Requisitoir in de zaak tegen de verdachte van de moord op Louis Sévèke
22 februari 2008
Requisitoir van Officier van Justitie A. Van Veen in de zaak tegen de
verdachte van de moord op Louis Sévèke
Edelachtbaar college,
Inleiding
Het affiche van deze strafzaak is in meerdere opzichten indrukwekkend:
tienduizenden uren opsporingsonderzoek zijn verricht, 15 ordners
procesdossier geproduceerd, er zijn 2 tenlasteleggingen uitgebracht
met daarop naast een moord nog 13 gewelddelicten, er is grote
belangstelling voor deze zaak van publiek en media, niet alleen
vandaag, maar eigenlijk al bijna 2,5 jaar lang: ik noemde een en
ander net âindrukwekkendâ maar âoverweldigendâ is hiervoor wellicht
een nog beter woord. Desalniettemin is de onderhavige zaak in de kern
een overzichtelijke.
Waarom overzichtelijk? Allereerst omdat de vragen die uw rechtbank
het meest prangend moet beantwoorden bekende vragen zijn:
1) Is er voldoende bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt
aan een of meer van de hem tenlastegelegde feiten? en zo ja,
2) Wat voor straf (of/en maatregel) is daarbij passend?
En daarnaast overzichtelijk omdat de antwoorden op die vragen relatief
eenvoudig te vinden zijn. Zeker op de vraag naar het bewijs.. Maar ook
als het gaat om de vraag welke straf of maatregel er uiteindelijk moet
volgen zal blijken dat er uiteindelijk maar weinig mogelijkheden zijn
waaruit u kunt kiezen. Dat maakt de zaak overzichtelijk. Ik zeg
daarmee niet dat de keuze uiteindelijk gemakkelijk is. Nee, zeker
niet, maar overzichtelijk is het wel.
A) DE BEWIJSVRAAG
1. Is er voldoende bewijs dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt
aan de feiten op de tenlastelegging
1.1 De moord op LS
Ik begin met het feit waar het zogenaamde Bamboe onderzoek
uiteindelijk mee begonnen is en dat âzonder de andere feiten op de
tll te willen bagatelliseren ook verreweg het zwaarst weegt: de moord
op Louis Sévèke op 15 november 2005 in Nijmegen.
Het antwoord op de eerste vraag luidt volmondig: ja, er is.... Te
gemakkelijk zou het vervolgens zijn om daar aan toe te voegen: de
verdachte heeft immers bekend hem te hebben vermoord. Een dergelijk
simpele redenering zou de mogelijkheid open laten dat verdachte een
fantast is, bekend heeft onder druk van de politie of door een derde
goed zou zijn geïnstrueerd. Het is een tendens, ingegeven door enkele
geruchtmakende strafzaken uit het verleden en daarop volgende
rapporten en evaluaties â om een bekentenis niet lijdzaam over te
nemen en enkel op basis daarvan een veroordeling uit te spreken, maar
deze kritisch te beschouwen.
Nu kun je een bekentenis â als alle verklaringen â van twee kanten
bezien; je kunt bevestiging zoeken van de bekentenis (verifiëren) of
je kunt proberen deze te ontkrachten (falsificeren)
1.1.1 verificatie
Ik begin met de verificatie. Enerzijds is in casu sprake van een
bekentenis die elementen bezit met een grote overtuigingskracht,
anderzijds bevat het dossier daarnaast nog een groot aantalÂ
onderzoeksresultaten biedt die de bekentenis bevestigen. Uw rechtbank
heeft ze al benoemd. Ik som ze kort nogmaals op:
⢠De bekennende verklaring bevat een aantal elementen die op
daderschap duiden/zeer overtuigend zijn (zie p 3291 voor pv wat er met
de âdaderinfoâ gedurende het onderzoek is gebeurd).
- in eerste verklaring (p 1539) spreekt verdachte al over
jachtgeweer; een Luger: (1564); dat daarvan ook sprake was kan worden
afgeleid uit (2027/2028); de voorshandse conclusie TR op basis van
munitie + geen hulzen (later bevestigd door het NFI); alsmede uit een
aantal getuigenverklaringen, die oa een vlam uit de loop zien komen:
(getuige G. ziet flits; 2353/2345; idem G.: 2656 en getuige V.:
2669; zie ook over een âpijpâ in verklaring van getuige De H. (p
2365)); het soort wapen is ook niet in media geweest; alleen een keer
is er door een redacteur van de Nijmeegse Stadkrant over gespeculeerd
op internet; maar verder door media is dit niet opgepakt; ik heb zelfs
regelmatig het woord âpistoolâ gezien in berichtgeving; de raadsvrouwe
moet mij maar corrigeren als dat niet zo is; op verzoek heeft zij
van de politie alle verschenen berichten gekregen;
- in zijn eerste verklaring spreekt verdachte ook al over twee
schoten, waarvan de eerste in de rug van slachtoffer (p 2327; zie voor
de objectieve juistheid daarvan het NFI-rapp; p 2295; schootsafstand
niet minder dan een meter, althans daarvan/daarvoor zijn geen
sporen/aanwijzingen aangetroffen); zie ook p. 3293; .Wat betreft het
aantal schoten is op de zitting in juli door de raadsvrouwe het punt
opgeworpen dat het om drie schoten zou gaan; ik denk dat dat berust op
een niet geheel juiste lezing van het dossier; op p 2328 beschrijft de
patholoog-anatoom dat er drie behoorlijke letsels aan de voorkant
zichtbaar zijn: 1 uitschot en 2 andere letsels; het ene in de borst is
overduidelijk een inschot. Het tweede âandereâ letsel aan de voorkant
wordt bezien in relatie tot dit eerste letsel; het bevindt zich aan
het einde van een streep bloeduitstortingen en hagelpuntjes; in 1
rechte lijn ten opzichte van het eerste schot (zie 2328 in combi met
foto 11 op p 2226). Ook de beschrijving van de schotbanen maakt geen
aparte melding van het letsel D; wel van een baan vanaf C en B. (twee
kanalen; twee schoten); ten slotte bevindt ( de ppâs 2264 t/m 2267)
zich in het dossier onderzoek aan de schotresten waaruit blijkt dat
alle aangetroffen schotresten te koppelen zijn 2 patronen; een hagel
met 85-95 bolletjes en de Breneke, waarvan de loden prop is
aangetroffen op straat met bloed er aan (p 2259))
- verdachte spreekt â geheel conform de technische bevindingen-
(1541;) over twee verschillende soorten munitie: grove hagel, 4 mm en
een Breneke (zie Nfi-rapp p 2267)
- ook geeft hij in eerste verklaring al aan na het schieten gezegd te
hebben: âbel de politie, er is iemand neergeschotenâ (1541/1562) ; ook
3293; dit is conform verklaringen van verschillende getuigen die
verdachte in de Vlaamse Gas is gepaseeerd: (âH. (2581), E. (2590),
A. (2594), T. (2620)): âdaar wordt geschotenâ.
- Ten slotte maakt verdachte volgens zijn eigen verklaring voor het
schieten een lusje naar rechts de Eilbrachtstraat in (vgl getuige
G.; 2344; hij â schutter - kwam een beetje van rechts). Een detail als
dit laatste laat mijns inziens maar heel weinig ruimte voor een
alternatief scenario dan dat verdachte de schutter zou zijn geweest.
⢠Er zijn nog andere getoetste factoren in de verklaringen
verdachte:
- het signalement (weliswaar zeer algemeen) is de verdachte niet
uitsluitend zie (p 2062 waar de âgemene delerâ van alle getuigen is
weergegeven): daarbij valt als bevestigend op hetgeen over een accent
wordt gesteld; nl dat getuige H. (2581) spreekt over âLimburgs
accentâ, evenals A. (2594), O. beschrijft het als: beetje als een
Antilliaan, maakte woorden wat langer;
- camerabeelden van 15 november om iets voor half tien op het station
in Nijmegen tonen een man met rood-witte tas op het treinperron
(3071); de man loopt dezelfde route en komt op dezelfde locatie als
verdachte beschrijft; ook tijdstechnisch sluit het nauw aan op zijn
verhaal, de politie heeft dit nagelopen (3088); Daarnaast zijn ook
zijn bewegingen op het perron zoals door v beschreven, nl dat ie een
aantal minuten (10 oid) heeft staan wachten en toen in de trein is
gestapt die uit de richting Arnhem kwam. Daarnaast is de man ook nog
in bezit van rood-witte tas; verdachte beschrijft te zijn geweest in
het bezit van een Media-markttas; rood-zwart noemt ie m (1564); ( op p
3987) In het dossier bevindt zich een foto van een dergelijk tas; deze
is veeleer rood-wit dan rood-zwart;; op foto-materiaal van de in
beslag genomen camera van verdachte staat ook een rood-witte tas (p
3083); verdachte zegt zelf over de beelden: âzou ik kunnen zijnâ.
- vastgesteld is dat een jachtgeweer door verdachte is gekocht dd 28
augustus 2004; (Map 11, p 280/284/291 ev); nb geen zekerheid kan
worden gegeven over de meegegeven munitie; (zie map 11, p 3070 )
- vastgesteld is dat verdachte de nacht na en voor de moord zijn
verblijf heeft gehad in een hotel in Tilburg (3095);
⢠Dan is er de vastgestelde relatie tot âEdmund Dantesâ, een mailer
die â onder de naam van een personage uit een verhaal dat om wraak
gaat - blijkbaar contact zoekt met LS
- verdachte heeft erkend Edmund Dantes te zijn; heeft ook erkendÂ
als Edmund Dantes middels de vraag âzijn jullie er nog steeds
gevestigd in de GB ?â (eigen verklaring daaromtrent op p 1555); te
hebben getracht het slachtoffer te lokaliseren.
- daarnaast is er een aantal tactische onderzoeksresultaten die
verdachte aan âDantesâ koppelen zoals: 1) K 6, 276: stukje over De
Graaf van Monte Christo in verdachteâs autobiografie; zie p 2092: 2)
de nabijheid van internetcafeâs gebruikt door ED in België bij zijn
woning (map 11,150); 3) het linken aan die internetcafeâs in België
van een andere door verdachte gebruikt persoonlijkheid: nl die vanÂ
CarterMeccoy (vertaler van Thank you, see ya, Engelse versie van een
boek door verdachte over de bankovervallen); en de 4) opgegeven
postcode van ED bij aanmaken van de account (11, 147); ten slotte
het 5) ten tijde van de mail uit Nijmegen in Nijmegen zijn door
verdachte (2093)
⢠Verder zijn er de passages uit de autobiografie in combinatie met
aangetroffen hitlijst en daarbij behorende data-interpretatie;
daaruit je zou kunnen afleiden dat verdachte de moord op LS heeft
beschreven. Hierover heeft verdachte verklaard dat alles wat erin
staat waar is (3309)en dat al de aangetroffen spullen zijn eigendom
zijn; (3347)
- K 6, 275: zonder Happy End komt er voor de aftiteling nog een
afrekening
- K 6,277; Op de hitlijst ((svo nr 2308); aangetroffen in een
blauwe map in een rood-witte kist bij Shurgard: zie p 2087 voor tekst)
staan de mensen die van mij een bezoek krijgen op de dag van de
afrekening;
Ik lees voor uit de hitlijst:
âBovenaan staan de mensen uit Nijmegen die me hebben verraden, die me
hebben uitgemaakt voor infiltrant. En daarmee hebben ze mijn leven
verwoest. In feite hebben ze mij toen vermoord. ât Wordt tijd met
gelijke munt terug te betalen. Dan de bewoners van Krisus die me voor
12000 gulden belazerd hebben. Daarna volgen nog een paar onbelangrijke
figurenâ
- De eerdergenoemde passage uit de autobiografie gaat vervolgens
verder: dat moment (lees: de dag van de afrekening) was aangebroken
en aldus geschiedde. Ik verwachtte dat de film hier zou eindigen maar
hoeveel geluk kun je hebben, ik loop nog steeds vrij rond.
- K 6, 278, - in de autobiografie direct daarop volgend - maar ik
heb snel geld nodig; dus ga ik weer naar Leiden. Vervolgens plakt
verdachte in zijn biografie een gedownloade nieuwspagina met een
overval op 16 november 2005, de dag na de moord op Louis Sévèke;
- K 6, 282; (inmiddels is verdachte blijkbaar in Spanje en vermoedt
ie dat iemand hem opnieuw beschuldigt van lid-zijn van een geheime
dienst): âGodverdommeâ, een zinloze herhaling van zetten; Degene die
hiermee is begonnen heeft inmiddels de rekening gepresenteerd
gekregen.
- 1.1.2 falsificatie
Overtuigend bewijs dus; maar wellicht nog steeds een beschouwing van
de bekentenis van de verdachte op een relatief weinig kritische
manier: immers zoekend naar elementen die de verklaringen van
verdachte bevestigen. Met name rechtspsychologen beweren wel dat de
kracht van een verklaring pas echt duidelijk wordt als je deze ook
tracht te falsificeren, met andere woorden elementen zoekt en âbij
voorkeur niet vindt â die tegen de verklaring/ in dit geval bekentenis
pleiten. Nu, daar zijn er in deze toch ook wel enige van te vinden:
- Er is door verschillende getuigen een signalement gegeven dat niet
op de verdachte past; ook de eerste signalementen: âkale neger met een
rood-blauwe sporttasâ wijzen in andere richting dan verdachte (pv bev
getuige R.; p 2200 Andere getuigen noemen weer iets heel anders: Van
G.: Turks of Marokkaans; De meeste getuigen noemen evenwel een blank
dader: (G.: G.: R.:, A.:, O.: L.); Deze getuigen kan een misser
overigens nauwelijks euvel worden geduid; in het dossier bevindt
zich een lux-meting (lichtsterkte ter plekke) en als die gelegd wordt
naast de lichttabel van Wagenaar waarin de combinatie van afstand en
lux bepaalt in hoeverre een getuige als een betrouwbaar waarnemer kan
worden aangemerkt, dan zijn er niet veel getuigen in deze die
daarbinnen vallen
- Het wapen is niet gevonden bij het duiken terwijl in het
dossier staat beschreven (1616) dat de kans aanwezig wordt geacht het
terug te kunnen vinden (p 3052:) ik merk op dat onder water niet
alles zichtbaar was en dat er is gedoken op 2 mei 2007 hetgeen 1,5
jaar na dato delict is
- dan is er door de raadsvrouwe op gewezen dat verdachte verklaard
heeft ten tijde van het schieten (1556) een dunne zwarte jas aan had;
dit zou afwijken van de gemene deler van het signalement: dat klopt;
gemene deler signalement (2062) rept van een donkerkleurig gewatteerd
jack. Maar al het overige in die gemene deler: blanke man van 25 tot
40, slank postuur van 1.80 tot 1.90 lang, met kort haar en/of kalend;
een spijkerbroek en qua kleur een donkere jas, kan zo op verdachte en
zijn verklaring passen.
- Ook over de jas die de verdachte aan heeft gehad na het omkleden
heeft de raadsvrouwe de vorige keer iets opgemerkt; dat was volgens
verdachte zijn verklaring een spijkerjack (1557); de man op de
camerabeelden heeft een anderskleurige jas aan; nl een donkere dikke
jas; ik constateer met de raadsvrouwe dat dat onderdeel van de
verklaring van verdachte niet overeenstemt met de rest van de
bevindingen. Ik wijs op nog iets aangaande de man op de camerabeelden
dat mogelijk vragen op kan roepen. De man stapt in de trein, zo rept
het verbaal, die richting Venlo vertrekt. Dit terwijl verdachte naar
Tilburg ging volgens eigen zeggen, dus richting Den Bosch. Om
misverstanden te voorkomen wijs ik u er op (zie het bijgevoegde
kaartje op p 3062) dat de verbalisant slechts twee rijrichtingen
onderscheid; Arnhem en Venlo. De treinen die feitelijk naar Venlo gaan
vetrekken niet van perron 3; de treinen die van daar richting Venlo
gaan leiden feitelijk naar Den Bosch.
- Dan: wellicht meeste vragen oproepend: de lezing van hetgeen op de
plaats delict is gebeurd en beschreven door verdachte. Deze komt
niet op alle punten overeen met andere resultaten uit het dossier; a)
verdachte beschrijft twee schoten waarmee Louis Sévèke om het leven
kwam en beide zouden Louis Sévèke in de rug hebben getroffen; dit
is feitelijk niet juist. Het eerste schot was in de rug. Tweede was
van voren. b) verdachte verklaart dat Louis Sévèke geen handelingen
verrichte ((p 1560); toch is gebleken dat Louis Sévèke vlak voor het
neerschieten met iemand belde; c) verdachte zegt nog slechts 1 jongen
te hebben gezien die achter hem de straat in liep (er waren er meer:
G./K. en O.: laatstgenoemden zelfs dat hij naar hun kijkt tussen
eerste en tweede schot; 2433 en 2645); ik zou hierover een paar dingen
willen opmerken: wat betreft het tweede schot (a) verdachte verklaart
dat LS zich na het eerst schot wel heeft opgedraaid; wat er daarna
gebeurde in zijn eigen beleving; daar kwam hij gisteren na doorvragen
door uw rechtbank ook niet uit; ik houd het ervoor dat hij zo
geconcentreerd aan het schieten was, dat hij hier een onjuiste
herinnerring van heeft; wat betreft de door LS wel of niet verrichte
handelingen (b); het staat niet vast dat Louis Sévèke stond, hij kan
ook lopend hebben gebeld; daarbij kan het â omdat verdachte op dat
moment met name druk bezig is met het uitpakken van de sporttas dat ie
het bellen gewoon niet heeft gezien; ook komt verdachte van rechts
hetgeen maakt dat ie het bellen gemist kan hebben. Wat betreft
meerdere aanwezigen in de steeg (c): in zijn verhoren heeft verdachte
ook verklaard dat er wel anderen in de buurt waren en dat hij zich zo
heeft gepositioneerd dat ze niet werden geraakt (is dat wellicht het
kijken tussen eerste en tweede schot). Dat er mogelijk verder nogÂ
getuigen zijn die hem niet zijn opgevallen acht ik ook niet heel
vreemd; als verdachte wordt gevraagd wat er toen door hem heen ging
tijdens het schieten antwoordt hij in de zin van: ik was beheerst en
geconcentreerd. Blijkbaar is hij vooral bezig met het schieten. Andere
elementen van hetgeen daar is gebeurd verklaart v wel helder: Louis
Sévèke zakte op zijn knieën en slaakte een kreet: Aaaaah.
Ik concludeer ook na falsificatie van de bekentenis dat er niet
voldoende is om af te doen aan de overtuiging dat T. Louis Sévèke
ook daadwerkelijk zelf heeft doodgeschoten.
Ten slotte merk ik â op het punt van de bekennende verklaring van
verdachte nog het volgende op. Verdachte is door 4 deskundigen
onderzocht en beoordeeld. Deze deskundigen zijn het â als het gaat om
de bij verdachte te stellen diagnose- niet eens gebleken. Wat evenwel
wel een gemene deler is in de rapportages is dat in geen van de vier
beschouwingen ook maar een begin van twijfel aan de door verdachte ook
bij hen afgelegde bekennende verklaringen wordt geuit. Ook niet â en
vandaar dat ik bij de behandeling van de rapportages die vraag nav
vragen van de raadsvrouwe nog maar even stelde â besloten liggend in
het gebruik van de woorden âindien bewezenâ. Rijnders zei het nog. Dat
doen we altijd, dat is zorgvuldig.
1.1.3 het motief
De krantenlezer zou wellicht nog kunnen twijfelen aan T. als dader
in verband met hetgeen tot op heden in de media is verschenen over het
door hem gestelde motief en de reacties daarop. Het door hem gestelde
motief van wraak zou bij niemand steun vinden. Hij zou nooit als
informant zijn beschuldigd, nauwelijks een bekende zijn van Louis
Sévèke en nooit met hem enig conflict hebben gehad.
Bezien wij de verklaringen van T. op dit punt; zakelijk weergegeven:
p 1549; de kraakbeweging had wellicht door dat ik aanslagen had
gepleegd; ze informeerden en keken naar mijn reactie; ik hield me van
de domme; ze hebben mij toen bevraagd en in mijn kamer gekeken; ze
vertrouwden me niet en zagen me als een BVD infiltrant; organisatoren
daarvan moeten Frank en Louis zijn geweest van OBIV; vervolgens kwam
Krisus, toen hebben ze me geld door de neus geboord; toen besloot ik
het ze betaald te zetten; (p 1554) Louis besloot ik te vermoorden
omdat hij een van de belangrijkste figuren was die het allemaal tegen
mij hebben georganiseerd)
(p 1736; ik kende Louis wel; aantal keer met hem gesproken; we
hadden niet echt gezamenlijke activiteiten; ik zag hem wekelijks;
woonde in de GB waar boekhandel Assata was gevestigd waar ik werkte.
Verder weet ik dat Louis bij onderhandelingen Krisus betrokken was;
hij heeft volgens mij bepaald dat er geen geld mocht worden
aangenomen.)
(p 1737; men heeft mij nooit rechtstreeks gevraagd of ik infiltrant
was; mensen begonnen een gesprekje. Insinuaties en ik maakte het op
uit hun vragen. Chris stelde mij allerlei vragen. Ik ga er vanuit dat
ik ook ben achtervolgd. Rondneuzen op mijn kamer is gebeurd en deÂ
deur is opengebroken)
Zijn verklaringen zo bekeken is het een combinatie geweest van 2
factoren die als âhet motiefâ zouden kunnen worden bestempeld.
Allereerst de uitkoop uit Krisus, deze leveren bij T wraakgevoelens op
( het PBC-rapport schrijft daarover dat deze in de loop van de jaren
zijn verdwenen (p 58) en zijn verworden tot oa afkeurgevoelens van de
personen uit het linkse milieu) . Wat is gebleken van het de
Krisus-geschiedenis? Onderzoek heeft geleerd dat er inderdaad sprake
is geweest van een voorstel door Rodamco om uit te kopen â zelfs een
contract in september 2000 opgesteld - en dat de beslissing om dat
niet te doen koud op het dak is gevallen bij T. (zie handgeschreven
stukken uit dossier op ppâs 3097 tot 3125). Daarnaast kunnen we
vaststellen dat de ontstane vertrouwensbreuk grond is geweest voor
het verdwijnen uit het pand aan de Scheidemakershof, terwijl ten
slotte wordt bevestigd dat LS geadviseerd heeft het aanbod van Rodamco
niet aan te nemen. (p 3236 getuige S.)
Een en ander loopt blijkbaar over in de idee van T. â dat eveneens als
motief relevant is gemaakt door hem - dat hij beschuldigd werd van het
zijn van een infiltrant, nu vlak voordat hij uit het pand vertrekt op
10 januari 2001 de deur van zijn kamer is opengebroken (zie
handgeschreven stuk op p 3108) Hij schrijft: âze wilden gewoon in mijn
kamer rondneuzen en âzeâ zijn die Jansen en Jansen-typesâ.
Het dossier bevat verklaringen van huisgenoten van verdachte uit die
tijd (zoals getuige van D. (p3169), getuige P. (p 3178) en getuige S.
(p3239)); waaruit blijkt dat men hem een loner vond, niet vertrouwde
en met elkaar sprak over het mogelijk zijn van een infiltrant; getuige
van D. erkent zijn adres te hebben gecheckt toen ie in de GB ging
werken en oude huisgenoten van T. te hebben gesproken; getuige S.
bevestigt dat de deur van kamer van T. is opengebroken toen ie al 2
maanden niet meer in huis was geweest en erkent aan T. te hebben
gevraagd of ie infiltrant was.(dat hij dat gevraagd heeft wordt
bevestigd door getuige P. (p 3250)
Over de relatie met Louis Sévèke en zijn rol hierin heeft verdachte
zelf gesteld dat hij hem niet heel goed heeft gekend en weinig met hem
heeft gesproken. Dat is niet anders dan anderen hebben verklaard.
Wat we op dit punt ook in ieder geval kunnen vaststellen is dat Louis
Sévèke bemoeienis had met het ontmaskeren van informanten.. (De ppâs
2070 ev beschrijven de onderzoeksresultaten op dit punt.) Bekend zijn
de boeken Tragiek van de Geheime Dienst en Operatie Homerus. Hieraan
refereert T. ook in zijn autobiografie: (K 6,217: Boeken vol over de
BVD die teveel bevoegdheden heeft, te veel privacy schendt etc â
Verder in K 6, p 289: in de âboekenkastâ van Teunnissen wordt Operatie
Homerus genoemd,) en ook in het verhoor heeft ie verklaard in âOHâ
en TrvdGDâ te hebben gelezen hoe ze, Louis en Frank, te werk gingen.
Aldus vindt het gestelde motief dus wel degelijk enige feitelijke
steun in het dossier. Dat neemt niet weg dat het voor logisch
redenerende mensen moeilijk voorstelbaar is dat eenÂ
feitenconstellatie als dit, welke jaren oud is, vooral basis vindt in
de beleving van verdachte zelf en bestaat uit â ook als ze er geweest
zouden zijn - betrekkelijk geringe beschuldigingen, waarbij nu juist
LS niet betrokken lijkt te zijn geweest, de basis is geweest voor de
moord op Louis Sévèke op een zo rücksichtsloze wijze als hier is
geschied.
1.1.4 voorbedachte raad
Een en ander strekkende tot beantwoording van de vraag: is er
voldoende bewijs voor de stelling dat verdachte de moord op Louis
Sévèke heeft gepleegd. Volgens mij heeft het voorgaande voldoende
overtuigend aangetoond dat T degene is geweest die heeft geschoten.
Dat heeft ie â zo valt uit zijn overtuigende verklaringen af te
leiden, ook gedaan met voorbedachte raad: Het juridisch criterium is
dat verdachte zich â kort gezegd - heeft kunnen beraden op zijn daad (
HR 27-6-2000, NJ 2000, 605) slechts enkele elementen uit zijn eigen
verklaring die daarvan blijk geven: het zich al eerder voornemen op
iemand wraak te nemen (p 1554), op Louis Sévèke twee weken voor de
moord, het op enig moment kopen van extra munitie, de Breneke omdat
hij bang was dat de hagel onvoldoende effect zou hebben (p 1574), het
afzagen van de loop van het wapen om het te kunnen meenemen in een
sporttas, en het eerder zoeken van contact als Edmund Dantes om Louis
Sévèke te lokaliseren (p 1551).
Ligt nog het punt voor dat verdachte ook heeft verklaard op de
betreffende avond eigenlijk ter voorbereiding naar Nijmegen te zijn
gekomen en vervolgens te zijn overvallen door de mogelijkheid Seveke
dood te schieten. Daar zou dan een potentieel verweer in schuilen dat
het handelen van verdachte meer als opwelling (lees: doodslag) dan als
kalm beraad en rustig overleg kan worden gekwalificeerd. Een dergelijk
verweer zal niet slagen.Â
Verdachte is op 15/11 naar Nijmegen gekomen. Hij had reeds lang
daarvoor besloten tot het doodschieten van Seveke over te gaan op enig
moment. Welk moment? Impliciet: zodra hij de kans had. Dat die kans
zich ook op 15/11 zou voordoen, daar hield hij terdege rekening mee:
hij had zijn âvermommingkledingâ bij zich/ al aan, zijn wapen
meegenomen en reeds geladen. En ook op die 15e november zitten
verschillende momenten van beraad: hij ziet Louis zitten en besluit
rond te lopen, hij ziet Louis lopen en loopt achter hem aan. Toen ging
Louis stil staan, verdachte beraadde zich opnieuw en schoot.. Ten
slotte wijs ik op hetgeen in het PBC-rapport (op pagina 59) staat: dat
betrokkene zelfs na het eerste schot nog een mogelijkheid tot stoppen
zou hebben overwogen maar toch zou zijn doorgegaan. Veel meer beraad
en overleg is niet te bedenken.
2. bewijs bankovervallen en aanslagen
Als het gaat om de bewijsvraag bij de andere feiten zal ik aanzienlijk
korter zijn. Ook hier geldt steeds dat er een bekennende verklaring
is; ook is er in meer of mindere mate wel steunbewijs te vinden in het
dossier.
Ik leg uw rechtbank bij de schriftelijke versie van dit requisitoir
een overzicht van de in deze relevante bewijsmiddelen over. Die noem
ik niet allemaal- wellicht in repliek als de raadsvrouwe het
overtuigend karakter van een of meer van die feiten bij pleidooi
blijkt te betwisten.. Enkele belangrijke steunelementen:
2.1 Mbt bankovervallen:
- GWK Nijmegen 1999: videobeelden;
- ABN-AMRO Utrecht 2001; verdachte noemt precieze bedrag aan buit
- ABN-AMRO Leiden 2001; getuige noemt doorladen van het wapen hetgeen
verdachte in zijn autobiografie beschrijft
- ANB-AMRO Breda 2002: getuige die direct begon te huilen; komt ook
in verklaring verdachte voor; verder bevat de autobiografie het
kantenartikel van de aanhouding van een ander, waarbij verdachte als
commentaar schrijft: verkeerde dader gepakt
- ABN AMRO Leiden 2005: laten vallen van het magazijn; wordt
bevestigd door getuige; ook in autobiografie commentaar op de compo;
- ABN-AMRO Breda 2006 en ABN Leiden 2006: 2 x videobeelden die
herkend zijn door ouders van verdachte
2.2 Mbt aanslagen:
Wat betreft de aanslagen geldt dat het steunbewijs minder sprekend is.
Zeker als het gaat om de twee brandstichtingen maar ook als het gaat
om twee aanslagen die voltooid zijn â BASF en Banque Paribas â is het
aantal dader-wetenschaps-elementen klein. Weliswaar is er de leus van
ELF op de BP in Nijmegen en er is de claimbrief naar Ravage toe maar
dat zijn elementen die je ook uit de media kon halen. Evenzo de
koekblikken van de Xenos. Dat geldt echter niet voor de samenstelling
van de bom die niet afging bij de Credit Lyonnais; (ad info-feit). De
samenstelling daarvan, die verdachte haarfijn weet te reproduceren,
maakt zijn bekennende verklaring zeer overtuigend. Die verklaring
straalt bovendien â zeker in combinatie met de aangetroffen goederen
in de box van Shurgard â zodanig uit over de andere aanslagen dat zijn
verklaring daarover ook overtuigend wordt. Daarbij noem ik ook dat
alle aanslagen in de autobiografie worden genoemd als door hem
gepleegd. Een eventuele stelling als zou verdachte dit allemaal hebben
verzonnen om de een of andere reden, bijv om zichzelf een identiteit
aan te meten, acht ik niet waarschijnlijk . Dan had het in de reden
gelegen dat verdachte er opener over was geweest op een ander, eerder
moment en/of andere manier dan slechts in zijn geschriften die in
een box verborgen waren. Bovendien, de identiteit van anarchist, waar
deze aanslagen bij hoorden, heeft hij reeds lang afgezworen. Waarom
daar dan nu mee pochen? Ten slotte wijs ik wederom op de
waarheidsgetrouwe indruk die 4 gedragskundige klaarblijkelijk van zijn
verklaringen hebben overgehouden.
Enige aandacht verdient in deze nog wel het verschil in springstoffen
dat er lijkt te zijn tussen aantreffen in de bommen van BASF en BP en
de verklaringen van verdachte. Toch moet ook dat worden gerelativeerd:
de conclusies dat er EGDN is aangetroffen bij de CL en TNT bij de BASF
worden door het NFI al gerelativeerd: er zijn slechts âzeer geringe
aanwijzingen dat er die stoffen zouden zijn geweestâ, dat is
uitdrukkelijk geen vaststelling dat die stoffen zijn gebruikt..
Resteert het zoeken naar een verklaring voor de aanwezigheid voor
RDX en PETN bij de aanslag bij de Bank Paribas. Wat de RDX betreft:
deze is ook aangetroffen op het slagpijpje in de bom die bij de CL
niet afging. De beschrijving van verdachte daaromtrent is zo adequaat
dat dat hem als bekennende dader overtuigend maakt. Een van de door
het NFI genoemde verklaringen voor de verschillen: contaminatie (lees:
vervuiling) door de maker, komt dan ook direct in beeld. Verder geeft
het NFI als andere mogelijkheden: contaminatie bij NFI, contaminatie
op de PD of een onjuiste verklaring van verdachte; de afwezigheid van
ammoniumnitraat-sporen zou daar op kunnen wijzen. . Wat het precies
moet zijn, ik weet het niet. Ik acht in ieder geval de bewijsmiddelen
in deze in onderlinge samenhang â bijvoorbeeld drie keer het gebruik
nitromethaan, drie keer een gebruikt blik, drie keer het moment van
plegen in de zogenaamde âEarthweekâ â en daarbij de verklaring van
verdachte zodanig dat de feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
Kort en goed: alle feiten op beide tll kunnen worden bewezen.
3 Intermezzo; iets over het onderzoek
Alvorens ik overga op de tweede vraag, die naar de straf, wil ik iets
zeggen over het onderzoek in deze zaak en enkele vragen â noem het
gewetensvragen - beantwoorden die op de persconferentie waarin de
aanhouding van de verdachte werd gemeld, zijn gesteld maar door het OM
nog niet zijn beantwoord. Past T. in een van de scenarioâs? En, is het
vinden van de verdachte niet louter geluk geweest? Zou T. zijn
aangehouden zonder de info uit het onderzoek uit Hollands-Midden De
eerste vraag laat zich het meest eenvoudig beantwoorden. De 23
motiefscenarioâs zijn bedacht vanuit het perspectief (lees: motief)
zoals een dader dat voor ogen heeft gehad; Een van de scenarioâs is
daarbij dat van âde ontmaskerde informantâ, daarbinnen is ook een
categorie onderscheiden van âten onrechte als informant aangemerktâ.
De door de verdachte gestelde motieven bezien, past hij dus binnen die
categorie, zijnde een van de scenarioâs.
De tweede vraag is eigenlijk niet te beantwoorden omdat we niet weten
hoe het zou zijn gelopen. De naam van de verdachte kwam weliswaar niet
voor in het onderzoek totdat het Vlinderteam aan de bel hing, maar als
Edmund Dantes was hij natuurlijk al lang in beeld. Bovendien lag er
bij het Bamboe-team een plan van aanpak klaar om op korte termijn de
opsporing in België en Duitsland te verhevigen. Overigens was het
politieteam al eerder aan de deur geweest van de wapenzaak waar
verdachte zijn wapen had gekocht, maar die was inmiddels gesloten. Een
volgende stap zou zijn geweest om de boekhouding van de gesloten
winkel te achterhalen. Maar wat had dat opgeleverd; met veel geluk de
naam van een Nederlander die in 2004, meer dan een jaar eerder een
jachtwapen kocht; munitiesoort werd niet genoteerd. Op zijn naam â
toen die eenmaal bekend werd- sloeg de omgeving van het slachtoffer
niet direct aan. Gezien de gedegenheid van het onderzoek, schat ik
toch in dat ondanks deze voorbehouden in verband met incident in
Krisus T. dan uiteindelijk toch in de categorie âmeer dan interessantâ
terecht zou zijn gekomen. Maar een en ander blijft hoe dan ook
speculatie.
Wellicht dat â ongeveer binnen hetzelfde kader â de vraag rijst of
verdachte niet veel eerder had kunnen worden opgespoord nu er beelden
van hem blijken te zijn op het station in Nijmegen van na de moord.
Het onderzoek heeft zich â ook bij het bekijken van die beelden -
geconcentreerd op een wegvluchtende, gehaaste, man met bepaalde
kleding aan en een sporttas in een relatief korte periode na de moord.
Van dat soort mannen staan er ook enkele op de beelden en het opsporen
daarvan heeft veel energie gekost. Als er ook nog rekening moet worden
gehouden met omkleden, een andere tas, een stuk later tijdstip en een
rustige verdachte, dan komt ook een persoon met lange haren en een
jurk (tijdens omkleden is immers alles mogelijk) die de tas evt in de
Waal zou hebben gegooid en 2 uur later op het station is voor
onderzoek in aanmerking. Ergens houdt het op.
Het onderzoek is uitgebreid geweest: duizenden namen zijn
geanalyseerd, vele honderden personen gehoord; er is gebruik gemaakt
van vele nieuwe technieken en de capaciteitsinzet is zodanig geweest
dat er in die periode in Gelderland-Zuid vele zaken zijn blijven
liggen. Het onderzoek is in meerdere opzichten indrukwekkend en wat
mij betreft van hoge kwaliteit geweest â ik heb veel bewondering voor
de betrokkenen van de politie die ook in tijden dat het onderzoek wat
stugger liep onverminderd doorgingen; De resultaten van het onderzoek
â zo is op eerdergenoemde persconferentie ook gemeld â waren van dien
aard dat de info uit Hollands-Midden als ontbrekende puzzelstukjes het
verhaal compleet maakte: er was een profiel van een individualist, er
was een signalement dat klopte en een compositietekening met toch wel
opvallende gelijkenis, Edmund Dantes speelde een belangrijke rol, het
motief zou wel eens heel ver gezocht kunnen zijn en de verdachte was â
vanuit ook de omgeving van Louis Sévèke bezien â niet een voor de
hand liggende persoon.
Ten slotte wil ik niet onvermeld laten de verklaring van een getuige
op pagina 3249 van het dossier die verklaart: âhet vreemde is dat ik
na de dood van Louis dacht dat Marcel wel eens de dader kon zijn; ik
heb dat niet gemeld omdat ik niemand valselijk wilde beschuldigen en
niet zeker was van mezelfâ. Ik merk in het algemeen op dat het soms
heel goed kan zijn om âzachteâ gedachten toch te uiten, ook al begrijp
ik wel dat vanuit het gedachtegoed van onder andere Louis Seveke
mensen zeer terughoudend zijn met het uiten van beschuldigingen die
objectief niet direct waar te maken zijn..
B) Welke straf of maatregel is passend
De tweede door mij eerder benoemde vraag is die naar de op te leggen
straf. Ik realiseer me overigens dat U nog twee andere vragen moet
beantwoorden. Die naar de strafbaarheid van het feit â lijkt me geen
discussie over; en die naar de strafbaarheid van de dader. Ook die
laatste vraag kan snel â onder verwijzing naar de rapportages van de
deskundigen â positief worden beantwoord. Ongeacht aan welke
rapportage van de twee voorliggende men de meeste waarde hecht,
ook bij conclusies als verminderd en sterk verminderd
toerekeningsvatbaar (zoals in het rapport van K/B) geldt verdachte
toch als strafbaar en kan dus straf worden opgelegd. Overigens zal ik
bij het formuleren van een strafvoorstel nog nader op de rapportages
in gaan.
Ik kom toe aan de motivering en formulering van een strafeis. En
daarbij kijk ik allereerst naar de ernst van de te bewijzen feiten en
de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.
4.1 ernst van de strafbare feiten
Verdachte wordt in mijn beleving veroordeeld terzake 14
geweldsdelicten waaronder een moord. Ieder van deze delicten op zich
rechtvaardigt reeds een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere
duur. De ernst van de feiten behoeft eigenlijk weinig onderstreping
maar ik wijt er toch enkele woorden aan:Â
Het gaat hier allereerst om maar liefst 8 Bankovervallen: het is een
feit van algemene bekendheid dat slachtoffers er veelal voor kortere
of langere duur een trauma aan over houden; tenminste bij een van de
overvallen barst een meisje meteen in huilen uit; mevrouw K. heeft bij
haar civiele vordering aangegeven wat de gevolgen voor haar nog steeds
zijn. Haar civiele vordering van mevrouw K. verzoek ik u dan ook in
zijn geheel toe te wijzen (kosten zijn redelijk en blijkend gemaakt).
Dan zijn er 5 aanslagen, waaronder bomaanslagen, een soort van feit
dat we in Nederland niet zo vaak zien en alleen om die reden al
beangstigend is: de schade is groot geweest (BASF, enkele
honderdduizenden euroâs) en al heeft verdachte steeds gezegd dat hij
zorgvuldig keek of er niemand in het gebouw of in de buurt was die
door de aanslagen gewond kon raken, moet die relativering ook weer
uitdrukkelijk worden gerelativeerd: de Credit Lyonnais in Nijmegen
ligt in een huizenblok dat had kunnen afbranden, de aanslagen in
Arnhem hebben uitgewezen dat rondvliegend glas voor slachtoffers had
kunnen zorgen en ten aanzien van de mislukte aanslag op de CL in
Arnhem moet worden opgemerkt dat verdachte geen enkele controle had
op de situatie rondom de bom zodra hij de kookwekker had afgesteld en
deze nog enkele minuten moest aftikken totdat deze de detonator zou
laten ontploffen: dus zo ongevaarlijk waren deze handelingen niet
De civiele vordering van slachtoffer W. vraagt in dit kader nog
bespreking. Nu niet duidelijk is hoe dit verzekeringstechnisch is
afgehandeld en ik had lastig vind de hoogte van het geclaimde
smartengeld in redelijkheid te bepalen, denk ik dat u deze vordering
niet-ontvankelijk moet verklaren.
En dan is: de moord op Louis Sévèke; T. pleegde de meest ernstige
der misdrijven en deed hij op een rücksichtsloze laffe wijze. Met
gebruik van een zwaar vuurwapen met allesvernietigende munitie schoot
hij Louis van achteren in de rug. Louis kreeg niet eens de kans om
zich te verdedigen, niet tegen de geweldpleging van T., daartegen was
ie sowieso kansloos gebleven, maar ook niet tegen de zo moeilijk te
begrijpen nauwelijks te beredeneren beschuldigingen van T. die de
grondslag voor zijn daad vormden. Sévèke was een man van de
uitwisseling van argumenten, principieel en vasthoudend maar met oog
voor procedures, redeneringen en open voor argumenten. T. gaf hem niet
eens een minieme kans om argumenten uit te wisselen, T. kwamÂ
naar Nijmegen en schoot tweemaal.
De gevolgen van de moord op Sévèke zijn er voor alles voor de
nabestaanden en dierbaren van het slachtoffer. Zij moeten hem missen
en dat gemis voelen ze ook; als broer, als collega, als vriend of
bekende.
Daarnaast is er ook de schok die door de samenleving ging ,in ieder
geval door de plaatselijke Nijmeegse samenleving ging, die de
burgemeester ingaf om een persconferentie te houden met enige vorm van
uitleg over hetgeen gebeurd was en een verzoek om noodzakelijke rust.
In beginsel is de samenleving bij iedere moord geschokt, althans zou
dat in mijn beleving moeten zijn, maar als het de moord op een
semipubliek figuur betreft, in het centrum van een stad gepleegd onder
de ogen (en oren) van een kleine dertig getuigen dan is dat des te
schokkender.
Ik kan het op dit punt niet laten om een persoonlijke noot aan dit
requisitoir toe te voegen. Drie dagen na de aankomst in Nederland en 2
dagen na de bekendmaking van de aanhouding van verdachte T. bezocht
ik een concert in de Vereniging in Nijmegen. Aan het eind van het
optreden zong de artiest een lied over vrede en voordat ie dat lied
zong zei hij iets in de trant van: âgeweld is overal in de wereld, ook
hier in Nijmegen is men daar anderhalf jaar geleden weer eens pijnlijk
mee geconfronteerd; en hoewel Louis Sévèke daar niet mee terug komt
ben ik toch blij dat er een verdachte is opgepakt. Laten we dit liied
zingen voor Louis Sévèkeâ. De hele zaal, een kleine 1000 man stond
op en begon te applaudisseren. Hoewel het wel naar enige vorm van
vals sentiment riekt, een dergelijke opmerking, geeft dit incident
toch ook weer hoe zeer deze zaak de Nijmeegse gemeenschap indertijd
heeft geraakt.
4.2 de persoon van de verdachte; de rapportages
Bij oplegging van een straf dient u niet alleen rekening te houden met
de ernst van de verweten gedraging en de omstandigheden waaronder dit
feit wordt begaan maar ook met de persoon van de dader. Verdachte
heeft een oud, niet heel relevant strafblad, maar de âafwezigheidâ
daarvan heeft in verhouding tot de door hem gepleegde feiten alsmede
de lange periode waarin de feiten gepleegd zijn, geen waarde.
Dan komt in dit kader op de vraag naar de toerekeningsvatbaarheid van
verdachte. Het antwoord op die vraag hangt nauw samen met de
waardering van 2 â in ieder geval qua conclusie en advies maar toch
ook qua onderzoeksresultaten - fundamenteel van elkaar verschillende
rapportages. Wij moeten kiezen. Ik heb de mogelijkheid overwogen van
een derde deskundige die gemotiveerd een keuze maakt; maar wat levert
dat op; 4 professionals â ik heb geen enkele reden om aan hun
kwaliteiten te twijfelen â hebben hun argumenten op tafel gelegd, zij
hebben gereageerd op elkaar en 3 van de 4 zijn ttz gehoord. Ik zie
niet wat een vijfde of zesde gedragswetenschapper daaraan toe kan
voegen. Wij moeten kiezen en ik kan dat ook. Ik kies voor de
conclusies van het Pieter Baan Centrum. Dat doe ik om de volgende
combinatie van factoren:
- de rapportage van Baneke en Kaiser hangt de conclusie van
verminderde of sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid erg op aan
het geconstateerde, sterk vermoede, syndroom van Asperger.
- Het bestaan van het syndroom van Asperger bij verdachte, althans
die hypothese is door het Pieter Baan Centrum gemotiveerd verworpen
- Bij die verwerping speelt ongetwijfeld een grote rol het
âintermenselijke gedragâ dat verdachte heeft laten zien tijdens de
observaties; het opnemen voor medegedetineerden, het complimenten
uitdelen voor een maaltijd; zo is er nog wel meer te zien;
- Kaiser en Baneke hebben niet de luxe gekend van een langduriger
observatieperiode; zij hebben zich in enkele gesprekken geconfronteerd
gezien met een verdachte in wiens persoonlijkheid het gelegen is om
zich niet heel snel bloot te geven/open te stellen; een persoon met
mijdende persoonlijkheidstrekken die ook niet bereid is gebleken om
veel van zichzelf aan K/B te laten zien. Hier ter terechtzitting
hebben we nog ervaren hoe blijkbaar beschrijvingen (het
katenluik-incident) door de deskundigen anders zijn opgepakt dan
blijkbaar door T. bedoeld.
- Dat verdachte een lastig te duiden persoonlijkheid had, ervoeren
ook Kaiser en Baneke bij de bespreking van hun rapportage met
verdachte. Toen zagen zij tekenen die hun eerste conclusie minimaal
nuanceerde. Het is heel wel voorstelbaar dat, hadden zij meer tijd
gehad, hun eindoordeel nog anders was gaan luiden, mogelijk
verstrekkender anders. Ter terechtzitting noemt Baneke het âeen
veranderingsslag van gevoelsmatigheidâ
- Uiteindelijk valt inhoudelijk ten opzichte van het syndroom van
Asperger ook wel op dat in de jeugd van verdachte geen aanwijzingen
voor dit syndroom pregnant zijn te duiden. Daar waar de vragen van de
raadsvrouwe die kant op gaan, ben ik het wel met haar eens.
- Als het voorts gaat om de verschillen in de rapportages op punten
die voor de toerekeningsvatbaarheid van belang zijn wijst Baneke hier
ttz nog op de gevonden ernst van het narcisme en krenking. Vergelijk
ik de paginaâs 45 KB met 36 PBC dan valt het wel mee met dat verschil.
Ook dit maakt dus niet overtuigend dat de conclusie van
toerekeningsvatbaarheid anders zou moeten zijn;
- Als het gaat om het vinden van een andere stoornis die dan ten
tijde van het delict aanwezig zou zijn of elementen van belang die
zouden hebben;
Met de keuze voor het rapport van het PBC moet er vanuit gegaan worden
dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar was ten tijde van de door
hem gepleegde delicten. In het rapport staat ook dat verdachte
weliswaar toen â net als nu nog â leed aan een ontwijkende
persoonlijkheidsstoornis met wantrouwende trekken maar dat deze
stoornis niet van invloed is geweest op het plegen van de
verschillende strafbare feiten, incluis de moord op Luis Seveke.(PBC
56 t/m 59).Daarmee verdwijnt de mogelijkheid om TBS op te leggen aan
verdachte uit beeld. De wet â (uitgelegd in de wetsgeschiedenis; zie
Kamerstukken II 1987/1988 20372 A en nr 3 p 2); - eist immers een ten
tijde van het delict bestaande stoornis die ten minste enigerlei van
invloed is geweest bij het plegen van delict(en) Bovendien dient voor
het opleggen van TBS aangenomen te kunnen worden dat juist ten gevolge
van die stoornis er een gevaar op herhaling bestaat.(Kamerstukken II
1979/80, 11270 nr 12, p 28). Ook daarvan is hier volgens de
deskundigen van het PBC geen sprake.
Nu TBS uit beeld is, is enkel de onvoorwaardelijke gevangenisstraf
opportuun als straf. En ook daarbij staat u volgens mij voor een
heldere keuze. Het is of de maximale tijdelijke gevangenisstraf. Of
een levenslange gevangenisstraf. Weliswaar is het sinds 1 februari
2006 mogelijk om een tijdelijke gevangenisstraf van 30 jaar op te
leggen , maar slechts voor moorden gepleegd na 1 februari 2006 en hier
is het feit van november 2005. Dus is 20 jaar de maximale
gevangenisstraf.
Een gevangenisstraf van minder dan 20 jaar zou u gezien de optelsom
aan strafbare feiten niet eens moeten overwegen. Voor een moord met
een vuurwapen op de openbare weg door een toerekeningsvatbare dader
wordt nauwelijks minder dan 15 tot 18 jaar uitgedeeld. Ook zonder
dat er sprake is van moord zou voor de 8 bankovervallen (normaal toch
zeker 2 jaar per stuk) en vijf (bom)aanslagen (3 jaar per feit is niet
vreemd) een gevangenisstraf van 16 jaren kunnen worden opgelegd. Dat
maakt dus dat u voor de keuze staat tussen 20 jaar en levenslang. Een
overzichtelijke keuze. Niet gemakkelijk, maar wel overzichtelijk.
4.3 levenslang of niet?
Uit de kleine optelsom die ik hierboven maakte waar het strafoplegging
voor de onderhavige feiten betreft kunt u al afleiden dat ik 20 jaar
gevangenisstraf in relatie tot de feiten weinig vind. Anderzijds kan
dat an sich absoluut geen reden zijn om dan maar een levenslange
gevangenisstraf te eisen. Daarvoor is de stap naar levenslang te
groot, te meer nu levenslang in Nederland ook veelal daadwerkelijk
levenslang betekent. De enige mogelijkheid die een veroordeelde dan
rest is gratie. Een dergelijk verzoek is in Nederland slechts twee
keer gehonoreerd.
Bij het opleggen van levenslange gevangenisstraf is de grootst
mogelijke terughoudendheid geboden. Dat is ook terug te lezen in de
motivering van de strafoplegging in verschillende zaken (LJN AE8167,
AF7291, AR 7339) waarin de vraag levenslang of niet aan de orde was â
oa de zaak Volkert vd G- :
âin de praktijk van de straftoemeting komt ook bij de ernstigste
misdrijven betekenis toe aan het inzicht dat de pleger van die
misdrijven vanuit overwegingen van humaniteit in beginsel perspectief
moet worden geboden dat hij op enig moment weer in de samenleving moet
(kunnen) terugkeren. Het is om die reden dat in ons land de grootste
terughoudendheid bij het opleggen van een levenslange gevangenisstraf
wordt betracht.â
Ook de praktijk van oplegging van levenslange gevangenisstraf laat die
terughoudendheid zien. Er zijn nogal wat voorbeelden te vinden waarin
sprake is van feiten die â bij elkaar opgeteld â dik boven de 20 jaar
gevangenisstraf zouden kunnen opleveren, waarin TBS niet aan de orde
is ivm toerekeningsvatbaarheid, maar waarin desalniettemin niet
gekozen wordt voor een levenslange gevangenisstraf: 2 moorden, 20 jaar
(Rechtbank Rotterdam 2003, LJN AK454), 2 moorden en 3
vrijheidsberovingen, 16 jaar, (Rechtbank Amsterdam, LJN AK3454) 3
moorden, 20 jaar (Hof Den Haag 2003, LJN AI0976). En zo zijn er meer.
Aan de andere kant zijn er ook nogal wat voorbeelden te vinden waarin
levenslang is opgelegd bij veroordelingen waarbij, naast andere
feiten, âslechtsâ 1 moord is gepleegd. Bijvoorbeeld Jan S, de
moordenaar van Naomi Eleveld en âdoor uw rechtbank - Frank B. ivm
de moord op Hennie Klein Overmeen in 2004. Was in die zaken nog steeds
sprake van een TBS-advies dan wel een recediverende TBS-er. Dit was
niet het geval bij Errol K. In 1993 veroordeeld onder andere voor
overvallen en het doodschieten van een politieagent tijdens een
achtervolging, Hong H, vermoordde voor de ogen van zijn kinderen zijn
vrouw in 1998, Bennie S, in 1998 onder andere veroordeeld voor de
moord op een AT-agente bij zijn arrestatie, en bijvoorbeeld in 2002
veroordeelde Baybasin, 1 moord, een aantal door politie verijdelde
uitlokkingspogingen moord en grote drugshandel. Al deze verdachten
werden volledig toerekeningsvatbaar geacht, pleegden slechts 1 moord
en werden desalniettemin tot levenslang veroordeeld. Zo ook ten slotte
Mohammed B.
In eerste aanleg werd in 2005 ook tot levenslang veroordeeld de
Duitser Rudolf B (appel-zaak LJN AX 9524; 28 juni 2006). Hij schoot
een politieman dood die hem wilde fouilleren in Enschede en schoot in
de achtervolging op nog meer politiemensen waarvan hij er 1 raakte. In
die zaak heeft het Gerechtshof Arnhem in hoger beroep de uitspraak van
de rechtbank Almelo vernietigd en uiteindelijk 20 jaren opgelegd. Het
Gerechtshof heeft daarbij overwogen welke elementen allemaal een rol
kunnen of moeten spelen bij het opleggen van levenslang of niet. Het
Gerechtshof noemt de volgende elementen:
- het aantal dodelijke slachtoffers
- de aard van het letsel bij andere slachtoffers
- de context waarbinnen de feiten zich hebben afgespeeld en het
tijdsbestek waarbinnen dat valt
- de geestelijke gezondheidstoestand van de verdachte
- de mate waarin de feiten aan de verdachte kunnen worden toegerekend
- eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten
- de kans dat verdachte wederom soortgelijke feiten pleegt
Als het voorgaande iets duidelijk maakt dan is het dat het opleggen
van levenslang of niet vooral casuïstisch is en dat een algemene lijn
moeilijk te trekken is, wel is helder welke elementen een rol moeten
spelen bij de beslissing om hiertoe over te gaan.
In het licht van de hierboven benoemde elementen constateer ik in deze
zaak het volgende:
- verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een feiten complex met
weliswaar maar 1 dodelijk slachtoffer. Daarnaast is echter aan een
groot aantal andere slachtoffers op meerderlei wijze immateriële
schade toegebracht; aan de nabestaanden van Seveke, aan getuigen en
slachtoffers van de aanslagen en de bankovervallen (â zie resp de
verklaringen van het slachtoffer W., en het slachtoffer K. ;
laatstgenoemde heeft in 2007 â zo lijkt het - nog steeds last van
een overval uit 1999).
- De door verdachte gepleegde strafbare feiten zijn van zeer
wisselende aard en vanuit een zeer wisselend motief â derhalve in
steeds verschillende context gepleegd; de aanslagen vanuit een omarmd
ideologisch anarchisme, de bankovervallen getypeerd als antisociaal
getinte verwervingscriminaliteit (p 58 PBC-rapp), de moord op Louis
Seveke als sluitstuk van zijn eigen failliete leven omdat hem door het
slachtoffer en diens linkse omgeving iets zou zijn aangedaan in het
verleden. Dit verschil in context maakt zijn criminele handelen als
totaal voor mij ondefinieerbaar en zeer ongrijpbaar;
- Aan het meest ernstige strafbare feit heeft verdachte een
redenering ten grondslag gelegd die weliswaar door deskundigen is
beschreven maar in ieder geval door mij niet is te begrijpen. Dit
hangt nauw samen met de relatieve kleinheid van de door verdachte
aangevoerde achtergrond: âhet beschuldigen als informantâ, waarvan
niet is vastgesteld dat LS dat heeft gedaan, âde ontwikkelde afkeer
van het linkse milieuâ, âhet hem onthouden van 12000 gulden â waarvan
je je af kunt vragen aan welke rechtsgrond überhaupt aanspraak op een
dergelijke beloning kan worden gemaaktâ en ten slotte als trigger;
âhet mislopen van de liefde van een door verdachte geïdealiseerde
vrouw, een ontmoette prostitueeâ. Verdachtes redenering is beschreven
maar de verklaring is allesbehalve geruststellend. Zijn delictgedrag
is klaarblijkelijk niet typisch en/of van de een of andere van te
voren in te schatten situatie afhankelijk. In dit licht is de
constatering van het PBC (p 59) dat verdachte in zijn leven ook al op
andere momenten teleurstellingen en verliezen heeft geleden en daar
niet op heeft gereageerd ook niet meer dan een constatering.
- Voor zover de door verdachte gepleegde feiten iets
gemeenschappelijks lijken te hebben dan is het dat verdachte telkens
zijn eigen belangen en/of normen laat prevaleren boven die van anderen
en daarbij geweld als oplossing voor eigen problemen kiest. Daarbij
toont hij aan de gevolgen voor anderen in ieder geval niet voldoende
te overzien. Met verdachte kan ik meegaan als hij stelt bij de
bankovervallen het geweld tot een minimum te beperken door een
alarmpistool te gebruiken maar een opmerking als âhet is maar een
heel klein deel dat er lang last van houdtâ (PBC p 35) is een
voorbeeld van het bagatelliseren van de gevolgen van deze feiten
(erkent v ook zelf op p 49 PBC-rapport). Ook ten aanzien van de
bomaanslagen geldt zoiets: hij zoekt locaties uit waar op dat moment
geen slachtoffers in de buurt zijn maar overziet blijkbaar niet â al
eerder door mij gememoreerd â dat de kookwekker bij de mislukte
aanslag bij de CL ook af had kunnen gaan op een moment dat er
inmiddels iemand in de buurt was. En ook ten aanzien van de moord op
Louis Seveke heeft verdachte gehandeld zonder alle gevolgen te
overzien: (p 35) door het PBC opgetekend; als het gaat om het
veroorzaakt verdriet: âik wist niet dat ie een broer en zus had. Een
vader en moeder? Ik dacht dat ie daar niet mee omging vanwege zijn
activiteitenâ.Â
- De door verdachte gepleegde en ieder voor zich als zeer ernstig te
kwalificeren strafbare feiten hebben zich voorgedaan over een periode
van meer dan 10 jaar. Op geen enkele wijze heeft het plegen van een
van die feiten en de gevolgen daarvan â die ook voor verdachte
zichtbaar waren in de maatschappij â hem weerhouden van het plegen van
nieuwe strafbare feiten. Meest stuitende voorbeeld is mogelijk wel dat
verdachte de dag na de moord op Louis Seveke opnieuw een bankoverval
pleegt. Ook heeft zich in die periode blijkbaar geen ontwikkeling ten
aanzien van verdachte voorgedaan waardoor hij minder gemakkelijk is
overgegaan tot het plegen van ernstige strafbare feiten.
- de feiten kunnen verdachte volledig worden toegerekend; er is geen
stoornis die van invloed is geweest op de feiten en kan worden
behandeld in enige setting, ook om gevaar op herhaling in te perken;
we zullen het â in de toekomst, als die er zou zijn- met deze
persoonlijkheid van de verdachte moeten doen;
- Verder met betrekking tot de persoonlijkheid van de verdachte: ook
al heeft verdachte dan geen benoemde stoornis in bovenbedoelde zin, in
beide rapporten wordt â tamelijk gelijkluidend - een aantal opvallende
persoonlijkheidskenmerken beschreven:
⢠Krenkinggevoeligheid en narcistische kenmerken; hij valt weliswaar
niet op in het onderzoek door pathologische krenkbaarheid, maar wordt
wel genoemd: ânarcistisch kwetsbaar (K/B p 45, PBC p 36) En ook uit
het PBC-rapport (p 40): bij het lezen van zijn verhaal springt naast
eenzaamheid en wanhoop ook wrok en krenking in het oog. Voorts is erÂ
een neiging tot overwaardig denken (K/B; PBC ppâs 36 en 38): verdachte
overwaardeert zichzelf en loopt frustratie op als ie doelen niet weet
te bereiken
⢠Wantrouwende trekken: PBC op p 59 spreekt over âeen gebruikelijk
wantrouwenâ Van Deutekom noemt ttz zijn persoonlijkheidsstoornis een
vermijdende met âsterk wantrouwen op de voorgrondâ
⢠rigiditeit; mn bij inhoudelijk denken (zie K/B op p 30; PBC op p
50); verdachte zelf zegt bij het PBC (p 44 bovenaan); âik pas me
niet aan als iets me niet bevaltâ; het PBC constateert ook (p 54)
âhalsstarrigheid en een strenge moraalâ in zijn autobiografie schrijft
hij: (p276) over het wraak nemen: âik had een afspraak met mezelf en
daar moet ik me aan houdenâ; in de eerste onderzoeken zegt verdachte
bij K/B (p 28) het volgende âik heb gedaan wat ik moest doen, ik heb
gedaan wat hoorde, ik heb gedaan volgens mijn eigen regels en als ik
iets doe dat ik volgens mijn eigen regels moet doen, schaam ik me daar
niet voor.â Dicht daar tegenaan ligt hetgeen het PBC weer optekent:
(op p 49); hij had weliswaar gevoelens van spijt na het doodschieten
van LS maar toch ook van opluchting: ânou heb ik je te pakken
gekregen, stelletje kankerlijers, ze hebben het gevoeld, ze hebben het
gekregenâ;
⢠Het PBC stelt dat de gewetensfunctie van verdachte ongestoord
is. Hij krijgt genoeg signalen/beseft voldoende dat ie iets doet wat
naar algemene normen niet aanvaard wordt maar (p 40 van het PBC); hij
weet dat wat ie doet niet hoort, niet mag, niet kan maar toch heeft
hij een zo sterke ratio dat deze het steeds van het geweten wint. Elke
keer weer. Zelfs in de meest extreme omstandigheden is hij in staat
zijn geweten weg te drukken. Vergelijk zijn ervaringen rondom de
schoten op Seveke: ' (p 35 PBC); alles in je lijf schreeuwt om het
niet te doenâ; en toch schiet ie. Dan volgt er zelfs nog een tweede
schot â na wederom een moment van beraad en weggedrukte twijfel. Om
vervolgens na afloop voor zichzelf zelfs het meest vergaande strafbare
handelen te rechtvaardigen; ik vind het zeer angstaanjagend.
- ten slotte het gevaar op herhaling;
Als we kijken naar wat de deskundigen over het herhalingsgevaar bij T.
zeggen valt op dat het PBC daar geen uitspraken over doet. Ter zitting
hebben we ook gehoord waarom niet: dit is een principiële keus, men
concludeert slechts over herhalingsgevaar als dat voortvloeit uit
geconstateerd pathologie; daar is hier geen sprake van. Uitdrukkelijk
zegt men ook niet dat er geen gevaar voor herhaling is.
Kaiser en Baneke hebben de vraag naar gevaar op herhaling wel
beantwoord. Ook vanuit een wat andere benadering dan het PBC. Zij
hebben (p 29 en 46) die kans in eerste instantie als vergroot en
tamelijk groot benoemd; vervolgens in hun nadere rapport wat
verminderd genoemd maar nog steeds aanwezig, voldoende aanwezig om TBS
te dragen; is dus substantieel.. Zeker, zowel in hun eerste rapport
als in hun aanvulling speelt een rol de vermoede stoornis â Asperger;
die inmiddels uit beeld is verdwenen; dit maakt dat andere elementen
uit hun rapport met zorgvuldigheid moeten worden bekeken - maar â en
daar is hun benadering - ook los van de al dan niet aanwezige
stoornis- fundamenteel anders dan het PBC â zij betrekken bij hun
oordeel ook een groot aantal andere elementen: het feitelijk gedrag,
de persoonkenmerken en het gebrek aan bepaalde vormen van spijt,
schuld en schaamte. Nu die elementen nog steeds pal staan, mogen we
aan hun oordeel nog steeds â zij het met enige reserves - waarde
hechten waar het de inschatting van het recidivegevaar betreft.
Daarnaast is zeker ten aanzien van de bankovervallen moeilijk in te
zien waarom verdachte na een periode van detentie, terwijl hij opnieuw
geld nodig zal hebben, niet opnieuw zal vervallen in het plegen van
deze delicten. Min of meer schamper kondigt hij het eigenlijk al aan
(opm 44-10 rapport K/B); âals het leven een beetje meezit is de
recidivekans laag, maar om realistisch te zijn lijkt de kans op een
leuke baan en een eenvoudig leven er niet groter op gewordenâ.
Ten slotte teken ik uit de mond van verdachte de volgende zaken op en
dat ziet op de moord op Seveke: (PBC p 48): â ik zat zo diep, ik gaf
niets meer om mijn eigen leven, het respect an sich ben ik
kwijtgeraakt. Er is niks meer dat er dan nog toe doet. (..) Als je
niks meer met jezelf op hebt, dan heb je dat ook niet met je medemens
en al helemaal niet met bepaaldeâ. Zo was het blijkbaar in 2005 vlak
voor de moord op Seveke. Stel je daar tegenover wat verdachte in
zijn eigen commentaar nav de rapportage van K/B (opm 25-3) recent
schrijft: âWaar Baneke gelijk in heeft is dat ie nu geen compassie en
empathie kan ontdekken. Ik heb nu ook geen compassie meer met die
mensen, van mij kan iedereen doodvallen (inclusief mezelf) of het nu
van de honger is of iets andersâ. Ik zie niet veel verschil in
beleving bij verdachte als ik beide citaten vergelijk. En waarom zou
dat over 12 jaar anders zijn?
Al met al constateer ik dat voor u ligt een strafzaak waarin sprake is
van een enorme diversiteit aan zeer ernstige strafbare feiten
waaronder een moord; ik constateer dat de aanleiding van die feiten in
voorkomende gevallen futiel is, het complex aan feiten ongrijpbaar en
moeilijk voor te stellen. Daarnaast is sprake van een verdachte met
een persoonlijkheid met kenmerken die â zeker in combinatie met elkaar
- gevaarlijk blijken te zijn; dat bewijzen de feiten. Thans ligt geen
mogelijkheid voor om af te dwingen dat de persoonlijkheid van
verdachte verandert. Er is ook geen enkele reden om er vanuit te gaan
dat dat in de komende 12 jaar (ongeveer de nog resterende effectieve
gevangenisstraf bij oplegging van 20 jaar) wel zal gaan gebeuren. Dat
is onheilspellend. Ten slotte zijn er â ook in de hiervoor genoemde
omstandigheden â vele argumenten om aan te nemen dat er een groot
risico is dat verdachte ook in de toekomst opnieuw een zeer ernstig
strafbaar feit zal begaan.
Gezien de ernst van de feiten en het gevaar dat van verdachte uitgaat
is het naar mijn oordeel noodzakelijk dat verdachte uit de vrije
samenleving wordt uitgesloten. Ik stel u dan ook voor om aan verdachte
T. op te leggen een levenslange gevangenisstraf.
Openbaar Ministerie