College van Beroep voor het bedrijfsleven
rechtspraak
Verzoek kwijtschelding aanslag gemeentelijke belasting. Geen beroep op
de bestuursrechter en evenmin bij de belastingrechter. Burgerlijke
rechter bevoegd
Ten tijde van het instellen van het beroep was artikel 8:4, aanhef en
onder g, Awb nog van kracht. Volgens deze bepaling kan, voor zover
hier van belang, geen beroep worden ingesteld tegen een besluit
genomen op grond van een wettelijk voorschrift inzake belastingen.
Gelet hierop stond voor betrokkene niet de mogelijkheid van beroep
open bij de rechtbank. De Raad merkt vervolgens op dat de ten tijde
van het instellen van beroep voor het vaststellen van de competentie
van de bestuursrechter in belastingzaken eerstaangewezen rechterlijke
instantie zich evenmin bevoegd heeft geacht te oordelen over besluiten
inzake een kwijtscheldingsverzoek betreffende aanslagen van
gemeentelijke belastingen als hier in geding. De Raad verwijst in dit
verband naar de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 28 oktober
2004, LJN AR5033. Uit rechtsoverweging 2 van die uitspraak komt naar
voren dat de beslissing op een kwijtscheldingsverzoek geen voor
bezwaar en voor beroep bij de belastingrechter vatbare beschikking is
en dat de belanghebbende zich tot de burgerlijke rechter kan wenden
indien hij van oordeel is dat het krachtens de Invorderingswet 1990
vastgestelde kwijtscheldingsbeleid onjuist is toegepast. Dictum:
verklaart de rechtbank als bestuursrechter onbevoegd.
LJ Nummer:
BC3983
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 20 februari 2008