mij op 22 januari 2008 zijn toegezonden bij brief van de waarnemend griffier van die commissie, I.B. Sneep. De vragenlijst van de vaste commissie en mijn brief van 13 november 2007 (31200 XII, nr.16) houden verband met de motie Gerkens (30800 XII, nr. 25).


1 Waarom is de door de EU toegezegde aanvullende informatie over de definitieve boetebeschikkingen van 15 juni 2007 nog niet beschikbaar? Wanneer zal deze wel beschikbaar zijn? Wat gaat u met deze informatie doen? Wanneer zal een beslissing genomen worden over het wel of niet verhalen van de schade?


1 Via de Permanente Vertegenwoordiger heeft de regering enkele verzoeken ingediend bij de Europese Commissie om de volledige tekst van de boetebeschikkingen, zoals gepubliceerd d.d. 15 juni 2007, in handen te krijgen. Enige weken geleden werd duidelijk dat de EC dit verzoek niet honoreert, omdat de EC overheden niet anders wil behandelen dan burgers. Dit was een tegenvaller, omdat de persberichten van de EC uit november 2006 leken te suggereren dat ik op ruime medewerking zou mogen rekenen bij het voorbereiden van eventuele verhaalacties. Ik heb nu de Landsadvocaat gevraagd om namens de Staat de volledige tekst op te vragen met behulp van de procedure uit Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van Ministers, in de wandel de "EURO-WOB"- procedure genaamd.

Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71 Bezoekadres Plesmanweg 1, Den Haag Fax 070-3518779 E-mail henk.van.putten@rws.nl Internet www.minvenw.nl

Bereikbaar met tramlijn 9 vanaf station Den Haag Centraal en Den Haag HS

SDGM&I/2008/192/61488

Voor het welslagen van eventuele verhaalacties richting karteldeelnemers/leveranciers is deze nadere informatie van wezenlijk belang. Mede daarom kan ik ook nog geen indicatie geven op welke termijn daadwerkelijk verhaalacties zouden kunnen starten.


2 Waarom zou in een grensgebied als Limburg de hypothese rondom prijsverschillen het beste getoetst kunnen worden? Is het niet precies andersom, namelijk dat juist in de grensgebieden door prijsvergelijking de verschillen kleiner zullen zijn dan in het binnenland? Waarom is niet voor een andere provincie gekozen?


2 De hypothese dat de prijsverschillen het beste getoetst kunnen worden in een grensgebied als Limburg berust op de volgende gedachtegang: Limburg grenst aan België en Duitsland. Onderhoud aan grensoverschrijdende wegen zorgt voor contacten aan beide zijden van de grens met mogelijk zicht op prijzen van asfalt in die landen. De werking van het kartel strekte zich voor zover bekend niet uit tot België en Duitsland.

Uitgaande van normale marktwerking in Duitsland en België zou het prijsopdrijvend effect als gevolg van de werking van het kartel in Nederland hier wel zichtbaar kunnen zijn, omdat de prijzen van asfalt bij alle marktpartijen in Nederland geacht worden beïnvloedt te zijn door de kartelafspraken.

Uit een rapport van de Argus Petroleum Weekly blijkt overigens dat het bitumenprijsniveau in Duitsland aanzienlijk lager was dan het Nederlandse prijsniveau, maar in België en Frankrijk nagenoeg gelijk (rack prices 2003, aangehaald op p.27 van het rapport).


3 Als de geschatte 38 miljoen euro schade inderdaad wordt teruggehaald, waaraan gaat deze dan besteed worden? Leidt dit tot een verlaging van de wegenbelasting?


3 Deze vraag is wat mij betreft prematuur. Gelet op de looptijd van vervolgonderzoek en mogelijke verhaalacties laat ik zo'n beslissing graag aan het dan regerende kabinet over.


4 Kunt u nader toelichten waarom u Rijkswaterstaat (RWS) een intern onderzoek liet doen terwijl RWS een direct betrokken partij is bij bitumen?


4 Bij het laten uitvoeren van het onderzoek heb ik gelet op het mobiliseren van zowel onafhankelijkheid als deskundigheid. Wat betreft de onafhankelijkheid: het is een misvatting dat alleen RWS-medewerkers bij het onderzoek betrokken zijn geweest. Medewerkers van de departementale Auditdienst (AD) zijn ingeschakeld bij de opzet van het onderzoek. Bij de vormgeving en uitvoering van het dossieronderzoek in Limburg, dat nu juist de rol van RWS in kaart beoogde te brengen, speelde de AD ook een belangrijke rol.

Voor de juridische verhaalbaarheid heb ik extern advies ingewonnen van de Lands- advocaat (zie verder mijn antwoord op vraag 9).


---

SDGM&I/2008/192/61488

Bij het "technische" onderzoek naar de wijze van contracteren en aanbesteden, kostprijsaspecten en economische schade was de deskundigheid van RWS onontbeerlijk. Mede gelet op de ervaring die juist binnen RWS inmiddels is opgedaan tijdens de Parlementaire Enquête Bouwnijverheid (PEC) en de vervolgacties na de PEC heb ik daarom ook een beroep gedaan op de ervaring van RWS.


5 Wat gaat u verbeteren om voortaan wel signalen op te kunnen vangen voor eventueel te hoge prijzen bij grondstoffen?


5 Zoals in het rapport reeds is aanbevolen, zullen de prijsontwikkelingen in binnen- en buitenland van relatief kostbare grondstoffen of grondstoffen, die voor een belangrijk deel de totale kosten beïnvloeden, structureel en systematisch worden gevolgd. Ik teken daarbij wel aan dat zo'n prijsmonitor geen zekerheid biedt dat kartelvorming wordt opgespoord. Prijsverschillen in grondstoffen tussen EU-landen en in het binnenland kunnen ook verklaard worden uit andere factoren zoals schaarste, transportkosten, speciale eisen aan de grondstoffen etc. Als er vermoedens van kartelvorming zijn, zullen deze uiteraard terstond aan de NMa als handhavende instantie worden gemeld.


6 Gaat u er ook zorg voor dragen dat grondstoffen beter zichtbaar worden in de contractprijzen?


6 Nee. Zie mijn antwoord op vraag 8.


7 Hoe gaat u proberen de economische schade inzichtelijk te maken?


7 Ook voor het bepalen van de economische schade is nadere informatie over de definitieve boetebeschikking van wezenlijk belang. Onbekend is immers tot welke verhoging van de bitumenprijs de afspraken hebben geleid en welke kortingen de kartelleden bedongen. Een schatting van de economische schade kon worden gemaakt aan de hand van de volgende elementen: de grootte van de bitumenmarkt en het aandeel van RWS hierin als afnemer, uitgaande van het percentage van het volume aan GWW-opdrachten dat RWS voor zijn rekening neemt. Daarnaast speelden de instandhoudingsduur van het kartel en gegevens over het teveel betaalde aan bitumenprijs een rol.

Een betere benadering om de economische schade inzichtelijk te maken dan deze methode die in het rapport is gehanteerd, heb ik derhalve niet tot mijn beschikking.


8 Waarom zouden door meer innovatieve contractvormen, gezien het niveau van specificeren van contractverplichtingen, de prijzen van asfalt en bitumen aan relevantie verliezen? Betekent dit dat in deze innovatieve contractvormen nog minder sprake is van specificatie?


8 De in het tijdvak van de kartelafspraken gangbare RAW-contracten hanteerden inderdaad meer gedetailleerde specificaties dan de huidige innovatieve contractvormen. Maar de rapportage geeft al aan dat ook die specificaties niet tot op
---

SDGM&I/2008/192/61488

het niveau van bitumenprijzen gingen. De prijzen van bitumen en asfalt zijn vandaag de dag nog minder zichtbaar geworden, omdat niet langer concrete producten, maar prestaties worden gevraagd. De opdrachtnemer heeft daarbij een steeds grotere keuzevrijheid in materialen en uitvoeringswijzen om een oplossing te realiseren. In casu betreft de prestatie het opleveren van een stuk infrastructuur en zal het leveren en aanbrengen van asfalt veelal een routinematig karakter dragen. In dat geval is vrije mededinging de beste waarborg dat RWS voor die tegenprestatie de juiste prijs betaalt: een optimale prijs-kwaliteitverhouding realiseert. Daarbij kunnen de in mijn antwoord op vraag 5 aangekondigde analyses en informatie over de ontwikkelingen in relevante marktsegmenten en uitwisseling van gegevens met andere opdrachtgevers behulpzaam zijn.


9 Kunt u aangeven waarop u uw uitspraak baseert dat het aannemelijk is dat het akkoord naar aanleiding van de bouwfraude naar zijn strekking ook de door de EU beboete kartelafspraken afdekt en de kans klein is dat aannemers opnieuw met succes aangesproken kunnen worden op door het bitumenkartel toegebrachte schade? Gaat u nog wel verder onderzoeken of het toch mogelijk is hen aansprakelijk te stellen?


9 Mijn uitspraak is allereerst gebaseerd op advisering door de Landsadvocaat. Die advisering was eenduidig en ik heb deze overgenomen. Bovendien zijn de betreffende opdrachtgevers. Die hebben ook ingestemd met de adviezen. De kern is dat het Collectief Akkoord tussen publieke opdrachtgevers en Bouwend Nederland een schikking is. De schikking houdt in dat de deelnemende publieke opdrachtgevers tegen een financiële vergoeding afzien van civielrechtelijke aanspraken jegens de deelnemende opdrachtnemers terzake van handelingen van vóór 1 januari 2003 in strijd met het mededingingsrecht. Ook alle aannemers die actief waren in het bitumenkartel namen deel aan het Akkoord. Omdat het kartel actief was van 1994-
2002, valt ook deelname aan het bitumenkartel onder het Akkoord.


10 Waarom staat op blz. 39 van het eindrapport dat rustig de tijd genomen zou kunnen worden voor een verhaalsactie, omdat er een verjaringstermijn is van 5 jaar? Als het bitumenkartel bestond in de jaren 1994-2002, dan is toch juist de grootste spoed geboden, of is het zelfs al te laat? Kunt u hier nader op ingaan


10 Een vordering tot schadevergoeding verjaart door verloop van 5 jaar na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden (en in ieder geval door verloop van 20 jaar na de gebeurtenis waardoor de schade is veroorzaakt). Voor het moment van deze bekendheid wordt, op advies van de landsadvocaat, uitgegaan van de datum van de openbaarmaking van de Boetebeschikking op 15 juni 2007. Ten vroegste vanaf dit moment begint de verjaringstermijn te lopen. Derhalve is er nog enige tijd te gaan.
Gelet op het voorgaande is het niet te laat voor eventuele verhaalacties ­ wat mij betreft op de leveranciers ­ en kan ik de voor een goede onderbouwing van de verhaalacties benodigde tijd nemen.


---

SDGM&I/2008/192/61488


11 Is de verjaringstermijn voor alle prijsafspraken binnen het bitumenkartel 5 jaar, waardoor al deze afspraken nu niet meer vervolgbaar zijn?


11 Zie mijn antwoord op vraag 10


12 Welke vage signalen waren er wel van het bestaan van het bitumenkartel, die niet zijn opgepikt


12 Een RWS-medewerker, die via zijn takenpakket materiedeskundig was op het gebied standaardprijzen, in het bewuste tijdvak vastgesteld door de Stichting CROW, uitte halverwege de jaren '90 binnen het toenmalige Hoofdkantoor een niet onderbouwd vermoeden dat de bitumenprijzen te hoog zouden zijn. Het verantwoordelijke lijnmanagement heeft dit nader onderzocht. Het resultaat was dat dit vermoeden niet alsnog hard gemaakt kon worden.


13 Hoe gaat de alertheid op kartels worden vergroot bij het ministerie van verkeer en Waterstaat? Waar gaat specifiek op gelet worden


13 Rijkswaterstaat en de NMa hebben gezamenlijk in 2003 in de toelichting op de meldingsprocedure een uitgebreide lijst van omstandigheden opgesomd die een aanwijzing kunnen zijn voor overtredingen van de Mededingingswet, teneinde herkenning van mededingingsbeperkende afspraken door de aanbestedende diensten te vergemakkelijken. Deze meldingsprocedure is geïmplementeerd in de RWS- organisatie, zodat de medewerkers van de diensten die feitelijk de aanbestedingen doen, alert zijn op dergelijke omstandigheden en deze in voorkomende gevallen melden aan het Screeningsbureau Bouwbedrijven.

Bovendien zal RWS een aanbeveling opvolgen van de Algemene Rekenkamer uit het rapport "Leren van Parlementair Onderzoek" uit oktober 2007 om het cijfermateriaal van de eigen aanbestedingen systematisch te analyseren op vermoedens van onregelmatigheden in de mededingingssfeer.


14 Welk gedeelte van de asfaltprijs wordt bepaald door de bitumenprijs? Is het waar dat het heel eenvoudig is om prijsopdrijving door een kartel op te sporen, door een prijsver-gelijking met het buitenland te maken en ook het prijsverloop te analyseren in de loop van de tijd? Is het uw voornemen om dit voortaan inderdaad te gaan doen? Welke rol zal het Screeningsbureau Bedrijven hierin spelen?


14 Het aandeel van de bitumenprijs in de totale prijs van asfalt hangt sterk af van de asfaltsoort en daarmee van de andere bestanddelen. Deklagen van bijvoorbeeld zeer open asfaltbeton bestaan voor driekwart uit geïmporteerde steenslag, waaraan hoge eisen worden gesteld om onder meer gladde wegen te voorkomen. Onderlagen van asfaltbeton bestaan daarentegen voor ongeveer de helft uit aanzienlijk goedkoper grint. In beide asfaltlagen zit ongeveer evenveel bitumen.


---

SDGM&I/2008/192/61488

Uit het onderzoek is gebleken dat prijsopdrijving niet zichtbaar is in de inschrijvingsprijzen. Ontwikkelingen in grondstofprijzen worden door een veelheid van factoren beïnvloed en die duiden niet direct op kartelvorming. Prijsvergelijking met het buitenland kan weliswaar verschillen zichtbaar maken, maar daarmee is een kartel nog niet opgespoord. Toch meent RWS dat periodiek onderzoek nodig is naar de prijsontwikkelingen in binnen- en buitenland van relatief kostbare grondstoffen of grondstoffen die voor een belangrijk deel de totale kosten beïnvloeden. In de toekomst zal RWS onder regie van het Bureau Screening Bouwbedrijven deze ontwikkelingen structureel en systematisch gaan volgen.


15 Waarom staat op blz. 8 van het eindrapport dat de cultuur bij RWS er een was van vertrouwen hebben in het marktmechanisme? Op welke manieren uitte deze cultuur zich nog meer, afgezien van het kennelijke vertrouwen in een zuivere prijsvorming? Was er ook overmatig veel vertrouwen in aanbesteding, uitbesteding, verzelfstandiging en privatisering? Is dit niet kenmerkend voor het hele ministerie van Verkeer en Waterstaat? Hoe kan binnen het ministerie een cultuuromslag bewerkstelligd worden


15 Met de passage over de cultuur binnen RWS is niets meer en niets minder bedoeld dan prijsvorming van bitumen en asfalt. Het tijdvak waarbinnen het kartel actief was besloeg de jaren 1994-2002, zodat we nog niet ons voordeel hadden kunnen doen met de lessen uit de Parlementaire Enquête Bouwnijverheid. Tegenwoordig krijgt de handhaving van de mededinging, onder meer door de NMa, terecht meer aandacht. In mijn antwoord op vraag 13 gaf ik al aan de samenwerking met de NMa van groot belang te achten.

Aanbesteden is voorgeschreven in de EU- en nationale regelgeving waar ook VenW aan gebonden is. Verzelfstandiging en privatisering binnen en buiten VenW zijn onderworpen aan politieke besluitvorming, waaraan het parlement ook richting geeft.

Een cultuuromslag binnen de bouw als geheel en VenW/RWS in het bijzonder is zich al aan het voltrekken. De focus van RWS is aan het verschuiven van technisch en uitvoerend werk naar dienstverlening, kennisbundeling en professioneel opdrachtgeverschap. Om deze cultuurverandering gestalte te geven en de organisatie to te rusten voor de nieuwe taakopvatting, heeft RWS een Ondernemingsplan en een Inkoopstrategie opgesteld die op dit moment worden geïmplementeerd. Eén van de doelen uit de Inkoopstrategie, die in deze context van belang is, is het streven naar een optimale prijs-kwaliteitsverhouding. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 8.


16 Hoe gaat u een mogelijkheid van schadeverhaal op de bitumenleveranciers verder onderzoeken? Hoe groot acht u de kans op succes hierbij?


16 Naast het raadplegen van vitale informatie van de EU wil ik andere publieke opdrachtgevers die mogelijk schade door het kartel hebben geleden, vragen om in eigen kring informatie en aanwijzingen voor kartelafspraken te verzamelen. Verder ben
---

SDGM&I/2008/192/61488

ik voornemens om de bestaande opdracht aan de Landsadvocaat om mij bij te staan te verlengen. De operatie zal qua aanpak vergelijkbaar zijn met het onderzoek dat na de PEC Bouwnijverheid is gestart en de verhaalacties die daarop volgden. Bij voorkeur zou ik eventuele verhaalacties samen met andere publieke opdrachtgevers willen uitvoeren. De kans op succes is, zeker op dit moment, niet bij benadering te geven. Wel verwijs ik naar mijn toezegging in de brief van 13-11-'07 om U op de hoogte houden van de voortgang van vervolgacties.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Camiel Eurlings


---