Provincie Limburg

Persberichten

Grensgemeenten moeten samenwerken op het terrein van wonen

De Belgische gemeenten Lanaken, Riemst en de Nederlandse gemeente Maastricht moeten structureel gaan samenwerken op het gebied van woningbouw. Beide Belgische gemeenten maken immers deel uit van de regionale woningmarkt van Maastricht. En er is sprake van verdringing door Nederlandse huishoudens van de Belgische starters in de gemeenten Lanaken en Riemst. Het zijn enkele van de resultaten en adviezen uit een onderzoek naar de grensoverschrijdende woningmarkt in de gemeenten Maastricht, Lanaken en Riemst. Hiertoe is opdracht gegeven door de partners in de Albertknoop - het samenwerkingverband tussen beide provincies Limburg en de gemeenten Maastricht en Lanaken - plus de grensgemeente Riemst.
Aanleiding van het onderzoek vormt de door beide Belgische gemeenten ervaren toenemende druk op de lokale woningmarkt, in combinatie met de beperkte woningbouwmogelijkheden van Maastricht. Het onderzoek laat zien hoeveel Nederlanders zich in beide Belgische gemeenten vestigen, maar brengt ook de gevolgen daarvan voor de lokale bevolking in kaart. In het bijzonder is gekeken naar de invloed voor de startende huishoudens. Het onderzoek is aangevuld met de resultaten van het rapport 'Internetpanel' uit 2006 van de gemeente Maastricht. Daarin staat verwoord hoe groot de belangstelling in Maastricht is voor wonen in België. Ook zijn de uitkomsten van een integrale buurtpeiling in Maastricht naar de verhuisbehoeften en vertrekredenen in het voorjaar van 2007 bij het onderzoek betrokken.

Het onderzoek wijst o.a. uit dat er sprake is van intensieve woningmarktrelaties tussen Maastricht, Lanaken en Riemst. En beide Belgische gemeenten maken onderdeel uit van de regionale Maastrichtse woningmarkt. Dit laatste hangt samen met het grote aantal Nederlanders dat in beide Belgische grensgemeenten woont - het omgekeerde is in mindere mate ook het geval - en de directe grensligging. De relatie van Lanaken en Riemst met Maastricht is vergelijkbaar met die van de gemeenten Meerssen, Margraten en Eijsden.

De aantrekkelijkheid van de regio rond Maastricht als woonplaats is met name terug te voeren op het aanbod grondgebonden woningen in een landelijke omgeving. Daar staat tegenover dat Maastricht een grote stad is met structureel veel stedelijke woonmilieus, relatief weinig groene laagbouwmilieus en veel sociale huurwoningen die gebouwd zijn als gevolg van het grote naoorlogse woningtekort. Maastricht legt de nadruk op zgn. compact bouwen teneinde het landelijk gebied zoveel mogelijk te vrijwaren van verstedelijking. Dit heeft tot gevolg dat het nieuwbouw aanbod van grondgebonden woningen in een groene, ruime woonomgeving relatief beperkt is, met name in de koopsector.

Een andere factor is dat velen Maastricht te duur vinden en zich daarom op de Belgische regio oriënteren. Daar komt nog bij dat Nederlanders in België meer financiële armslag hebben door de onbeperkte aftrek van de hypotheekrente die zij genieten. Daardoor zijn de laatste jaren in toenemende mate ook de middeninkomens naar Lanaken en Riemst verhuisd. De Nederlanders concurreren op die manier met startende huishoudens uit Lanaken en Riemst.

Het onderzoek wijst uit dat er sprake is van verdringing van starters. Starters uit vooral Lanaken voelen zich door de gestegen prijzen gedwongen om elders in de regio (vooral de gemeenten Bilzen en Maasmechelen) naar een woning te zoeken. Overigens zijn de prijzen van woningen in heel Vlaanderen sterk aan het stijgen. De verwachting is dat de huidige prijsverschillen in de toekomst zullen afvlakken. Dit kan het vertrek van Nederlanders naar Lanaken en Riemst temperen.

Uit het onderzoek zijn de volgende beleidsaanbevelingen geformuleerd:
* Gezien de geconstateerde intensieve woningmarktrelaties moet er tussen de 3 gemeenten structureel verder samengewerkt worden, waarbij het maken van afspraken over woningbouwprogrammas van belang is. ;

* De gemeente Maastricht dient een groter en beter aanbod van grondgebonden woningen te realiseren;

* De gemeenten Lanaken en Riemst zouden in hun nieuwbouwbeleid meer ruimte moeten maken voor kavels en woningen die geschikt en betaalbaar zijn voor de lokale starters. Om te voorkomen dat enkel Nederlanders van deze mogelijkheden gebruik gaan maken, moeten de eventuele wettelijke mogelijkheden voor het stellen van bindingseisen ingezet worden. Als deze mogelijkheden er zijn kan deze beleidsaanbeveling effectief worden opgepakt, mits er extra aanbod voor de markt gecreëerd kan worden. Daarvoor dient wel toestemming gekregen te worden van de Vlaamse overheid.
* Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen zou rekening moeten houden met het feit dat er in de grensgemeenten druk is op de woningmarkt. Zij kadert namelijk de woonbehoefte en zou voor de buitengebiedgemeenten een uitzondering moeten maken. Er moet daar niet enkel rekening gehouden worden met de natuurlijke aangroei maar ook met de instroom van mensen uit andere gemeenten. De grensgemeenten moeten mogelijkheden krijgen om hierop in te spelen.

De beleidsaanbevelingen uit het rapport zijn door de bestuurders die zitting hebben in de Stuurgroep Albertknoop overgenomen. Er zijn nadere afspraken gemaakt voor verdere uitwerking. Gesteld kan worden dat sprake is van een in Nederland en België unieke vorm van grensoverschrijdende samenwerking, die ook in andere grensregios navolging verdient.

Provincie Belgisch-Limburg:
kabinet gedeputeerde Sylvain Sleypen
Liesbeth Kees
Tel.: +32 11 23 70 32
GSM: +32 478 36 15 37

22-2-2008 11:54