Bijlage 2:
Verslag Informele Raad WSB van 1 februari 2008:
De vergadering onder voorzitterschap van de Sloveense minister voor arbeid en sociale zaken werd bijgewoond door vertegenwoordigers van de 27 EU lidstaten, de kandidaat lidstaten, Noorwegen en IJsland en door de Europese koepels van werkgevers- en werknemersorganisaties.

Het Voorzitterschap had een korte tekst opgesteld waarin een aantal vragen aan delegaties werd voorgelegd die in essentie vroegen naar de wijze waarop lidstaten de acht flexicurity beginselen gaan toepassen die tijdens de Europese Raad van 14 december j.l. zijn goedgekeurd. In de vragen werd het accent gelegd op maatregelen die zich richten op jeugdige en oudere werknemers met speciale aandacht voor het gender perspectief en de rol van sociale partners.
In aanvulling hierop werd het thema flexicurity toegelicht vanuit een wetenschappelijke invalshoek. Opmerkelijk was, dat naast het Deense model (de "gouden driehoek") ook Nederland prominent figureerde in deze presentaties. Door beide hoogleraren werd het flexicurity begrip neergezet als een evenwichtsmodel, dat op verschillende manieren kan en zelfs moet worden vormgegeven.

In haar inleiding benadrukte de Sloveense voorzitter met name het belang van maatregelen gericht op de verhoging van de arbeidsparticipatie van jongeren en ouderen. Lidstaten zullen zelf moeten besluiten hoe de flexicurity beginselen toe te passen maar de uitwisseling van informatie en van best practices kan op Europees niveau een meerwaarde opleveren. De ook aanwezige vertegenwoordiger van het Social platform zette uiteen dat zijn organisatie in eerste instantie bijzonder sceptisch stond tegenover de flexicurity discussie, maar nu bereid is om daaraan een bijdrage te leveren. De resultaten zullen echter nauwkeurig gemonitord moeten worden en moeten leiden tot een grotere sociale cohesie. De vertegenwoordigster van het Europees Verbond van Vakverenigingen stelt zich kritisch op ten opzichte van de loonmatiging, die in deze discussie veel wordt genoemd. Zij vroeg in dit verband vooral aandacht voor matiging in de topinkomens. Verder sprak zij haar zorg uit over de nog steeds bestaande loonkloof tussen mannen en vrouwen. De vertegenwoordiger van Business Europe onderstreepte nog eens de gezamenlijke arbeidsmarkt analyse die Europese werkgevers en vakbonden uitvoeren. Sociale partners streven ernaar voor de Europese Raad in maart, ter gelegenheid van de tripartiete sociale top die daaraan vooraf gaat zoals gebruikelijk plaatsvindt, concrete resultaten te kunnen presenteren.

De Europese Commissie presenteerde de instelling van een groep op hoog niveau (Mission for flexicurity) met vertegenwoordigers van de Commissie, van het Sloveense en Franse voorzitterschap en van Europese sociale partners. De groep zal de toepassing van de flexicurity beginselen in de lidstaten moeten bevorderen en begeleiden. In de tweede helft van het jaar, onder Frans voorzitterschap, zal de groep terug rapporteren aan de Raad en zal een eerste evaluatie kunnen plaats vinden van de wijze waarop lidstaten de beginselen in hun nationale beleid hebben geïncorporeerd. De groep zal onder leiding staan van commissaris Spidla en de Franse oud minister van sociale zaken Gerard Larcher. In zijn inleiding sprak commissaris Spidla verder de hoop uit dat tijdens dit voorzitterschap een drietal hangende dossiers (inzake pensioenen, arbeidstijden en uitzendarbeid) tot een afronding kunnen komen. De EP vertegenwoordiger onderstreepte dit.

In de daarop volgende interventies van vertegenwoordigers van de lidstaten kwam samenvattend het volgende naar voren.

Er bestaat een brede consensus dat een alomvattende en evenwichtige flexicurity benadering, ingevlochten in de Lissabon strategie, het noodzakelijke kader is om succesvol de uitdagingen van de 21e eeuw te kunnen aanpakken. Het is nu de taak van de lidstaten om die beginselen in hun nationale hervormingsprogramma's op te nemen. En dat uiteraard met inachtneming van nationale omstandigheden en praktijken. Evenzeer vanzelfsprekend is dat sociale partners en andere stakeholders daarbij een belangrijke rol spelen. De Europese burgers zullen goed geïnformeerd moeten worden teneinde vertrouwen en steun te genereren voor de noodzakelijke beleidsaanpassingen. Gezamenlijke initiatieven op Europees niveau kunnen hierbij van nut zijn. Om een goede balans te vinden tussen flexibiliteit en zekerheid is het noodzakelijk om de nadruk te leggen op de kwaliteit van de arbeid, op billijk loon en, via de sociale zekerheid, diegenen die (nog) geen werk hebben de nodige steun te verlenen. Vitaal in dit opzicht is tevens investeren in human resources. Onderwijs en scholing zullen direct moeten aansluiten op de behoeften van de arbeidsmarkt, levenslang leren en gerichte scholing voor werknemers zijn van groot belang. Benadrukt werd tevens dat flexibiliteit en zekerheid aan de orde zijn gedurende het gehele beroepsleven.

Met betrekking tot de specifieke groepen kwam naar voren dat gerichte en flexibele maatregelen nodig zijn. Voor jongeren om de overgang van jongeren van school naar werk te vergemakkelijken. En om de combinatie van arbeid en gezin mogelijk te maken. Voor ouderen zijn gerichte maatregelen nodig om die langer op de arbeidsmarkt te houden, bij voorbeeld via levenslang leren en aangepaste werkplekken.

Door Nederland werden enkele beleidsinitiatieven t.a.v. jongeren (leer-werkplicht) en ouderen (langer doorwerken) naar voren gebracht. Ook benadrukte Nederland het belang van participatiebevordering in de context van financiële houdbaarheid, arbeidsmarkttekorten en een ouder wordende bevolking. Het initiatief van de Commissie tot instelling van een Mission for flexicurity is van groot belang. Ook juichte Nederland het voorstel toe, gedaan door het VK, om in het vervolg een aantal specifieke onderwerpen te behandelen tijdens (Informele) Raden en daarvoor werkgroepen in het leven te roepen die over hun bevindingen terug rapporteren aan de Raad. Ten aanzien van flexicurity in algemenere zin benadrukte Nederland dat de Europese Commissie een taak heeft de lidstaten ook in het openbaar te wijzen op de urgentie van beleidsaanpassingen. Deze kunnen ook nodig zijn in een situatie van economische groei om te vermijden dat bij economische tegenspoed er hard moet worden ingegrepen.

Voorzitter sloot af met op te merken dat het woord voor wat de toepassing van de flexicurity beginselen nu aan de lidstaten is. Zij pleitte voor een geïntegreerd beleid met als elementen versterking van de sociale cohesie, betrokkenheid van sociale partners, nadruk op de kwaliteit van arbeid en vooral aandacht voor de posities van jongeren en ouderen.