European Union



Brussel, 22 februari 2008

Werkgelegenheid in de EU: gunstige vooruitzichten, maar ongelijke vorderingen

De werkgelegenheid heeft het afgelopen jaar een indrukwekkende groei doorgemaakt volgens het op 29 februari door de verantwoordelijke ministers goed te keuren gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid. De laatste twee jaar werden bijna 6,5 miljoen nieuwe banen gecreëerd en eind 2009 worden nog eens 5 miljoen nieuwe banen verwacht. De werkloosheid in de EU zal in 2008 naar verwachting dalen tot onder de 7%, het laagste niveau sinds het midden van de jaren tachtig. Het verslag - dat een evaluatie geeft van de uitvoering door de lidstaten van hun nationale hervormingsprogramma's op werkgelegenheidsgebied - is uiterst optimistisch. Het legt echter ook de vinger op een aantal zere plekken, met name de jeugdwerkloosheid en het tekort aan investeringen in onderwijs en opleiding.

"De recente arbeidsmarkthervormingen beginnen vrucht af te werpen", aldus Vladimír Spidla, EU-commissaris voor werkgelegenheid. "De structurele werkloosheid is sinds 2004 met een derde gedaald en de arbeidsparticipatie, momenteel 66%, is flink opgeschoven in de richting van de nagestreefde 70%. Alle lidstaten hebben sinds 2005 wezenlijke hervormingen doorgevoerd, maar sommige zijn voortvarender geweest dan andere. Wij moeten onze inspanningen verdubbelen om doeltreffend te reageren op de uitdagingen van mondialisering en vergrijzing, met name door meer en gerichter te investeren in een leven lang leren."

De participatiegraad van oudere werknemers - 43,5% (streefcijfer 50%)
- en van vrouwen - 57,2% (streefcijfer 60%) - blijft in de EU als geheel flink stijgen. Maar ondanks de positieve prestaties in 2006 haalt Europa de voor 2010 vastgestelde werkgelegenheidsdoelstellingen nog steeds niet. De huidige arbeidsparticipatie impliceert dat tot 2010 nog 20 miljoen banen moeten worden geschapen om de doelstelling te bereiken.

De werkloosheid daalde significant van 8,9% in 2005 naar 8,2% in 2006 en bijna alle lidstaten hebben aan deze ontwikkeling bijgedragen. Zowel vrouwen als mannen hebben hiervan geprofiteerd, aangezien de werkloosheidspercentages zijn gedaald tot respectievelijk 9% en 7,6%. Een opmerkelijke indicator van de robuustheid van de huidige arbeidsmarktprestaties is dat de langdurige werkloosheid voor het tweede jaar op een rij is gedaald, van 4% naar 3,6%.

Sommige regio's en groepen hebben hier echter minder van geprofiteerd. De situatie van laaggeschoolden, gehandicapten en migranten blijft problematisch. De jeugdwerkloosheid, gemiddeld 17,4%, blijft in veel lidstaten een ernstig probleem. Het totale aantal werkloze jongeren is het afgelopen jaar weliswaar gedaald, maar dit was hoofdzakelijk toe te schrijven aan de forse daling van de jeugdwerkloosheid in een klein aantal lidstaten (Polen, Bulgarije, Litouwen, Nederland en Spanje). In verscheidene andere lidstaten is die sinds 2004 feitelijk toegenomen en over het geheel genomen blijven jongeren in vergelijking met de totale beroepsbevolking een meer dan twee keer zo groot risico lopen om werkloos te worden.

Ongeveer de helft van de lidstaten heeft nu een integrale flexizekerheidsaanpak ontwikkeld of is daarmee bezig. Tot dusverre zijn hun prestaties op specifieke onderdelen van de flexizekerheid minder positief.

* De segmentering van de arbeidsmarkt blijft in veel lidstaten een groot probleem en veel lidstaten richten zich nog steeds meer op specifieke aspecten van de regulering van de arbeidsmarkt dan op de hervorming van de bestaande arbeidswetgeving.
* De hervormingen van de socialezekerheidsstelsels zijn grotendeels beperkt gebleven tot pensioenhervormingen.

* De uitgaven voor een actief arbeidsmarktbeleid zijn, hoewel de maatregelen meer gepersonaliseerd zijn geworden, sinds 2000 zowel als aandeel in het bbp als per persoon gedaald.
* Ten slotte is de deelname aan een leven lang leren in de EU tussen 2005 en 2006 nauwelijks gestegen; in de helft van de lidstaten is zij zelfs gedaald. Het aanbod aan volwassenenonderwijs blijft ongelijk.

Een aanzienlijke toename van de investeringen in menselijk kapitaal dat beter is afgestemd op de behoeften van de arbeidmarkt, is van essentieel belang om de productiviteitskloof met onze voornaamste wereldconcurrenten te dichten, aldus het verslag. Met leren moet op zeer jonge leeftijd worden begonnen en een leven lang worden doorgegaan, en in de praktijk verworven kwalificaties moeten in heel Europa worden erkend.

Er ontstaan knelpunten en nu er in een groeiend aantal sectoren een groot tekort is aan werknemers en vaardigheden (bv. gezondheids- en ouderenzorg; onderwijs; veel ambachtelijke sectoren; techniek), moet alles in het werk worden gesteld om een goede prognose en controle mogelijk te maken van de toekomstige behoeften aan vaardigheden. Europa moet de regionale en nationale arbeidsmobiliteit verbeteren en een wettelijk geregeld immigratiebeleid definiëren. Dit beleid moet gepaard gaan met maatregelen ter verbetering van de economische en sociale integratie van immigranten.

Gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid (voorstel van de Commissie)

http://ec.europa.eu/employment_social/employment_strategy/employ_en.ht m

Country-specific recommendations can be found under this link:

http://ec.europa.eu/growthandjobs/european-dimension/200712-annual-pro gress-report/index_en.htm