Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ostbus 20018
P
2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk 25 februari 2008 HO/BS/08/6304 20 december 2007 07-OCW-B-079

Onderwerp
Vraag ratificatie

Verdrag van Lissabon

Hierbij zend ik u, mede namens mijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken, de antwoorden op de schriftelijke vragen van de Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over mijn brief van 21 november 2007 inzake het Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio (Lissabon, 11 april 1997).

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk


5
44
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap OCW 11 Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70-4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl

blad 2/2


1 Vraag: De leden vragen zich af wat de consequenties zijn van dit Verdrag op bijvoorbeeld de doorlopende leerlijn, als studenten uit andere EU landen in het Nederlands hoger onderwijs instromen.
Antwoord: Het verdrag heeft tot doel de erkenning van diploma's tussen de verdragsluitende landen te vereenvoudigen en te verbeteren en daardoor de mobiliteit in het hoger onderwijs in de Europese regio te versterken. Het vergemakkelijkt de toegang tot het Nederlands hoger onderwijs voor buitenlandse studenten, en voor de Nederlandse studenten de toegang tot het onderwijs in de overige betrokken landen. Internationalisering is al sinds vele jaren een belangrijk beleidsdoel voor het Nederlands hoger onderwijs. In dat verband heeft Nederland zich ook met overtuiging aangesloten bij de Bolognaverklaring en voortvarend gewerkt aan een internationaal herkenbare structuur van het hoger onderwijs, onder meer door invoering van het bachelor-masterstelsel. Het gaat hier steeds om wederkerige en evenwichtige afspraken tussen Europese partners, die het nationaal onderwijsbeleid versterken. De gevolgen voor het beleid met betrekking tot de doorlopende leerlijn zijn positief, omdat het verdrag bevordert dat Nederlandse studenten makkelijker toegang krijgen tot onderwijs in het buitenland dat aansluit op hun belangstelling en hun "leerlijn". Het verdrag heeft geen nadelige gevolgen voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in Nederland voor Nederlandse studenten. De verantwoordelijkheid voor de toelating van buitenlandse studenten blijft bij de Nederlandse instellingen liggen. Het Nederlands internationaliseringsbeleid heeft niet tot doel om zoveel mogelijk buitenlandse studenten te werven, maar is gericht op versterking van de kwaliteit van het Nederlands onderwijs, onder meer door het selectief aantrekken van talent- volle buitenlandse studenten.


2 Vraag: De leden vragen zich af waarom Aruba dit verdrag niet heeft ondertekend. Antwoord: Zoals vermeld in paragraaf 6 van de toelichtende nota, wenst de regering van Aruba geen medegelding, en is de goedkeuring derhalve alleen voor Nederland en de Nederlandse Antillen gevraagd. Het verdrag is indertijd uiteraard ondertekend voor het Koninkrijk der Nederlanden. De regering van Aruba is tevreden over de huidige regelingen voor erkenning van buitenlandse studies en diploma's in Aruba. Ook de erkenning van Arubaanse diploma's in de Europese regio is voor Aruba naar tevredenheid geregeld. Daarom, alsmede omdat het verdrag aanzienlijke inspanningsverplichtingen met zich brengt heeft Aruba besloten af te zien van medegelding.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl