Antwoorden op de vragen van de Kamerleden Langkamp en Kant over het tekort aan kraamverzorgenden
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2828171
20 februari 2008
Antwoorden van minister Klink op kamervragen van de leden Langkamp en
Kant (beiden SP) aan de minster van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
over het tekort aan kraamverzorgenden.
Ingezonden 22 januari 2008 (2070808990)
Vraag 1.
Wat is uw reactie op de berichten over het tekort aan aan
kraamverzorgenden bij de zorginstelling Thuiszorg West Brabant? 1)
Antwoord 1.
De capaciteit van kraamzorg kan regionaal verschillen. Dit betekent
dat er in de ene regio tekorten kunnen zijn terwijl in een andere
regio juist weer een overschot is. Overigens wordt door
onderzoeksbureau NIVEL momenteel een monitor uitgevoerd naar de
arbeidsmarkt in de kraamzorg.
Vraag 2.
In welke andere regio's speelt deze problematiek nog meer?
Antwoord 2.
Uit de registratie van Regiomarge waarin de arbeidscapaciteit wordt
bijgehouden van de V&V sector blijkt dat er drie regio"s zijn die
extra aandacht vragen: Midden Brabant, Utrecht en Kennemerland. Dit
onder andere omdat in die regio's moeilijker is om her-intreders te
vinden.
Vraag 3.
Bent u bereid onderzoek te doen of landelijk de geïndiceerde uren
kraamzorg, waar mensen volgens het indicatieprotocol recht op hebben,
ook daadwerkelijk worden geleverd? Zo ja, wanneer? Zo neen, waarom
niet?
Antwoord 3.
Het op dit moment onderzoek uitzetten naar het uitvoeren van het
Landelijk Indicatie Protocol (LIP) vind ik voorbarig. Dit omdat pas
sinds 1 januari van dit jaar een extra uitbreiding van vijf uren in
het Landelijk Indicatie Protocol Kraamzorg (LIP) is ingevoerd. De
zorginstellingen en zorgverzekeraars hebben tijd nodig om deze
verandering in te voeren.
Vraag 4.
Kunt u garanderen dat alle geïndiceerde uren kraamzorg ook
daadwerkelijk geleverd worden door de zorgaanbieders? Zo neen, welke
maatregelen gaat u treffen om er voor te zorgen dat alle gezinnen de
uren zorg geleverd kunnen krijgen die nodig zijn?
Antwoord 4.
De veldpartijen zelf (aanbieders, verzekeraars, beroepsvereniging)
zijn de initiatiefnemers geweest om gezamenlijk te komen tot een
Landelijk Indicatie Protocol Kraamzorg. Dit tegen de achtergrond dat
er tot 2005 geen eenduidigheid was over de toewijzing van uren per
zwangere. Daarom is het Landelijk Indicatie Protocol Kraamzorg (LIP)
ingevoerd. Het LIP is in feite onderdeel van de aanspraak geworden. De
zorgverzekeraar heeft de zorgplicht voor de aanspraak. De NZa samen
met IGZ zien toe op de invulling van de aanspraak. Uit het veld van de
kraamzorg begrijp ik dat zorgverzekeraars en kraamzorgaanbieders in
staat zijn om de geïndiceerde uren te leveren. Maatregelen zijn
derhalve niet aan de orde.
Vraag 5.
Wat is de relatie met de zorgveiling en het tekort aan kraamzorg? Bent
u bereid onderzoek te laten doen naar de effecten op de kwaliteit van
het zorgaanbod en de werkgelegenheid in de kraamzorg van het invoeren
van een veilingssysteem in de kraamzorg? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 5.
Via zorgveiling kunnen aanbieders meedingen naar zorgvragen van
patiënten. De aanbieders bepalen zelf hoe hoog hun bod is. Dit bod
weerspiegelt ook de schaarsteverhoudingen in de sector. Als er
tekorten zijn zullen aanbieders een hoger tarief vragen om te voldoen
aan een bepaalde zorgvraag. Dit tarief kan echter niet boven het
maximumtarief uitkomen. In het tarief is expliciet rekening gehouden
met de vergoeding van bijvoorbeeld opleidingskosten, het tarief is
hiervoor dus dekkend. Als er voldoende capaciteit is zullen aanbieders
een lager tarief vragen omdat zij dan moeten concurreren om de
zorgvraag van de patiënt. Er is dan echter geen sprake van een tekort
aan kraamverzorgenden.
De introductie van zorgveiling heeft tot een betere toegankelijkheid
van de zorg geleid (en dus minder tekorten), omdat het voor nieuwe
toetreders makkelijker is om kraamzorg aan te bieden. In het verleden
werden vooral contracten gesloten met de grote aanbieders en hadden de
kleinere aanbieders minder kansen. De Inspectie voor de
Gezondheidszorg ziet toe op de kwaliteit van de geleverde zorg.
Aanbieders moeten aan de minimum eisen voldoen die door de IGZ gesteld
zijn.
Dit jaar zal de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een onderzoek doen
naar de kraamzorg. Daarbij zal zij stilstaan bij de vraag of deze
sector aan de juiste condities voldoet voor vrije prijsvorming. Een
goede borging van het algemene consumentenbelang staat centraal bij
deze vraag. In dit onderzoek wordt onder andere gekeken naar de
borging van kwaliteit op deze markt en of er voldoende aanbieders
opereren. De ervaringen met de kraamzorgveiling worden in dit
onderzoek meegenomen. De resultaten van dit onderzoek zullen in de
tweede helft van 2008 gepubliceerd worden.
Vraag 6.
Wat is de maximumprijs die gehanteerd wordt bij de zorgveiling?
Antwoord 6.
In 2008 geldt een maximumtarief van EUR 39,40 per uur kraamzorg, zoals
vastgesteld door de NZa met tariefbeschikking 210-2008-1.
Vraag 7.
Werkt de zorgveiling met een minimumprijs? Zo ja, hoe hoog is deze? Zo
neen, waarom niet?
Antwoord 7.
De zorgveiling werkt niet met een minimumprijs. De reden hiervan is
dat de maximumprijs als uitgangspunt (startprijs) wordt genomen. Dit
om budgettaire gevolgen te beperken en bij schaarste op de markt van
aanbod en/of kennis de kostprijs te beschermen voor extreme stijging.
De aanbieder kan zelf het best inschatten welke prijs hij voor een
bepaalde behandeling wil vragen onder het maximumtarief. De
tariefbeschikking van de NZa kent geen minimumprijs omdat er voldoende
vertrouwen "in de markt" is dat reële prijzen worden afgesproken bij
contracteren. Een risico bij het vaststellen van een minimumtarief is
dat dit als vaste norm wordt gehanteerd door zorgverzekeraars met als
gevolg dat het innovatie en zorgverbetering remt. Indien er sprake is
van minimumtarieven voor verzorgingen die zijn toegewezen via de
zorgveiling dan vindt dat plaats buiten het systeem om en op
initiatief en onder verantwoordelijkheid van de betreffende
zorgverzekeraar.
Vraag 8.
Dekken alle tarieven die op de zorgveiling gebruikt worden de
kostprijs van zorgaanbieders?
Zo ja, welke kosten worden zorgaanbieders geacht te betalen? Zo neen,
welke maatregelen gaat u treffen om er voor zorg te dragen dat
kraamzorgaanbieders extra personeel kunnen opleiden?
Antwoord 8.
Het is mogelijk dat ook onder de kostprijs biedingen plaatsvinden,
maar dit is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieders zelf. Als
aanbieders over teveel capaciteit beschikken kan het voor hen gunstig
zijn om een prijs onder hun totale kosten te rekenen om in ieder geval
een deel van de vaste kosten terug te verdienen. Het maximum uurtarief
is een integraal tarief, waaruit ook de kosten voor opleidingen
betaald dienen te worden. Er worden momenteel regionaal afspraken
gemaakt tussen aanbieders en verzekeraars over voldoende arbeidsmarkt
capaciteit. Ik ben dan ook niet van plan om maatregelen te treffen om
extra personeel op te leiden. Overigens heb ik van kraamzorgaanbieders
begrepen dat er weer meer wordt opgeleid en dat kraamzorgaanbieders
dit tot speerpunt van hun beleid hebben benoemd.
Vraag 9.
Kunt u deze vragen voor het algemeen overleg op 31 januari a.s. over
eerstelijnszorg beantwoorden? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 9.
Nee, omdat ik bij enkele antwoorden de NZa betrek.
1)
http://www.bndestem.nl/bergenopzoom/2434969/Thuiszorg-WBR-heeft-tekort
-aan-kraamhulp.ece